14 APRIL 1977. - Koninklijk besluit betreffende de stoffelijke lengtematen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-12-1990 en tekstbijwerking tot 24-06-2014)
Art. 1-13
BIJLAGEN
Art. N, 1N, 2N, 3N, 4N, 5N, 6N, 7N, 8N, 9N, 10N, 11N
Artikel 1. Zijn onderworpen aan modelgoedkeuring en eerste ijk, de stoffelijke lengtematen gedefinieerd in het aan dit besluit gevoegd reglement, al of niet bestemd voor gebruik in het economisch verkeer, met uitzondering van deze in artikel 3 vernoemd.
Bovendien zijn de lengtematen gebruikt in de gevallen voorzien bij artikel 12, § 1 van de wet van 16 juni 1970 onderworpen aan een vierjaarlijkse herijk.
Art.2. Om de modelgoedkeuring te kunnen bekomen en de aanvaardingsmerken bij de ijk en de technische controle te kunnen ontvangen, moeten de lengtematen voldoen aan de metrologische en technische voorschriften bepaald in het bij dit besluit gevoegde reglement.
Deze voorschriften zijn eveneens van toepassing voor de EEG-modelgoedkeuring en de eerste EEG-ijk.
Art.3. Vallen niet onder de toepassing van dit besluit, de standaard- en controle-maten waarvoor een officieel kalibratiecertificaat werd afgeleverd, de maten van speciale uitvoering voor medisch en paramedisch gebruik, de teken- en traceerlatten en -regels, de meetlinten die in de naaiambachten worden gebruikt, evenals de fantasie-artikelen en andere bijzondere maten die als dusdanig door de Metrologische Dienst zijn erkend.
Art.4. De fantasie-artikelen en andere bijzondere maten in artikel 3 bedoeld mogen slechts ongeijkt verkocht of als premie gegeven worden wanneer zij het in artikel 13, § 2 van de wet van 16 juni 1970 voorziene en in artikel 22 van het koninklijk besluit van 20 december 1972 voor de algemene uitvoering van die wet beschreven teken dragen, indien het om uitvoeringen gaat die verwarring kunnen verwekken ten opzichte van maten die normaal aan ijkverplichting zijn onderworpen.
Art.5. De lengtematen die, buiten een schaalverdeling in SI-eenheden, een verdeling in andere eenheden dragen, worden, tot een door de Minister die de Metrologische Dienst in zijn bevoegdheid heeft nader te bepalen datum, nog voor modelgoedkeuring en ijking aanvaard.
De aangebrachte ijkmerken waarborgen voor zulke lengtematen de schaalverdeling in andere dan de SI-eenheden niet.
Evenwel kunnen deze lengtematen niet in aanmerking komen voor EEG-modelgoedkeuring, noch voor eerste EEG-ijk.
Art.6. In toepassing van artikel 13, § 3 van de wet van 16 juni 1970, is de verkoop, het tentoonstellen of het te koop stellen, het voorhanden houden met het doel ze te verkopen, het verhuren of het geven als premie van lengtematen zoals bedoeld in artikel 1, verboden indien deze lengtematen niet vooraf werden geijkt.
Art.7.<KB 1990-11-09/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1991> Het bedrag van de vergoedingen bedoeld in de artikelen 23 en 30 van de wet van 16 juni 1970 wordt vastgesteld als volgt :
I. Modelgoedkeuring :
I.A. Originele modelgoedkeuring :
- Nauwkeurigheidsklasse I :
12 000 F + 750 F per voor onderzoek aangeboden decameter of deel daarvan boven de eerste decameter (de verschillende nominale lengten worden samengeteld).
- Nauwkeurigheidsklassen II en III :
10 000 F + 500 F per voor onderzoek aangeboden decameter of deel daarvan boven de eerste decameter (de verschillende nominale lengten worden samengeteld).
I.B. Varianten, bijvoegingen, wijzigingen aan een modelgoedkeuring, evenals verlenging van de geldigheidsduur van een bestaande modelgoedkeuring :
2 500 F + 750 F (voor klasse I) of 500 F (voor klassen II en III) per voor onderzoek aangeboden decameter of deel daarvan boven de eerste decameter (de verschillende nominale lengten worden samengeteld).
II. Eerste ijk, herijk en technische controle op verzoek :
II.A. Tarieven per lengtemaat :
- Nominale lengte tot 3 m inbegrepen :
- statistische attributenkeuring : 5 F voor de klasse III en 10 F voor de klasse II;
- individuele ijk : 10 F voor de klasse III en 20 F voor de klassen I en II.
- Nominale lengte 4 m en meer : bedrag gelijk aan het produkt van de nominale lengte in meters vermenigvuldigd met 4 F, met een minimum van 20 F per lengtemaat.
II.B. Toepassingsmodaliteiten :
- Bij de individuele ijk wordt voor een afgekeurde lengtemaat een zelfde ijkloon aangerekend als voor een goedgekeurde lengtemaat.
- Wanneer bij de eerste ijk de statistische attributenkeuring toegepast wordt en de partij lengtematen hierbij wordt afgekeurd, wordt het ijkloon vastgesteld op 40 % van het bedrag dat zou verschuldigd zijn indien de partij goedgekeurd was. Er is opnieuw ijkloon verschuldigd wanneer dezelfde lengtematen achteraf opnieuw voor de eerste ijk worden aangeboden.
- Wanneer een ijkzitting, waarvan de datum werd voorzien in overleg met de aanvrager of acht dagen op voorhand werd vastgesteld, niet kan plaats grijpen door de fout van de aanvrager, is een ijkloon verschuldigd gelijk aan 40 % van het normaal verschuldigd ijkloon, met een maximum van 5 000 F.
Geen ijkloon is verschuldigd wanneer de Algemene Inspectie van de Metrologie ten minste drie werkdagen voorafgaand aan de dag van de voorziene ijkzitting is verwittigd van het niet-plaatshebben van de ijkzitting.
III. [1 ...]1
----------
(1)<KB 2014-05-22/19, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2014>
Art.8. Gedurende een periode van één jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, kan een aanvrager van een modelgoedkeuring deze nog bekomen op grond van de vorige technische voorschriften.
Art.9. Gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, kunnen de rechthebbenden van modelgoedkeuringen afgeleverd overeenkomstig artikel 8 of vóór het in werking treden van dit besluit, nog de eerste ijk bekomen op grond van de vorige technische voorschriften.
Art.10. De geijkte lengtematen die in gebruik zijn en onderworpen zijn aan de herijk, mogen in gebruik blijven voorzover hun miswijzingen de waarden niet overschrijden van de in de bij dit besluit gevoegd reglement bepaalde maximaal toelaatbare fouten, en dat zij geen andere gebreken vertonen die ze voor hun gebruik ongeschikt maken.
Art.11. De lengtematen met nominale lengte van 5 m en meer, bij de fabrikanten en importeurs in voorraad op de datum van inwerkingtreden van dit besluit, moeten het voorwerp uitmaken van een aangifte bij de Metrologische Dienst, volgens door deze Dienst bepaalde modaliteiten.
Indien deze maten voor modelgoedkeuring en ijking in aanmerking kunnen komen, dienen zij, overeenkomstig dit besluit en, het er bijgevoegd reglement, geregulariseerd te worden.
In tegengesteld geval, wordt hun verkoop zonder ijking toegestaan binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreden van dit besluit, mits aanbrenging van het in artikel 4 van dit besluit bedoelde merk, uitgevoerd door een ijkagent. Het gebruik van deze maten in het geval voorzien bij artikel 12, § 1, van de wet van 16 juni 1970 is verboden.
Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1977.
Art.13. Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN
Art. N. Reglement gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 april 1977 betreffende de stoffelijke lengtematen.
Artikel 1N. Definities.
1.1. Stoffelijke lengtematen, hierna lengtematen genoemd, zijn meet-middelen die merktekens bevatten welke zijn aangebracht op afstanden die in wettelijke eenheden zijn uitgedrukt.
1.2. De nominale lengte van een lengtemaat is de lengte waarmede deze maat wordt gekenmerkt.
1.3. De hoofdmerktekens zijn de twee merktekens waarvan de afstand de "nominale lengte" van de maat bepaalt.
1.4. De schaalverdeling van de maat wordt gevormd door de hoofdmerktekens en de overige merktekens.
1.5. Een lengtemaat wordt genoemd :
1.5.1. _ eindmaat, wanneer de hoofdmerktekens uit twee vlakken bestaan;
1.5.2. _ streepmaat, wanneer de hoofdmerktekens uit twee strepen, gaten of merktekens bestaan;
1.5.3. _ streep-eindmaat, wanneer een van de hoofdmerktekens een vlak en het andere een streep, gat of merkteken is.
Art. 2N. Materiaal.
De lengtematen en hun hulpinrichtingen dienen te zijn samengesteld uit voor het doel geschikte materialen die voldoende duurzaam en lengtebestendig zijn en genoegzaam weerstand bieden tegen klimatische invloeden onder normale gebruiksomstandigheden.
De eigenschappen van de gebruikte materialen moeten zodanig zijn dat :
(2.1. bij normaal gebruik de lengteveranderingen bij temperatuurafwijkingen van plus of min 8° C ten opzichte van de referentietemperatuur niet groter zijn dan de maximaal toelaatbare fouten;) <KB 18-12-1985, art. 1>
2.2. bij lengtematen die moeten worden gebruikt onder een bepaalde trekkracht, een verandering van 10 pct. in plus of min van deze kracht geen lengteverandering veroorzaakt die groter is dan de maximaal toelaatbare fout.
Art. 3N. Constructie.
3.1. De lengtematen en hun hulpinrichtingen moeten van een degelijke en stevige constructie zijn en zorgvuldig zijn afgewerkt.
3.2. De dwarsdoorsnede van de lengtematen moet van zodanige afmetingen en vorm zijn dat bij normaal gebruik kan worden gemeten met de nauwkeurigheid die voor de nauwkeurigheidsklasse waartoe de betrokken lengtematen behoren is voorgeschreven.
3.3. De uiteinden van de eindmaten moeten vlak zijn. Deze eindvlakken, evenals de deelstrepen dienen loodrecht te staan op de lengte-as van de maat.
3.4. De eindvlakken van eindmaten of streep-eindmaten, vervaardigd uit hout of een ander materiaal met een slijtvastheid die gelijk is aan of kleiner dan die van hout, moeten gevormd zijn door een schoen of een ander beslag van voldoende slijt- en stootvastheid, op deugdelijke wijze aan de maat bevestigd.
3.5. Hulpinrichtingen, zoals één of meer vaste of verschuifbare haken, alsmede ringen, grepen, plaatjes, stiften, spieën, oprolinrichtingen, noniussen, die het gebruik van de lengtemaat vergemakkelijken en de toepassing ervan verruimen, zijn toelaatbaar mits zij geen aanleiding tot verwarring kunnen geven. Zij moeten op zodanige wijze zijn uitgevoerd en aangebracht dat bij een normaal gebruik de meetonzekerheid daardoor praktisch niet toeneemt.
(3.6. Meetbanden moeten zodanig zijn uitgevoerd dat, wanneer de band op een plat vlak wordt uitgelegd, de randen daarvan nagenoeg rechtlijnig en onderling evenwijdig zijn.) <KB 16-07-1979, art. 1, I>.
3.7. Oprolinrichtingen van meetbanden moeten zodanig zijn uitgevoerd dat zij geen blijvende vervorming van de band veroorzaken.
Art. 4N. Verdeling en becijfering.
(4.1. Op de lengtematen moeten over de nominale meetlengte duidelijke, gelijkmatige en onuitwisbare merktekens en becijferingen zijn aangebracht en zodanig zijn uitgevoerd dat zij een betrouwbare, gemakkelijke en ondubbelzinnige aflezing mogelijk maken. Enkel niet-becijferde merktekens, met een maximum dat gelijk is aan het aantal merktekens tussen twee opeenvolgende becijferde tekens op de maat, mogen echter zijn aangebracht voorbij het eindhoofdmerkteken.) <KB 16-07-1979, art. 1, II>.
4.2. De waarde van een schaaldeel moet de vorm 1.10n, 2.10n of 5.10n meter hebben waarin de n een positief of negatief geheel getal of nul is.
Zij mag ten hoogste gelijk zijn aan :
_ 1 cm bij lengtematen met een nominale meetlengte kleiner dan of gelijk aan 2 m,
_ 10 cm indien de nominale meetlengte groter is dan 2 m en kleiner dan 10 m,
_ 20 cm indien de nominale meetlengte gelijk is aan of groter dan 10 m en kleiner dan 50 m,
_ 50 cm indien de nominale meetlengte gelijk is aan of groter dan 50 m.
Deze waarden mogen evenwel voor specifieke toepassingen worden overschreden, mits zulks bij de aanvraag om modelgoedkeuring wordt gewettigd en op de lengtemaat het specifieke gebruiksdoel waarvoor zij bestemd is, wordt vermeld.
4.3. Wanneer de merktekens uit strepen bestaan, moeten deze rechtlijnig zijn, loodrecht op de lengteas van de lengtemaat staan en alle over hun gehele lengte even breed zijn. De lengte van de deelstrepen moet in verhouding zijn tot hun overeenkomstige waarden in de schaalverdeling. De deelstrepen moeten zodanig zijn aangebracht dat zij een duidelijke schaal vormen en dat hun breedte geen meetonzekerheid veroorzaakt.
4.4. Sommige gedeelten van de schaalverdeling, met name die aan de uiteinden, kunnen zijn onderverdeeld in decimale delen van het voor het geheel van de lengtemaat gebezigde schaaldeel. De strepen mogen in dat geval voor de zones met kleinere schaaldelen smaller zijn dan die van het overige gedeelte van de lengtemaat.
4.5. De merktekens mogen ook bestaan uit gaten indien de waarde van het schaaldeel gelijk is aan of groter dan 1 cm, of uit andere deelmerken, indien de waarde van het schaaldeel gelijk is aan of groter dan 1 dm, mits een voldoend nauwkeurige aflezing gewaarborgd blijft, rekening houdend met de nauwkeurigheidsklasse waartoe de lengtemaat behoort.
4.6. De becijfering mag doorlopend of herhalend zijn. In het sub. 4.4. bedoelde geval mag de becijfering van de gedeelten met een kleiner schaaldeel afwijken van die van het overige gedeelte van de lengtemaat. De cijfers moeten wat hun plaats, grootte, vorm, kleur en contrast betreft, zijn aangepast aan de desbetreffende schaalverdeling en deelmerken.
Ongeacht de sub 4.2. vastgestelde waarde van het schaaldeel moeten de deelstrepen zijn becijferd per meter, decimeter, centimeter of millimeter, zonder aanduiding van het overeenkomstig symbool.
Het aantal becijferde deelstrepen moet zodanig zijn dat de aflezing ondubbelzinnig weze.
Wanneer de eenheid van becijfering verschillend is van de meter, mogen de deelstrepen voor de meters toch in meters zijn becijferd. De cijfers bij de meters worden dan gevolgd door het symbool "m".Op dezelfde wijze mag bovendien vóór de becijfering van de andere becijferde deelstrepen het aantal voorafgaande meters worden aangegeven.
Is het schaaldeel van een uit strepen bestaande schaalverdeling van de vorm 2.10n en bedraagt dit schaaldeel ten minste 2 cm, dan moeten alle deelstrepen becijferd zijn.
4.7. Bij lengtematen waarop meer dan één schaalverdeling voorkomt, mogen de schaaldelen verschillend zijn en de becijferingen in dezelfde of in tegengestelde richting verlopen.
Art. 5N. Nominale lengte.
(5.1. De nominale lengte van de lengtematen moet een der volgende waarden hebben : 0,5 _ 1 _ 1,5 _ 2 _ 3 _ 4 _ 5 _ 6 _ 7 _ 8 _ 9 meter of een geheel veelvoud van 5 meter.) <KB 16-07-1979, art. 1, III>.
5.2. Evenwel kunnen andere waarden worden toegestaan voor specifieke toepassingen, mits bij de aanvraag om modelgoedkeuring de noodzaak van het gebruik van een dergelijke lengtemaat wordt aangetoond en het specifieke gebruiksdoel op zulke maten wordt vermeld.
5.3. Bepaalde nominale lengten volgens punt 5.1. zijn niet toegestaan voor de lengtematen bedoeld sub 9.4.2.
Art. 6N. Opschriften.
6.1. Op de lengtematen moeten de volgende opschriften zijn aangebracht :
6.1.1. Verplichte opschriften in alle gevallen :
6.1.1.1. de nominale lengte;
6.1.1.2. de identificatie van de fabrikant of zijn firmanaam;
6.1.1.3. de aanduiding van de nauwkeurigheidsklasse : I, II of III;
6.1.1.4. het modelgoedkeuringsteken bij EEG-goedkeuring.
6.1.2. Verplichte opschriften in bepaalde gevallen :
6.1.2.1. de referentietemperatuur indien deze verschilt van 20° C;
6.1.2.2. de trekkracht;
6.1.2.3. het specifieke gebruik waarvoor de lengtemaat is bestemd in de gevallen die worden bedoeld sub 4.2. en 5.2.
6.2. Nominale lengte, trekkracht en temperatuur worden uitgedrukt in wettelijke meeteenheden of in een van hun decimale veelvouden of delen, gevolgd door het overeenkomstig wettelijk symbool.
6.3. Al deze opschriften moeten zichtbaar en leesbaar nabij het begin van de lengtemaat zijn aangebracht.(Evenwel mogen sommige van deze opschriften op een van de lengtemaat niet-afneembaar gedeelte worden aangebracht. In dit geval wordt in het certificaat van modelgoedkeuring de plaats van deze opschriften aangegeven.
Indien het bovendien wegens de breedte van de lengtemaat niet mogelijk is het EEG-modelgoedkeuringsteken leesbaar aan te brengen in de vorm voorgeschreven onder punt 2 van artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 december 1972 voor de algemene uitvoering van de wet van 16 juni 1970, mag dit teken in de vorm van onderstaande merken worden aangebracht en wel in de aangegeven volgorde :
_ de gestileerde letter e (epsiloon).
_ de kenletter(s) van de Lid-Staat die de EEG-modelgoedkeuring heeft verleend;
_ de laatste twee cijfers van het jaar van de EEG-modelgoedkeuring;
_ het kencijfer van de EEG-modelgoedkeuring.) <K.B. 16-07-1979, art. 1, IV>.
6.4. Eventueel kan, uitsluitend onder verantwoordelijkheid van de fabricant, de lineaire uitzettingscoëfficiënt van het materiaal waaruit de lengtemaat is vervaardigd, worden aangegeven in de vorm = ...
6.5. Voorts mag iedere andere aanduiding van niet-metrologische aard, die bij andere wettelijke bepalingen is voorgeschreven of door de bevoegde nationale autoriteit van de bestemmingslanden is toegestaan, op de lengtematen worden aangebracht.
6.6. Indien de verplichte opschriften niet in symbolen of code zijn, moeten zij zijn uitgedrukt in de officiële talen van de Lid-Staten waarvoor zij zijn bestemd.
6.7. Reclame-opschriften mogen op een lengtemaat zijn aangebracht mits de plaats ervan voldoet aan het bepaalde in punt 6.8.
6.8. De opschriften, met inbegrip van de reclame-opschriften, dienen zodanig te zijn aangebracht dat het gebruik van het meetmiddel als lengtemaat daardoor in genen dele wordt belemmerd. De verplichte opschriften, met uitzondering van het EEG-modelgoedkeuringsteken, alsmede de plaats voor de reclame-opschriften moeten zijn aangegeven op het voor de EEG modelgoedkeuring aangeboden model.
Art. 7N.Maximaal toelaatbare fouten.
De in dit reglement omschreven lengtematen zijn volgens hun nauwkeurigheidsgraad ingedeeld in drie klassen, aangeduid met de cijfers I, II en III.
7.1. De maximaal toelaatbare fout, in plus of min
a) van de nominale lengte, en
b) van elke andere afstand tussen twee willekeurige nietopeenvolgende merktekens wordt in mm uitgedrukt als functie van de beschouwde lengte door de formule a + bL, waarin :
_ L de naar boven op het gehele aantal meters afgeronde waarde van de beschouwde lengte is,
_ a en b coëfficiënten zijn die voor elke nauwkeurigheidsklasse in de volgende tabel zijn vastgesteld :
Nauwkeurigheidsklasse | a | b |
I | 0,1 | 0,1 |
II | 0,3 | 0,2 |
III | 0,6 | 0,4 |
Lengte i van het beschouwde schaaldeel | <td colspan="4" valign="top">Maximaal toelaatbare fout in millimeter per nauwkeurigheidsklasse||||
I | II | III | ||
i < of = 1 mm | 0,1 | 0,2 | 0,3 | |
1 mm < of = i i < of =1 cm | 0,2 | 0,4 | 0,6 |
Lente i van het schaaldeel | <td colspan="4" valign="top">Maximaal toelaatbaar verschil in millimeter per nauwkeurigheidsklasse||||
I | II | III | ||
i < of = 1 mm | 0,1 | 0,2 | 0,3 | |
1 mm < i i < of = 1 cm | 0,2 | 0,4 | 0,6 |
Grootte van de steekproef | Goedkeurcriterium | Afkeurcriterium | LQ5 | SQL | |
a | 80 | 1 | 2 | 5,8 | 0,44 |
b | 125 | 2 | 3 | 5,0 | 0,65 |
Steekproef | Criterium voor | Criterium voor | LQ5 | SQL | ||
Grootte | Samengesteld | goedkeuring | afkeuring | |||
a) 1ste steekproef | 50 | 50 | 0 | 2 | ||
2de steekproef | 50 | 100 | 1 | 2 | 5,8 | 0,44 |
b) 1ste steekproef | 80 | 80 | 0 | 3 | ||
2de steekproef | 80 | 160 | 3 | 4 | 5,0 | 0,65 |
Volgorde van indiening | Effectief | Criterium voor goedkeuring | Criterium voor afkeuring |
1 | 70 | 0 | 1 |
2 | 85 | 0 | 1 |
3 | 105 | 0 | 1 |
4 | 120 | 0 | 1 |