Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

29 MAART 1977. - Koninklijk besluit betreffende de wederbelegging van de financiële tegemoetkoming verleend voor het herstel van zekere schade aan private goederen veroorzaakt door natuurrampen en betreffende de wijzen van toezicht op die wederbelegging (algemene rampen). (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest door BVR2016-12-23/72, art. 35, § 1, 4°, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2017) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG2016-05-26/48, art. 26, § 3, 003; Inwerkingtreding : 27-10-2016) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-11-1998 en tekstbijwerking tot 13-02-2017)



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1998014284  2013000797 



Artikels:

Artikel 1. Aan de getroffene, begunstigde van een financiële tegemoetkoming, verleend op grond van de wet van 12 juli 1976, betreffende het herstel van zekere schade aan private goederen veroorzaakt door natuurrampen, kan door de Minister tot wiens bevoegdheid de Wederopbouw behoort, of door zijn gemachtigde toegelaten worden af te wijken van de bepalingen van artikel 12, § 1, eerste lid van bedoelde wet, die de aanwending van die tegemoetkoming regelen.
  De afwijking kan bestaan :
  a) in de toelating tot wederopbouw, binnen de grenzen van het nationaal grondgebied, op een ander grondvlak dan dat van het vernielde goed, en wel onverminderd de bepalingen van §§ 3 en 4 van artikel 12 van bovenvermelde wet;
  b) in de toelating tot het inrichten van een ander goed dat aan getroffene toebehoort;
  c) in de toelating tot het oprichten van een nieuw goed met een aanwending die verschilt van die van het geteisterde goed;
  d) in de toelating tot het verwerven van een onroerend goed ter vervanging, mits de financiële tegemoetkoming beperkt wordt zoals voorgeschreven in artikel 12, § 2, tweede lid van bovenvermelde wet.

Art.2. _ Wanneer buitengewone omstandigheden zulks rechtvaardigen, kan de Minister of zijn gemachtigde de termijn van drie jaar, die door artikel 12, § 1 van bovenvermelde wet aan de getroffene wordt opgelegd voor de wederbelegging van de financiële tegemoetkoming, verlengen.

Art.3. De Minister of zijn gemachtigde kan de getroffene vrijstellen van elke verplichting tot wederbelegging mits de financiële tegemoetkoming beperkt wordt zoals voorgeschreven in artikel 12, § 2, tweede lid van bovenvermelde wet.

Art.4. Wanneer het gaat om al dan niet in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten, mag de wederbelegging om 't even in een goed eigen aan een der echtgenoten of in een gemeenschappelijk goed gebeuren.

Art.5. § 1. De bepaling van de waarde der wederbelegging die gedaan is vóór het toekennen van de financiële tegemoetkoming, hetzij onder de voorwaarden gesteld in artikel 12, § 1 van bovenvermelde wet, hetzij met een toelating verleend in toepassing van het huidige besluit, evenals het toezicht op de werkelijkheid van die wederbelegging hebben plaats, bij het onderzoek in eerste aanleg van de aanvraag tot tegemoetkoming, terzelfder tijd als de tegensprekelijke vaststelling der schade bedoeld in artikel 19, § 1, tweede lid van dezelfde wet. Bij die gelegenheid worden één of meer processen-verbaal van wederbelegging opgemaakt.
  (De herstelvergoeding, zoals becijferd overeenkomstig artikel 10, § 1, 3° van de wet van 12 juli 1976, wordt echter, in ieder geval, geacht wederbelegd te zijn ten belope van 60 %; de uitbetaling van het saldo van de herstelvergoeding kan slechts aangevat worden, nadat het bewijs geleverd is dat de eerder veronderstelde wederbelegging van 60 % effectief uitgevoerd is.) <KB 1998-10-27/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1998>
  § 2. Het toezicht op de wederbelegging die na de bepaling van de financiële tegemoetkoming uitgevoerd wordt, gebeurt door vaststelling en schatting, bij middel van alle stavingselementen, van de materialiteit der werkelijke of gelijkwaardige wedersamenstelling van de geteisterde goederen. Dat toezicht is opgelegd aan de diensten van het Ministerie van Openbare Werken die belast zijn, ten behoeve van de Nationale Rampenkas, de betalingsbevelen van de herstelvergoedingen en de herstelkredieten op te maken.

Art.6. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 7. Onze Minister van Openbare Werken is belast met de uitvoering van dit besluit.