Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

14 APRIL 1977. - Koninklijk besluit betreffende de stoffelijke lengtematen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-12-1990 en tekstbijwerking tot 24-06-2014)



Inhoudstafel:


Art. 1-13
BIJLAGEN
Art. N, 1N, 2N, 3N, 4N, 5N, 6N, 7N, 8N, 9N, 10N, 11N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2014011350 



Artikels:

Artikel 1. Zijn onderworpen aan modelgoedkeuring en eerste ijk, de stoffelijke lengtematen gedefinieerd in het aan dit besluit gevoegd reglement, al of niet bestemd voor gebruik in het economisch verkeer, met uitzondering van deze in artikel 3 vernoemd.
  Bovendien zijn de lengtematen gebruikt in de gevallen voorzien bij artikel 12, § 1 van de wet van 16 juni 1970 onderworpen aan een vierjaarlijkse herijk.

Art.2. Om de modelgoedkeuring te kunnen bekomen en de aanvaardingsmerken bij de ijk en de technische controle te kunnen ontvangen, moeten de lengtematen voldoen aan de metrologische en technische voorschriften bepaald in het bij dit besluit gevoegde reglement.
  Deze voorschriften zijn eveneens van toepassing voor de EEG-modelgoedkeuring en de eerste EEG-ijk.

Art.3. Vallen niet onder de toepassing van dit besluit, de standaard- en controle-maten waarvoor een officieel kalibratiecertificaat werd afgeleverd, de maten van speciale uitvoering voor medisch en paramedisch gebruik, de teken- en traceerlatten en -regels, de meetlinten die in de naaiambachten worden gebruikt, evenals de fantasie-artikelen en andere bijzondere maten die als dusdanig door de Metrologische Dienst zijn erkend.

Art.4. De fantasie-artikelen en andere bijzondere maten in artikel 3 bedoeld mogen slechts ongeijkt verkocht of als premie gegeven worden wanneer zij het in artikel 13, § 2 van de wet van 16 juni 1970 voorziene en in artikel 22 van het koninklijk besluit van 20 december 1972 voor de algemene uitvoering van die wet beschreven teken dragen, indien het om uitvoeringen gaat die verwarring kunnen verwekken ten opzichte van maten die normaal aan ijkverplichting zijn onderworpen.

Art.5. De lengtematen die, buiten een schaalverdeling in SI-eenheden, een verdeling in andere eenheden dragen, worden, tot een door de Minister die de Metrologische Dienst in zijn bevoegdheid heeft nader te bepalen datum, nog voor modelgoedkeuring en ijking aanvaard.
  De aangebrachte ijkmerken waarborgen voor zulke lengtematen de schaalverdeling in andere dan de SI-eenheden niet.
  Evenwel kunnen deze lengtematen niet in aanmerking komen voor EEG-modelgoedkeuring, noch voor eerste EEG-ijk.

Art.6. In toepassing van artikel 13, § 3 van de wet van 16 juni 1970, is de verkoop, het tentoonstellen of het te koop stellen, het voorhanden houden met het doel ze te verkopen, het verhuren of het geven als premie van lengtematen zoals bedoeld in artikel 1, verboden indien deze lengtematen niet vooraf werden geijkt.

Art.7.<KB 1990-11-09/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1991> Het bedrag van de vergoedingen bedoeld in de artikelen 23 en 30 van de wet van 16 juni 1970 wordt vastgesteld als volgt :
  I. Modelgoedkeuring :
  I.A. Originele modelgoedkeuring :
  - Nauwkeurigheidsklasse I :
  12 000 F + 750 F per voor onderzoek aangeboden decameter of deel daarvan boven de eerste decameter (de verschillende nominale lengten worden samengeteld).
  - Nauwkeurigheidsklassen II en III :
  10 000 F + 500 F per voor onderzoek aangeboden decameter of deel daarvan boven de eerste decameter (de verschillende nominale lengten worden samengeteld).
  I.B. Varianten, bijvoegingen, wijzigingen aan een modelgoedkeuring, evenals verlenging van de geldigheidsduur van een bestaande modelgoedkeuring :
  2 500 F + 750 F (voor klasse I) of 500 F (voor klassen II en III) per voor onderzoek aangeboden decameter of deel daarvan boven de eerste decameter (de verschillende nominale lengten worden samengeteld).
  II. Eerste ijk, herijk en technische controle op verzoek :
  II.A. Tarieven per lengtemaat :
  - Nominale lengte tot 3 m inbegrepen :
  - statistische attributenkeuring : 5 F voor de klasse III en 10 F voor de klasse II;
  - individuele ijk : 10 F voor de klasse III en 20 F voor de klassen I en II.
  - Nominale lengte 4 m en meer : bedrag gelijk aan het produkt van de nominale lengte in meters vermenigvuldigd met 4 F, met een minimum van 20 F per lengtemaat.
  II.B. Toepassingsmodaliteiten :
  - Bij de individuele ijk wordt voor een afgekeurde lengtemaat een zelfde ijkloon aangerekend als voor een goedgekeurde lengtemaat.
  - Wanneer bij de eerste ijk de statistische attributenkeuring toegepast wordt en de partij lengtematen hierbij wordt afgekeurd, wordt het ijkloon vastgesteld op 40 % van het bedrag dat zou verschuldigd zijn indien de partij goedgekeurd was. Er is opnieuw ijkloon verschuldigd wanneer dezelfde lengtematen achteraf opnieuw voor de eerste ijk worden aangeboden.
  - Wanneer een ijkzitting, waarvan de datum werd voorzien in overleg met de aanvrager of acht dagen op voorhand werd vastgesteld, niet kan plaats grijpen door de fout van de aanvrager, is een ijkloon verschuldigd gelijk aan 40 % van het normaal verschuldigd ijkloon, met een maximum van 5 000 F.
  Geen ijkloon is verschuldigd wanneer de Algemene Inspectie van de Metrologie ten minste drie werkdagen voorafgaand aan de dag van de voorziene ijkzitting is verwittigd van het niet-plaatshebben van de ijkzitting.
  III. [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2014-05-22/19, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2014>

Art.8. Gedurende een periode van één jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, kan een aanvrager van een modelgoedkeuring deze nog bekomen op grond van de vorige technische voorschriften.

Art.9. Gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, kunnen de rechthebbenden van modelgoedkeuringen afgeleverd overeenkomstig artikel 8 of vóór het in werking treden van dit besluit, nog de eerste ijk bekomen op grond van de vorige technische voorschriften.

Art.10. De geijkte lengtematen die in gebruik zijn en onderworpen zijn aan de herijk, mogen in gebruik blijven voorzover hun miswijzingen de waarden niet overschrijden van de in de bij dit besluit gevoegd reglement bepaalde maximaal toelaatbare fouten, en dat zij geen andere gebreken vertonen die ze voor hun gebruik ongeschikt maken.

Art.11. De lengtematen met nominale lengte van 5 m en meer, bij de fabrikanten en importeurs in voorraad op de datum van inwerkingtreden van dit besluit, moeten het voorwerp uitmaken van een aangifte bij de Metrologische Dienst, volgens door deze Dienst bepaalde modaliteiten.
  Indien deze maten voor modelgoedkeuring en ijking in aanmerking kunnen komen, dienen zij, overeenkomstig dit besluit en, het er bijgevoegd reglement, geregulariseerd te worden.
  In tegengesteld geval, wordt hun verkoop zonder ijking toegestaan binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreden van dit besluit, mits aanbrenging van het in artikel 4 van dit besluit bedoelde merk, uitgevoerd door een ijkagent. Het gebruik van deze maten in het geval voorzien bij artikel 12, § 1, van de wet van 16 juni 1970 is verboden.

Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1977.

Art.13. Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN
Art. N. Reglement gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 april 1977 betreffende de stoffelijke lengtematen.

Artikel 1N. Definities.
   1.1. Stoffelijke lengtematen, hierna lengtematen genoemd, zijn meet-middelen die merktekens bevatten welke zijn aangebracht op afstanden die in wettelijke eenheden zijn uitgedrukt.
  1.2. De nominale lengte van een lengtemaat is de lengte waarmede deze maat wordt gekenmerkt.
  1.3. De hoofdmerktekens zijn de twee merktekens waarvan de afstand de "nominale lengte" van de maat bepaalt.
  1.4. De schaalverdeling van de maat wordt gevormd door de hoofdmerktekens en de overige merktekens.
  1.5. Een lengtemaat wordt genoemd :
  1.5.1. _ eindmaat, wanneer de hoofdmerktekens uit twee vlakken bestaan;
  1.5.2. _ streepmaat, wanneer de hoofdmerktekens uit twee strepen, gaten of merktekens bestaan;
  1.5.3. _ streep-eindmaat, wanneer een van de hoofdmerktekens een vlak en het andere een streep, gat of merkteken is.

Art. 2N. Materiaal.
  De lengtematen en hun hulpinrichtingen dienen te zijn samengesteld uit voor het doel geschikte materialen die voldoende duurzaam en lengtebestendig zijn en genoegzaam weerstand bieden tegen klimatische invloeden onder normale gebruiksomstandigheden.
  De eigenschappen van de gebruikte materialen moeten zodanig zijn dat :
  (2.1. bij normaal gebruik de lengteveranderingen bij temperatuurafwijkingen van plus of min 8° C ten opzichte van de referentietemperatuur niet groter zijn dan de maximaal toelaatbare fouten;) <KB 18-12-1985, art. 1>
  2.2. bij lengtematen die moeten worden gebruikt onder een bepaalde trekkracht, een verandering van 10 pct. in plus of min van deze kracht geen lengteverandering veroorzaakt die groter is dan de maximaal toelaatbare fout.

Art. 3N. Constructie.
  3.1. De lengtematen en hun hulpinrichtingen moeten van een degelijke en stevige constructie zijn en zorgvuldig zijn afgewerkt.
  3.2. De dwarsdoorsnede van de lengtematen moet van zodanige afmetingen en vorm zijn dat bij normaal gebruik kan worden gemeten met de nauwkeurigheid die voor de nauwkeurigheidsklasse waartoe de betrokken lengtematen behoren is voorgeschreven.
  3.3. De uiteinden van de eindmaten moeten vlak zijn. Deze eindvlakken, evenals de deelstrepen dienen loodrecht te staan op de lengte-as van de maat.
  3.4. De eindvlakken van eindmaten of streep-eindmaten, vervaardigd uit hout of een ander materiaal met een slijtvastheid die gelijk is aan of kleiner dan die van hout, moeten gevormd zijn door een schoen of een ander beslag van voldoende slijt- en stootvastheid, op deugdelijke wijze aan de maat bevestigd.
  3.5. Hulpinrichtingen, zoals één of meer vaste of verschuifbare haken, alsmede ringen, grepen, plaatjes, stiften, spieën, oprolinrichtingen, noniussen, die het gebruik van de lengtemaat vergemakkelijken en de toepassing ervan verruimen, zijn toelaatbaar mits zij geen aanleiding tot verwarring kunnen geven. Zij moeten op zodanige wijze zijn uitgevoerd en aangebracht dat bij een normaal gebruik de meetonzekerheid daardoor praktisch niet toeneemt.
  (3.6. Meetbanden moeten zodanig zijn uitgevoerd dat, wanneer de band op een plat vlak wordt uitgelegd, de randen daarvan nagenoeg rechtlijnig en onderling evenwijdig zijn.) <KB 16-07-1979, art. 1, I>.
  3.7. Oprolinrichtingen van meetbanden moeten zodanig zijn uitgevoerd dat zij geen blijvende vervorming van de band veroorzaken.

Art. 4N. Verdeling en becijfering.
  (4.1. Op de lengtematen moeten over de nominale meetlengte duidelijke, gelijkmatige en onuitwisbare merktekens en becijferingen zijn aangebracht en zodanig zijn uitgevoerd dat zij een betrouwbare, gemakkelijke en ondubbelzinnige aflezing mogelijk maken. Enkel niet-becijferde merktekens, met een maximum dat gelijk is aan het aantal merktekens tussen twee opeenvolgende becijferde tekens op de maat, mogen echter zijn aangebracht voorbij het eindhoofdmerkteken.) <KB 16-07-1979, art. 1, II>.
  4.2. De waarde van een schaaldeel moet de vorm 1.10n, 2.10n of 5.10n meter hebben waarin de n een positief of negatief geheel getal of nul is.
  Zij mag ten hoogste gelijk zijn aan :
  _ 1 cm bij lengtematen met een nominale meetlengte kleiner dan of gelijk aan 2 m,
  _ 10 cm indien de nominale meetlengte groter is dan 2 m en kleiner dan 10 m,
  _ 20 cm indien de nominale meetlengte gelijk is aan of groter dan 10 m en kleiner dan 50 m,
  _ 50 cm indien de nominale meetlengte gelijk is aan of groter dan 50 m.
  Deze waarden mogen evenwel voor specifieke toepassingen worden overschreden, mits zulks bij de aanvraag om modelgoedkeuring wordt gewettigd en op de lengtemaat het specifieke gebruiksdoel waarvoor zij bestemd is, wordt vermeld.
  4.3. Wanneer de merktekens uit strepen bestaan, moeten deze rechtlijnig zijn, loodrecht op de lengteas van de lengtemaat staan en alle over hun gehele lengte even breed zijn. De lengte van de deelstrepen moet in verhouding zijn tot hun overeenkomstige waarden in de schaalverdeling. De deelstrepen moeten zodanig zijn aangebracht dat zij een duidelijke schaal vormen en dat hun breedte geen meetonzekerheid veroorzaakt.
  4.4. Sommige gedeelten van de schaalverdeling, met name die aan de uiteinden, kunnen zijn onderverdeeld in decimale delen van het voor het geheel van de lengtemaat gebezigde schaaldeel. De strepen mogen in dat geval voor de zones met kleinere schaaldelen smaller zijn dan die van het overige gedeelte van de lengtemaat.
  4.5. De merktekens mogen ook bestaan uit gaten indien de waarde van het schaaldeel gelijk is aan of groter dan 1 cm, of uit andere deelmerken, indien de waarde van het schaaldeel gelijk is aan of groter dan 1 dm, mits een voldoend nauwkeurige aflezing gewaarborgd blijft, rekening houdend met de nauwkeurigheidsklasse waartoe de lengtemaat behoort.
  4.6. De becijfering mag doorlopend of herhalend zijn. In het sub. 4.4. bedoelde geval mag de becijfering van de gedeelten met een kleiner schaaldeel afwijken van die van het overige gedeelte van de lengtemaat. De cijfers moeten wat hun plaats, grootte, vorm, kleur en contrast betreft, zijn aangepast aan de desbetreffende schaalverdeling en deelmerken.
  Ongeacht de sub 4.2. vastgestelde waarde van het schaaldeel moeten de deelstrepen zijn becijferd per meter, decimeter, centimeter of millimeter, zonder aanduiding van het overeenkomstig symbool.
  Het aantal becijferde deelstrepen moet zodanig zijn dat de aflezing ondubbelzinnig weze.
  Wanneer de eenheid van becijfering verschillend is van de meter, mogen de deelstrepen voor de meters toch in meters zijn becijferd. De cijfers bij de meters worden dan gevolgd door het symbool "m".Op dezelfde wijze mag bovendien vóór de becijfering van de andere becijferde deelstrepen het aantal voorafgaande meters worden aangegeven.
  Is het schaaldeel van een uit strepen bestaande schaalverdeling van de vorm 2.10n en bedraagt dit schaaldeel ten minste 2 cm, dan moeten alle deelstrepen becijferd zijn.
  4.7. Bij lengtematen waarop meer dan één schaalverdeling voorkomt, mogen de schaaldelen verschillend zijn en de becijferingen in dezelfde of in tegengestelde richting verlopen.

Art. 5N. Nominale lengte.
  (5.1. De nominale lengte van de lengtematen moet een der volgende waarden hebben : 0,5 _ 1 _ 1,5 _ 2 _ 3 _ 4 _ 5 _ 6 _ 7 _ 8 _ 9 meter of een geheel veelvoud van 5 meter.) <KB 16-07-1979, art. 1, III>.
  5.2. Evenwel kunnen andere waarden worden toegestaan voor specifieke toepassingen, mits bij de aanvraag om modelgoedkeuring de noodzaak van het gebruik van een dergelijke lengtemaat wordt aangetoond en het specifieke gebruiksdoel op zulke maten wordt vermeld.
  5.3. Bepaalde nominale lengten volgens punt 5.1. zijn niet toegestaan voor de lengtematen bedoeld sub 9.4.2.

Art. 6N. Opschriften.
  6.1. Op de lengtematen moeten de volgende opschriften zijn aangebracht :
  6.1.1. Verplichte opschriften in alle gevallen :
  6.1.1.1. de nominale lengte;
  6.1.1.2. de identificatie van de fabrikant of zijn firmanaam;
  6.1.1.3. de aanduiding van de nauwkeurigheidsklasse : I, II of III;
  6.1.1.4. het modelgoedkeuringsteken bij EEG-goedkeuring.
  6.1.2. Verplichte opschriften in bepaalde gevallen :
  6.1.2.1. de referentietemperatuur indien deze verschilt van 20° C;
  6.1.2.2. de trekkracht;
  6.1.2.3. het specifieke gebruik waarvoor de lengtemaat is bestemd in de gevallen die worden bedoeld sub 4.2. en 5.2.
  6.2. Nominale lengte, trekkracht en temperatuur worden uitgedrukt in wettelijke meeteenheden of in een van hun decimale veelvouden of delen, gevolgd door het overeenkomstig wettelijk symbool.
  6.3. Al deze opschriften moeten zichtbaar en leesbaar nabij het begin van de lengtemaat zijn aangebracht.(Evenwel mogen sommige van deze opschriften op een van de lengtemaat niet-afneembaar gedeelte worden aangebracht. In dit geval wordt in het certificaat van modelgoedkeuring de plaats van deze opschriften aangegeven.
  Indien het bovendien wegens de breedte van de lengtemaat niet mogelijk is het EEG-modelgoedkeuringsteken leesbaar aan te brengen in de vorm voorgeschreven onder punt 2 van artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 december 1972 voor de algemene uitvoering van de wet van 16 juni 1970, mag dit teken in de vorm van onderstaande merken worden aangebracht en wel in de aangegeven volgorde :
  _ de gestileerde letter e (epsiloon).
  _ de kenletter(s) van de Lid-Staat die de EEG-modelgoedkeuring heeft verleend;
  _ de laatste twee cijfers van het jaar van de EEG-modelgoedkeuring;
  _ het kencijfer van de EEG-modelgoedkeuring.) <K.B. 16-07-1979, art. 1, IV>.
  6.4. Eventueel kan, uitsluitend onder verantwoordelijkheid van de fabricant, de lineaire uitzettingscoëfficiënt van het materiaal waaruit de lengtemaat is vervaardigd, worden aangegeven in de vorm = ...
  6.5. Voorts mag iedere andere aanduiding van niet-metrologische aard, die bij andere wettelijke bepalingen is voorgeschreven of door de bevoegde nationale autoriteit van de bestemmingslanden is toegestaan, op de lengtematen worden aangebracht.
  6.6. Indien de verplichte opschriften niet in symbolen of code zijn, moeten zij zijn uitgedrukt in de officiële talen van de Lid-Staten waarvoor zij zijn bestemd.
  6.7. Reclame-opschriften mogen op een lengtemaat zijn aangebracht mits de plaats ervan voldoet aan het bepaalde in punt 6.8.
  6.8. De opschriften, met inbegrip van de reclame-opschriften, dienen zodanig te zijn aangebracht dat het gebruik van het meetmiddel als lengtemaat daardoor in genen dele wordt belemmerd. De verplichte opschriften, met uitzondering van het EEG-modelgoedkeuringsteken, alsmede de plaats voor de reclame-opschriften moeten zijn aangegeven op het voor de EEG modelgoedkeuring aangeboden model.

Art. 7N.Maximaal toelaatbare fouten.
  De in dit reglement omschreven lengtematen zijn volgens hun nauwkeurigheidsgraad ingedeeld in drie klassen, aangeduid met de cijfers I, II en III.
  7.1. De maximaal toelaatbare fout, in plus of min
  a) van de nominale lengte, en
  b) van elke andere afstand tussen twee willekeurige nietopeenvolgende merktekens wordt in mm uitgedrukt als functie van de beschouwde lengte door de formule a + bL, waarin :
  _ L de naar boven op het gehele aantal meters afgeronde waarde van de beschouwde lengte is,
  _ a en b coëfficiënten zijn die voor elke nauwkeurigheidsklasse in de volgende tabel zijn vastgesteld :


Nauwkeurigheidsklasseab
I0,10,1
II0,30,2
III0,60,4

  (7.2.7.2.1. De maximaal toelaatbare fout in plus of min van lengte i van de schaaldelen met een waarde van ten hoogste 1 cm is voor elke nauwkeurigheidsklasse in onderstaande tabel vastgesteld :


<td colspan="4" valign="top">Maximaal toelaatbare fout in millimeter per nauwkeurigheidsklasse
Lengte i van het beschouwde schaaldeel
 IIIIII 
i < of = 1 mm0,10,20,3 
1 mm < of = i
   i < of =1 cm
0,20,40,6

  Ten aanzien van de lengte van schaaldelen met een waarde van meer dan 1 cm, wordt de maximaal toelaatbare fout uitgedrukt als functie van de lengte van het schaaldeel in de formule (a + bL) mm, waarin de waarden van de coëfficiënten a en b gelijk zijn aan die welke in punt 7.1. zijn vermeld en L de naar boven tot een geheel getal afgeronde waarde in meter van de beschouwde lengte voorstelt.
  7.2.2. Het maximaal toelaatbare verschil tussen de lengten i van twee opeenvolgende schaaldelen, met een waarde van ten hoogste 1 cm, is voor elke nauwkeurigheidsklasse in onderstaande tabel vastgesteld :


<td colspan="4" valign="top">Maximaal toelaatbaar verschil in millimeter per nauwkeurigheidsklasse
Lente i van het schaaldeel
 IIIIII 
i < of = 1 mm0,10,20,3 
1 mm < i
  i < of = 1 cm
0,20,40,6

  Ten aanzien van de lengte van schaaldelen met een waarde van meer dan 1 cm, wordt het maximaal toelaatbare verschil tussen de lengten i van twee opeenvolgende schaaldelen uitgedrukt als functie van de lengte van de schaaldelen in de formule (a + bL) mm, zoals vastgesteld in punt 7.2.1.) <KB 16-07-1979, art. 1, VII>.
  (7.3. Bij een eindmaat of een streepeindmaat wordt de maximaal toelaatbare fout in plus of min van de lengte van het eindschaaldeel, begrensd door een vlak, vergroot met :
  _ 0,1 mm voor lengtematen van klasse I
  _ 0,2 mm voor lengtematen van klasse II
  _ 0,3 mm voor lengtematen van klasse III
  Bovendien zijn de bepalingen van de punten 7.1 en 7.2.2. niet van toepassing :
  _ als een der twee niet-opeenvolgende merktekens, waarvan sprake in punt 7.1 b) een vlak is, en
  _ als een der twee opeenvolgende schaaldelen, waarvan sprake in punt 7.2.2., een eindschaaldeel is, begrensd door een vlak.) <KB 16-07-1979, art. 1, VII>.
  (7.4. De maximaal toelaatbare fout bij het gebruik is gelijk aan het dubbele van de bij de eerste ijk maximaal toelaatbare fout.) <KB 18-12-1985, art. 1>
  7.5. De maximaal toelaatbare fouten gelden onder volgende referentievoorwaarden :
  7.5.1. De referentietemperatuur bedraagt normaal 20° C. Voor bepaalde sub 9 omschreven lengtematen mag echter bij wijze van uitzondering een andere referentietemperatuur worden aangenomen.
  7.5.2. Lengtematen waarvoor sub 9 een trekkracht is vastgesteld worden, tijdens de proeven op een horizontaal vlak en gespannen met de op de maat vermelde trekkracht, over de gehele lengte vrijwel zonder wrijving ondersteund.

Art. 8N.(Merken van de eerste ijk.
  8.1. Nabij het begin van de lengtemaat moet op de lengtemaat zelf of op een niet afneembare neveninrichting een plaats zijn voorzien voor het aanbrengen van de merktekens van de eerste ijk.
  8.2. Deze merktekens moeten worden aangebracht overeenkomstig de voorschriften van artikel 25 van het koninklijk besluit van 20 december 1972 houdende gedeeltelijke inwerkingtreding van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, en tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten van hoofdstuk II van deze wet, over de meetwerktuigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 december 1983.
  8.3. In afwijking van de voorschriften van punt 2 van artikel 25 van het koninklijk besluit van 20 december 1972 mag het merk van de eerste EEG-ijk bestaan uit een kleine letter "e" in een zeshoekig veld. In dat geval moet(en) in de bovenste helft van de letter "e" de kenletter(s) zijn vermeld van het land waar de eerste EEG-ijk heeft plaatsgevonden en in de onderste helft de laatste twee cijfers van het jaar van goedkeuring. In punt 12 van de richtlijn 85/146/EEG wordt een voorbeeld van dit merk gegeven.
  8.4. De keuze tussen beide uitvoeringen van het ijkmerk wordt overgelaten aan de voor de eerste EEG-ijk bevoegde dienst.) <KB 18-12-1985, art. 1>

Art. 9N. Soorten lengtematen waarvoor het reglement geldt.
  9.1. Meetbanden van glasvezel en kunststof die eindmaten, streepmaten of streep-eindmaten kunnen zijn.
  Nominale lengte : van 0,5 tot 100 meter.
  De trekkracht, in de orde van 20 N, moet op de lengtemaat zijn aangegeven.
  De vrije uiteinden van de eindmaten of streep-eindmaten moeten zijn voorzien van een slijtvaste schoen of van een ander beslag.
  Deze lengtematen behoren tot de nauwkeurigheidsklassen I, II of III.
  (9.2. Uit één stuk bestaande stijve of buigzame lengtematen van metaal of enig ander materiaal.
  Nominale lengte tussen 0,5 en 5 meter.
  De referentietemperatuur mag in bepaalde gevallen afwijken van 20° C. Deze lengtematen omvatten tevens peilstokken die worden gebruikt om de hoogte van vloeistofspiegels te meten.
  Het uiteinde van stijve peilstokken moet zijn voorzien van een stoot- en slijtvaste rand of schoen van materiaal dat vonkvormig voorkomt.
  Deze lengtematen behoren tot de nauwkeurigheidsklasse I of II.) <KB 16-07-1979, art. 1, VIII>.
  9.3. Gelede lengtematen van metaal of ander materiaal.
  Nominale lengte : van 0,5 tot 5 meter.
  De lengten tussen de assen van de geledingen moeten onderling gelijk zijn.
  Een doelmatige inrichting zorgt ervoor dat de draaibeweging en de ligging van de geledingen ten opzichte van elkaar, wanneer de lengtemaat is uitgevouwen, ter plaatse van de verbindingen geen grotere extra fout dan 0,3 mm veroorzaken voor lengtematen van de nauwkeurigheidsklasse I en II of dan 0,5 mm voor lengtematen van nauwkeurigheidsklasse III.
  Deze lengtematen behoren tot de nauwkeurigheidsklasse I, II of III.
  9.4. Stalen meetbanden.
  (9.4.1. Eindmaten, streepmaten of streepeindmaten, voorzien van een oprolinrichting.
  Nominale lengte tussen 0,5 en 10 meter; de meetbanden met een nominale lengte tussen 5 en 10 meter moeten een gebogen doorsnede hebben.
  Deze lengtematen kunnen zijn gevat in een houder waarvan een der zijden deel kan uitmaken van het metende gedeelte, met name voor het meten van binnenafmetingen; het vrije uiteinde van deze lengtematen is voorzien van een haakje of van een al dan niet verschuifbare lip.
  Deze lengtematen behoren tot de nauwkeurigheidsklasse I of II.) <KB 16-07-1979, art. 1, IX>.
  9.4.2. (...) eind- of streepmaten, bestemd voor het additief meten van lengten die groter zijn dan de nominale lengte van die lengtematen.
  Nominale lengte : 5, 10, 20, 50, 100 of 200 meter.
  De trekkracht, in de orde van 50 N, moet op de lengtemaat zijn aangegeven.
  Deze lengtematen zijn aan de beide uiteinden voorzien van handgrepen of ringen.
  Indien de handgrepen zijn begrepen in de totale meetlengte, moeten zij zodanig zijn samengesteld dat hun draaibeweging geen meetonzekerheid veroorzaakt.
  Deze maten behoren tot de nauwkeurigheidsklassen I of II.
  (9.4.3. Streep- of streep-eindmaten, voorzien van een oprolinrichting, die niet bestemd zijn voor additieve metingen.
  Nominale lengte tussen 5 en 200 meter.
  De referentietemperatuur mag in bepaalde gevallen afwijken van 20° C.
  De trekkracht, in de orde van grootte van 50 N, moet op de lengtemaat zijn aangegeven.
  Het vrije uiteinde moet zijn voorzien van een handgreep, een ring of haak die niet in de nominale meetlengte is begrepen.
  Deze lengtematen behoren tot de nauwkeurigheidsklasse I of II.) <KB 16-07-1979, art. 1, XI>.
  (9.5. Metalen streep-eindmaten voorzien van een verzwaringslichaam, die als peilstokken worden gebruikt om de hoogte van vloeistofspiegels te meten.
  Nominale lengte tussen 5 en 50 meter.
  De referentietemperatuur mag in bepaalde gevallen afwijken van 20° C. De trekkracht, die voldoende moet zijn om de meetband op correcte wijze te strekken, moet op de lengtemaat zijn aangegeven.
  Deze trekkracht wordt op de lengtemaat uitgeoefend door middel van een verzwaringslichaam waarop zijn massa moet zijn vermeld.
  Het hoofdmerkteken aan het begin van de schaalverdeling wordt gevormd door het grondvlak van een verzwaringslichaam van doelmatige vorm, dat van een materiaal is vervaardigd dat vonkvormig voorkomt.
  Het verzwaringslichaam is vast dan wel beweeglijk zodanig met de meetband verbonden dat de bevestiging of beweeglijke verbinding geen meetonzekerheid veroorzaakt.
  De band is over de totale meetlengte door middel van strepen in millimeters verdeeld; deze verdeling loopt door op een afgeplat zijvlak van het verzwaringslichaam.
  Het andere uiteinde van de lengtemaat kan van een oprolinrichting zijn voorzien.
  Deze lengtematen behoren tot de nauwkeurigheidsklasse I of II.
  De maximale toelaatbare fout van het samenstel van meetmiddel en verzwaringslichaam is evenwel nooit kleiner dan 0,6 mm.) <KB 16-07-1979, art. 1, XII>.
  9.6. <opheffingsbepaling>.

Art. 10N.<KB 18-12-1985, art. 2> Modelgoedkeuring en eerste ijk.
  De modelgoedkeuring en de eerste ijk van stoffelijke lengtematen vinden plaats overeenkomstig de procedure van het koninklijk besluit van 20 december 1972.
  10.1. Onderzoek voor de modelgoedkeuring.
  Naast bestudering van de documenten, omvat het onderzoek een controle op de overeenstemming van het aangeboden model met de in de punten 2, 3, 4, 5, 6 (met uitzondering van punt 6.4), 7, 8 en 9 vervatte voorschriften.
  10.2. Controles bij de eerste ijk.
  10.2.1. De controles bij de eerste ijk worden op elke voorgelegde lengtemaat uitgevoerd, of bij partijen lengtematen zoals bepaald in punt 11.
  10.2.2. De controles bij de eerste ijk omvatten een visueel onderzoek van de overeenstemming van de lengtemaat met het goedgekeurde model dat met name betrekking heeft op de voorschriften vermeld in de punten 3.6, 4.1 en 4.3.
  10.2.3. Bovendien dient te worden nagegaan of de lengtemaat voldoet aan de eisen met betrekking tot de toelaatbare fouten ten aanzien van de nominale lengte, waarbij, zo nodig, rekening wordt gehouden met punt 9.5.
  10.2.4. Voorts worden op vijf verschillende, willekeurig over de lengtemaat verdeelde plaatsen onderzocht :
  _ de afstand tussen twee niet opeenvolgende merktekens,
  _ de lengte van het schaaldeel,
  _ het verschil tussen de lengten van twee opeenvolgende schaaldelen,ten einde te controleren of zij in overeenstemming zijn met de voorschriften van de punten 7.1 b), 7.2.1 en 7.2.2, zo nodig rekening houdend met de punten 7.3 en 9.3.
  Indien de resultaten van het onderzoek dit rechtvaardigen, kan de bevoegde dienst het aantal controles beperken of uitbreiden.
  10.2.5. Alle bovenvermelde controles worden verricht onder de in punt 7.5 vermelde referentieomstandigheden.

Art. 11N.<KB 18-12-1985, art. 2> Statistische controle bij de eerste ijk.
  Indien stoffelijke lengtematen in serie zijn vervaardigd en degene, die de lengtematen voor de eerste ijk aanbiedt, verklaart dat zij op doeltreffende wijze zijn gecontroleerd, worden de aldus aangeboden partijen lengtematen, op zijn verzok, onderworpen aan een statistische attributenkeuring die op de hieronder omschreven wijze plaatsvindt.
  11.1. Algemeen.
  11.1.1. Partij.
  De partijen omvatten lengtematen die aan de volgende eigenschappen beantwoorden :
  _ zij zijn van eenzelfde model,
  _ zij behoren tot eenzelfde nauwkeurigheidsklasse,
  _ zij zijn volgens eenzelfde procédé vervaardigd.
  De partijgrootte is het aantal lengtematen dat die partij omvat.
  Bij partijen die aan de eerste ijk worden onderworpen, wordt de partijgrootte beperkt tot ten hoogste 10 000 exemplaren.
  11.1.2. Steekproef.
  Een steekproef omvat lengtematen die willekeurig uit een partij zijn genomen. Het aantal lengtematen van de steekproef wordt steekproefgrootte genoemd.
  11.1.3. Statistische attributenkeuring.
  De statistische attributenkeuring is een keuring waarbij de lengtematen van een steekproef als foutief of deugdelijk worden ingedeeld, overeenkomstig de voorschriften van dit besluit.
  11.1.4. Grenskwaliteit (LQ5) (voor de afnemer).
  De grenskwaliteit is het kwaliteitsniveau van de aangeboden partij dat in een steekproefschema overeenkomt met een goedkeurkans van 5 pct.
  11.1.5. Normale kwaliteit (SQL) (voor de aanbieder).
  Normale kwaliteit is het kwaliteitsniveau van de aangeboden partij dat in een steekproefschema overeenkomt met een goedkeurkans van 95 pct.
  11.1.6. Goedkeurcriterium.
  Bij een statistische attributenkeuring is het goedkeurcriterium de grootste waarde van het aantal foutieve maten dat in een gecontroleerde steekproef wordt aangetroffen waarbij de partij wordt goedgekeurd.
  11.1.7. Afkeurcriterium.
  Bij een statistische attributenkeuring is het afkeurcriterium de kleinste waarde van het aantal foutieve maten dat in een gecontroleerde steekproef wordt aangetroffen waarbij de partij wordt afgekeurd.
  11.1.8. Enkelvoudig steekproefschema.
  Het aantal gecontroleerde exemplaren moet gelijk zijn aan de grootte van de in het schema vermelde steekproef. Indien het aantal foutieve maten dat in de steekproef wordt aangetroffen, minder bedraagt dan of gelijk is aan het goedkeurcriterium, dan moet de partij worden goedgekeurd. Indien het aantal foutieve maten meer bedraagt dan of gelijk is aan het afkeurcriterium, dan moet de partij worden afgekeurd.
  11.1.9. Dubbel steekproefschema.
  Het aantal gecontroleerde exemplaren moet gelijk zijn aan de grootte van de eerste in het schema vermelde steekproef. Indien het aantal foutieve maten dat in de eerste steekproef wordt aangetroffen, minder bedraagt dan of gelijk is aan het eerste goedkeurcriterium, dan moet de partij worden goedgekeurd. Indien het aantal foutieve maten dat in de eerste steekproef wordt aangetroffen, meer bedraagt dan of gelijk is aan het eerste afkeurcriterium, dan moet de partij worden afgekeurd. Indien het aantal foutieve maten dat in de eerste steekproef wordt aangetroffen, ligt tussen het eerste goedkeurcriterium en het eerste afkeurcriterium, dient een tweede steekproef te worden genomen waarvan de grootte door het schema wordt bepaald. De aantallen foutieve exemplaren van de eerste en tweede steekproef moeten worden samengeteld. Indien het totale aantal foutieve exemplaren minder bedraagt dan of gelijk is aan het tweede goedkeurcriterium, dan moet de partij worden goedgekeurd. Indien het totale aantal foutieve exemplaren meer bedraagt dan of gelijk is aan het tweede afkeurcriterium, dan moet de partij worden afgekeurd.
  11.2. Controleprocedures.
  Naar keuze van de bevoegde dienst moet één van beide volgende controlemethoden worden toegepast.
  Bij de eerste methode, hierna te noemen methode "A", zijn schema's voor enkelvoudige onderwerping voorzien, terwijl de tweede methode, hierna te noemen methode "B", voorziet in een schema voor meervoudige onderwerping.
  De uitgeoefende controle is een controle door telling van het aantal foutieve maten in de genomen steekproef.
  11.2.1. Bij keuze van de methode "A" past de bevoegde dienst voor het goed- of afkeuren van de aangeboden partij een steekproefschema toe dat wordt gekenmerkt door :
  _ een waarde van de normale kwaliteit SQL tussen 0,40 pct. en 0,90 pct.,
  _ een waarde van de grenskwaliteit LQ5 tussen 4,0 pct. en 6,5 pct.
  Hieronder volgen voorbeelden van steekproefschema's.
  Enkelvoudige steekproefschema's :


Grootte van
   de steekproef
GoedkeurcriteriumAfkeurcriteriumLQ5SQL
a80125,80,44
b125235,00,65

  Meervoudige steekproefschema's :


 Steekproef Criterium voorCriterium voorLQ5SQL
 GrootteSamengesteldgoedkeuringafkeuring  
a) 1ste steekproef505002  
2de steekproef50100125,80,44
       
b) 1ste steekproef808003  
2de steekproef80160345,00,65

  Indien een partij is afgekeurd moet de bevoegde dienst een 100 pct.-controle van die partij verrichten of de noodzakelijke maatregelen treffen dat de afgekeurde partij als zodanig niet in de handel wordt gebracht.
  11.2.2. Indien de methode "B" is toegepast, dan past de bevoegde dienst voor het goed- of afkeuren van de aangeboden partij de steekproefschema's toe overeenkomstig onderstaande tabel.
  Steekproefschema's.


Volgorde van indieningEffectiefCriterium voor goedkeuringCriterium voor afkeuring
17001
28501
310501
412001

  Na goedkeuring van een partij moet de daaropvolgende partij die wordt aangeboden, worden onderworpen aan de controle van volgorde van onderwerping 1.
  Na afkeuring van een partij treft de bevoegde dienst de noodzakelijke maatregelen dat de afgekeurde partij als zodanig niet in de handel wordt gebracht en kan de voor de aanbieding voor de eerste ijk verantwoordelijke hetzij dezelfde partij, hetzij een andere partij aanbieden. Deze partij wordt dan onderworpen aan een controle van de eerstvolgende hogere volgorde van onderwerping. Indien evenwel een partij na een controle van volgorde van onderwerping 4 niet wordt goedgekeurd, moet de bevoegde dienst bij deze partij een 100 pct.-controle verrichten.
  11.3. Gevolg van veelvuldige afwijzing van partijen.
  Indien veelvuldig afwijzing van partijen wordt geconstateerd, kan de bevoegde dienst de statistische controle opschorten. Indien, nadat de houder van de modelgoedkeuring daarvan op de hoogte is gebracht, geen enkele verbetering van het kwaliteitsniveau is waargenomen, kan de procedure tot intrekking van de modelgoedkeuring overeenkomstig de voorschriften van artikel 5, punt 3 van het koninklijk besluit van 20 december 1972 worden ingesteld.