Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

15 APRIL 1977. - Koninklijk besluit ter uitvoering van de wet betreffende de uitoefening van de visserij op de Noord-Atlantische Oceaan. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-06-1977 en tekstbijwerking tot 16-07-1999)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Identificatieregelen.
Art. 3-8
HOOFDSTUK III. - Toezicht.
Art. 9-13
HOOFDSTUK IV. - Eindbepalingen.
Art. 14-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1999014145 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  "Vissersvaartuig": elk vissersvaartuig zoals omschreven in artikel 1 van het Internationaal Verdrag;
  "Vaartuig": elk vaartuig zoals omschreven in artikel 1 van het Internationaal Verdrag;
  "Internationaal Verdrag": het Internationaal Verdrag inzake de uitoefening van de visserij in de Noord-Atlantische Oceaan, en zijn Bijlagen, opgemaakt te Londen op 1 juni 1967 en goedgekeurd bij de wet van 9 juli 1970.

Art.2. § 1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de Belgische vaartuigen in de wateren van de Atlantische Oceaan, van de Noordelijke Ijszee en van de belendende zeeën welke in Bijlage I van het Internationaal Verdrag zijn omschreven en ongeacht of ze zich in volle zee bevinden dan wel in de Belgische territoriale zee.
  § 2. Met uitzondering van de artikelen 3 tot 6 zijn de bepalingen van dit besluit eveneens van toepassing op de buitenlandse vaartuigen die zich in de Belgische territoriale zee bevinden.

HOOFDSTUK II. - Identificatieregelen.
Art.3. (opgeheven) <KB 1996-04-04/35, art. 60, 002; Inwerkingtreding : 11-05-1996> (NOTA : Dit artikel is gewijzigd na zijn opheffing bij <KB 1999-05-03/88, art. 17, Inwerkingtreding : 01-04-1999>)

Art.4. (opgeheven) <KB 1996-04-04/35, art. 60, 002; Inwerkingtreding : 11-05-1996> (NOTA : Dit artikel is gewijzigd na zijn opheffing bij <KB 1999-05-03/88, art. 17, Inwerkingtreding : 01-04-1999>)

Art.5. (opgeheven) <KB 1996-04-04/35, art. 60, 002; Inwerkingtreding : 11-05-1996>

Art.6. (opgeheven) <KB 1996-04-04/35, art. 60, 002; Inwerkingtreding : 11-05-1996>

Art.7. (opgeheven) <KB 1996-04-04/35, art. 60, 002; Inwerkingtreding : 11-05-1996>

Art.8. Regel 2, 1 tot 3, van Bijlage III van het Internationaal Verdrag is niet toepasselijk op vissersvaartuigen waarvan de lengte over alles minder dan 19,80 m bedraagt en die de visserij uitoefenen in de Belgische territoriale zee.

HOOFDSTUK III. - Toezicht.
Art.9. § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, worden de inbreuken op de bepalingen van het Internationaal Verdrag en van dit besluit opgespoord en vastgesteld door de gezagvoerders van de Belgische visserijwachtschepen en door (de daartoe aangeduide ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole). <KB 1999-05-03/88, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
  Hun processen-verbaal gelden tot het tegenbewijs wordt geleverd.
  Indien een vastgestelde inbreuk schade aan een vaartuig of zijn vistuig heeft medegebracht, vermeldt het proces-verbaal de oorzaak en de omvang van deze schade en, indien mogelijk, bij benadering het bedrag ervan.
  § 2. 1 a) Het proces-verbaal opgesteld door de gezagvoerders van een Belgisch visserijwachtschip ten laste van een Belgisch vaartuig of ten laste van een buitenlands vaartuig dat een overtreding heeft begaan in de Belgische territoriale zee, wordt, door bemiddeling van (de daartoe aangeduide ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole), in minuut toegezonden aan de Procureur des Konings van de bevoegde rechtbank. <KB 1999-05-03/88, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
  b) Een uitgifte van het door de gezagvoerder van het Belgisch visserijwachtschip of door (de daartoe aangeduide ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole) opgemaakt proces-verbaal wordt ter plaatse aan de betrokken partij of aan ieder der betrokken partijen overhandigd. Bovendien wordt door bemiddeling van (de daartoe aangeduide ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole) één voor eensluidend verklaard afschrift gezonden aan het Bestuur van het Zeewezen en van de Binnenvaart en, indien het een Belgisch vissersvaartuig betreft, één aan de Rijkscommissaris van de Onderzoeksraad voor de Zeevaart. <KB 1999-05-03/88, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
  2. a) Het proces-verbaal opgesteld door de gezagvoerder van een Belgisch visserijwachtschip ten laste van een buitenlands vaartuig dat een overtreding heeft begaan buiten de Belgische territoriale zee, wordt, door bemiddeling van (de daartoe aangeduide ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole), verzonden aan het Bestuur van het Zeewezen en van de Binnenvaart. <KB 1999-05-03/88, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
  b) Aan de betrokken partij of aan ieder der betrokken partijen wordt ter plaatse een uitgifte van het proces-verbaal overhandigd.
  § 3. Telkens wanneer de gezagvoerders van Belgische visserijwachtschepen of (de daartoe aangeduide ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole) aan boord van vissersvaartuigen of vaartuigen gaan ten einde de toepassing van het Internationaal Verdrag en van dit besluit te verzekeren, moeten zij hierover rapport uitbrengen. Desgevallend wordt bij het rapport het in § 1 vermeld proces-verbaal van overtreding toegevoegd. <KB 1999-05-03/88, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
  Dit geldt eveneens indien de bevoegde overheid bevel heeft gegeven te stoppen doch niet aan boord is gegaan.
  § 4. Twee voor eensluidend verklaarde afschriften van het rapport bedoeld in § 3 worden, door bemiddeling van (de daartoe aangeduide ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole) van de kust, aan het Bestuur van het Zeewezen en van de Binnenvaart overgemaakt. <KB 1999-05-03/88, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
  § 5. Ten overstaan van buitenlandse vaartuigen oefenen de gezagvoerders van Belgische visserijwachtschepen en (de daartoe aangeduide ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole) de bij dit artikel opgelegde taken uit overeenkomstig artikel 9 (4) tot (8) en (12) alsmede Bijlage VI van het Internationaal Verdrag. <KB 1999-05-03/88, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-04-1999>

Art.10. Het model van het proces-verbaal en rapport vermeld in artikel 9 zijn respectievelijk als Bijlage I en Bijlage II aan dit besluit gehecht.

Art.11. § 1. De gezagvoerders van Belgische visserijwachtschepen of (de daartoe aangeduide ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole) mogen aanbieden de in een schadegeval op zee betrokken partijen ter plaatse te verzoenen, en mits deze daarmee instemmen, hen helpen om tot een regeling te komen. <KB 1999-05-03/88, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
  Zij stellen, op verzoek van de betrokken partijen een akte op waaruit de termen van de getroffen regeling blijken. Deze akte wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als er betrokken partijen zijn en elke akte vermeldt het aantal exemplaren. De opsteller en de betrokken partijen ondertekenen deze stukken.
  § 2. Benevens de maatregelen voorzien in artikelen 9, § 1 en 11, § 1, nemen de gezagvoerders van Belgische visserijwachtschepen en (de daartoe aangeduide ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole) de nodige maatregelen om de toepassing en de naleving van het Internationaal Verdrag te verzekeren. <KB 1999-05-03/88, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-04-1999>

Art.12. De bevoegde functionarissen van buitenlandse Staten die partij zijn bij het Internationaal Verdrag, kunnen binnen de perken door dit Verdrag gesteld, de inbreuken welke door Belgische vaartuigen op de bepalingen van het Internationaal Verdrag worden gepleegd, opsporen en vaststellen, een onderzoek instellen naar de uit die inbreuken voortvloeiende schade en deze vaststellen.
  De processen-verbaal of rapporten, opgemaakt door de bevoegde buitenlandse functionarissen, gelden tot het tegenbewijs wordt geleverd; bewijskracht ervan mag echter niet groter zijn dan die welke zij hebben in de landen waartoe die functionarissen behoren.

Art.13. Vaartuigen aan boord waarvan zich de officieren of ambtenaren bevinden die het krachtens artikelen 9 en 11 voorgeschreven toezicht uitoefenen, voeren een bijzondere wimpel waarvan het model in Bijlage III is bepaald. Bovendien moeten de officieren of ambtenaren drager zijn van een identiteitsbewijs naar het model bepaald in Bijlage IV. Dit identiteitsbewijs wordt hen afgeleverd door de Minister die het Bestuur van het Zeewezen en van de Binnenvaart in zijn bevoegdheid heeft of diens afgevaardigde.

HOOFDSTUK IV. - Eindbepalingen.
Art.14. Worden opgeheven:
  1° het koninklijk besluit van 21 maart 1884 waarbij de waterschouten belast worden met de inschrijving van de Belgische vissersvaartuigen;
  2° het koninklijk besluit van 10 januari 1888, waarbij het gebruik, met een geoorloofd doel, wordt toegestaan van een dreg volgens voorgeschreven model, aan boord der vissersvaartuigen.

Art. 15. Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Landbouw en Onze Minister van Verkeerswezen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.