Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

9 MAART 1977. _ Koninklijk besluit inzake de beroepskamers opgericht door de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. ORGANISATIE EN WERKING VAN DE BEROEPSKAMERS.
Art. 1-2, 2bis, 3-9
HOOFDSTUK II. DE RECHTSPLEGING VOOR DE BEROEPSKAMERS.
Art. 10-26
HOOFDSTUK III. ALGEMENE- EN slotbepalingen
Art. 27-29



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. _ ORGANISATIE EN WERKING VAN DE BEROEPSKAMERS.
Artikel 1. Er zijn elf beroepskamers die bevoegd zijn om te beslissen over de beroepen voorzien bij artikel 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn: twee in de provincie Brabant, twee in de provincie Luik en één in ieder van de andere provincies.

Art.2. § 1. De beroepskamers van Antwerpen, Namen en Luxemburg nemen kennis van de beroepen ingesteld door de personen die hun hoofdverblijf hebben respectievelijk op het grondgebied van de provincies Antwerpen, Namen en Luxemburg.
  § 2. Van de twee beroepskamers in de provincie Brabant is de ene nederlandstalig, de andere franstalig:
  1. De nederlandstalige kamer neemt kennis:
  a) van de beroepen ingesteld door de personen die hun hoofdverblijf hebben in de administratieve arrondissementen Leuven en Halle-Vilvoorde, met uitzondering van de beroepen ingesteld in de Franse taal door de personen die dit verblijf in Bever hebben;
  b) van de beroepen ingesteld in de Nederlandse taal door de personen die hun hoofdverblijf hebben in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad;
  c) van de beroepen ingesteld in de Nederlandse taal door de personen die hun hoofdverblijf hebben in een van de volgende gemeenten: Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel, Wezembeek-Oppem en Edingen.
  2. De franstalige kamer neemt kennis:
  a) van de beroepen ingesteld door de personen die hun hoofdverblijf hebben in het administratief arrondissement Nijvel;
  b) van de beroepen ingesteld in de Franse taal door de personen die hun hoofdverblijf hebben in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad;
  c) van de beroepen ingesteld in de Franse taal door de personen die hun hoofdverblijf hebben in een van de volgende gemeenten: Bever, Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem.
  § 3. De beroepskamer van West-Vlaanderen neemt kennis van de beroepen ingesteld door de personen die op het grondgebied van deze provincie hun hoofdverblijf hebben, met uitzondering van de beroepen die, krachtens de bepalingen van dit artikel, bij een andere beroepskamer worden aanhangig gemaakt. Zij neemt bovendien kennis van de beroepen ingesteld in de Nederlandse taal door de personen die hun hoofdverblijf hebben in het administratief arrondissement Moeskroen.
  § 4. De beroepskamer van Oost-Vlaanderen neemt kennis van de beroepen ingesteld door de personen die op het grondgebied van deze provincie hun hoofdverblijf hebben, met uitzondering van de beroepen die, krachtens de bepalingen van dit artikel, bij een andere beroepskamer worden aanhangig gemaakt. Zij neemt bovendien kennis van de beroepen ingesteld in de Nederlandse taal door de personen die hun hoofdverblijf hebben in de gemeente Flobecq.
  § 5. De beroepskamer van Henegouwen neemt kennis van de beroepen ingesteld door de personen die hun hoofdverblijf hebben op het grondgebied van deze provincie, met uitzondering van de beroepen die, krachtens de bepalingen van dit artikel bij een andere beroepskamer worden aanhangig gemaakt. Zij neemt bovendien kennis van de beroepen ingesteld in de Franse taal door de personen, die hun hoofdverblijf hebben in een der volgende gemeenten: Spiere-Helkijn, Mesen en Ronse.
  § 6. Van de twee beroepskamers in de provincie Luik is de ene franstalig, de andere duitstalig:
  1 De franstalige kamer neemt kennis:
  a) van de beroepen ingesteld door de personen die hun hoofdverblijf hebben op het grondgebied van de provincie Luik, met uitzondering van de beroepen die, krachtens de bepalingen van deze paragraaf, aanhangig gemaakt worden bij de duitstalige kamer;
  b) van de beroepen ingesteld in de Franse taal door de personen die hun hoofdverblijf hebben in een van de volgende gemeenten: Voeren en Herstappe;
  2. De duitstalige kamer neemt kennis van de beroepen ingesteld in de Duitse taal door de personen die hun hoofdverblijf hebben in de kantons Eupen, Malmedy of Sankt-Vith, of in een van de volgende gemeenten: Baelen, Plombières en Welkenraedt.
  § 7. De beroepskamer van Limburg neemt kennis van de beroepen ingesteld door de personen die hun hoofdverblijf hebben op het grondgebied van deze provincie, met uitzondering van de beroepen die, krachtens de bepalingen van dit artikel, aanhangig gemaakt worden bij een andere beroepskamer.

Art. 2bis. De beroepskamers hebben hun zetel in het provinciaal bestuur.
  Zij kunnen eveneens zetelen in andere localiteiten van de provincie, ten einde lange verplaatsingen voor de verzoekers maximaal te vermijden.

Art.3. Voor de toepassing van artikel 70, lid 2 en lid 3, van de voornoemde wet van 8 juli 1976, worden de leden die rechtstreeks benoemd worden door de Minister tot wiens bevoegdheid het maatschappelijk welzijn behoort, gekozen wegens hun bevoegdheid inzake maatschappelijke dienstverlening.
  De bestendige deputatie stuurt de dubbele lijsten van de door haar voorgedragen kandidaten door aan dezelfde Minister binnen de vijftien dagen van het verzoek dat deze haar daartoe heeft gericht.

Art.4. Alvorens in functie te treden leggen de leden van de beroepskamer, die geen magistraten zijn, in de handen van de vrederechter, mondeling of schriftelijk de eed af die voorgeschreven is door het decreet van 20 juli 1831.

Art.5. De plaatsvervangende voorzitter en de andere plaatsvervangende leden zetelen ingeval de effectieve voorzitter en leden verhinderd zijn.
  Deze laatsten zullen zich ervan vergewissen dat hun plaatsvervangers kunnen zetelen op de dag, uur en plaats, die vastgesteld zijn voor de zitting van de beroepskamer.

Art.6. In geval van overlijden of ontslag van een op voordracht benoemd werkend of plaatsvervangend lid kan een kandidaat worden benoemd die tegelijkertijd werd voorgedragen.
  De persoon die benoemd wordt ter vervanging van een overleden of ontslagnemend voorzitter of lid voltooit het mandaat van zijn voorganger.

Art.7. <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap door BVE 1991-06-26/33, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1992>
  De voorzitters en de andere leden van de beroepskamers kunnen aanspraak maken op:
  1. presentiegeld, overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Regent van 15 juli 1946 tot vaststelling van de vergoedingen toegekend aan de leden van de permanente commissies die van het departement van Volksgezondheid en van het Gezin afhangen;
  2. de terugbetaling van de reiskosten, overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten;
  3. de terugbetaling van de verblijfkosten, overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries.
  Voor de toepassing van dit artikel, wordt de voorzitter gelijkgesteld met de ambtenaren die een graad bekleden van een der rangen 15 tot 17; de andere leden worden gelijkgesteld met ambtenaren die een graad bekleden van een der rangen 10 tot 14.

Art.8. <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap door BVE 1991-06-26/33, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1992>
  Komen ten laste van het Rijk de reis- en verblijfkosten, de presentiegelden van de leden, alsmede de andere uitgaven die noodzakelijk zijn om de kosten te dekken die uit de door de beroepskamer bevolen sociale en medische onderzoeken voortvloeien.
  Onze Minister tot wiens bevoegdheid het maatschappelijk welzijn behoort, stelt de honoraria of tarieven vast die van toepassing zijn op de in lid 1 van dit artikel bedoelde sociale en medische onderzoeken.

Art.9. Het huishoudelijk reglement van elke beroepskamer wordt door de voorzitter van die kamer in ontwerp opgemaakt, en na raadpleging van die kamer, ter goedkeuring overgelegd aan de Minister tot wiens bevoegdheid het maatschappelijk welzijn behoort.

HOOFDSTUK II. _ DE RECHTSPLEGING VOOR DE BEROEPSKAMERS.
Art.10. Het verzoekschrift moet met redenen omkleed zijn en is ondertekend door de verzoeker, diens raadsman of wettelijke vertegenwoordiger.
  Dat de verzoeker het verzoekschrift niet heeft ondertekend, kan hem niet worden tegengesteld wanneer hij het bewijs levert dat hij bij het indienen van het verzoekschrift onmogelijk kon ondertekenen.

Art.11. Wanneer het beroep wordt ingesteld bij een verzoekschrift neergelegd op het secretariaat van de beroepskamer, wordt hiervan onmiddellijk een ontvangstbewijs aan de verzoeker overhandigd.

Art.12. Bij de ontvangst van het verzoekschrift brengt de secretaris van de beroepskamer het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn hiervan op de hoogte en verzoekt dit om mededeling van het dossier van de verzoeker.
  De overmaking van het dossier geschiedt onmiddellijk.

Art.13. De secretaris van de beroepskamer vervolledigt het dossier; daartoe verzamelt hij rechtstreeks alle nuttige inlichtingen en bescheiden.
  Na de zaak onderzocht te hebben maakt de secretaris een voor de beroepskamer bestemd verslag op; hij dagtekent en ondertekent het en voegt het bij het dossier.

Art.14. De bij artikel 72 van de wet van 8 juli 1976 bedoelde oproepingen van de voorzitter van de betrokken raad voor maatschappelijk welzijn en van de verzoeker geschieden bij een ter post aangetekende brief. Zij vermelden plaats, dag en uur van verschijning.

Art.15. Indien de verzoeker besluiten wenst neer te leggen, moet hij die aan de secretaris doen toekomen ten laatste daags voor de dag van het verschijnen.

Art.16. De zittingen van de beroepskamer worden gehouden met gesloten deuren.

Art.17. De beroepskamer kan alleen geldig beraadslagen en beslissen indien de effectieve of plaatsvervangende voorzitter en drie andere effectieve of plaatsvervangende leden, alsmede de secretaris, aanwezig zijn.

Art.18. De voorzitter van de betrokken raad voor maatschappelijk welzijn alsook de verzoeker mogen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen hetzij door een advokaat, drager der stukken, hetzij door een ander persoon die speciaal door de voorzitter van de beroepskamer wordt toegelaten.
  De mandataris die geen advokaat is, moet drager zijn van een geschreven volmacht.
  Indien evenwel de beroepskamer het voor haar voorlichting nuttig acht, kan zij met toepassing van artikel 72, derde lid, van de wet van 8 juli 1976, bevelen dat de partijen persoonlijk verschijnen.

Art.19. Blijkt uit de behandeling van de zaak dat het noodzakelijk is de verzoeker aan een medisch onderzoek te onderwerpen, dan wordt deze verzocht zich bij een door de beroepskamer aangeduide deskundige te melden. In dit geval kan de verzoeker zich door een geneesheer van zijn keuze laten vergezellen.
  De deskundige is gehouden binnen de door de beroepskamer bepaalde termijn een verslag uit te brengen dat ieder punt welk in zijn opdracht werd aangeduid behandelt.

Art.20. De beslissingen van de beroepskamer worden genomen bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden; onthouding is niet toegelaten. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

Art.21. De voorzitter en de andere leden van de beroepskamer zijn verplicht het geheim van de beraadslaging te bewaren.

Art.22. De beslissingen zijn, op straffe van nietigheid, met redenen omkleed.
  Zij vermelden:
  1. de naam, voornaam en woonplaats van de verzoeker en van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van het betrokken openbaar centrum; in voorkomend geval de naam, voornaam en woonplaats en hoedanigheid van de personen die hen vertegenwoordigden of bijstonden;
  2. de oproeping van de voormelde partijen, hun eventuele aanwezigheid en, in dat geval, het feit dat deze personen in hun middelen en opmerkingen werden gehoord of daartoe werden uitgenodigd;
  3. het eventueel neerleggen van besluiten;
  4. de uitspraak, de datum en de plaats ervan, alsmede de namen van de personen die erover hebben beraadslaagd.
  De beslissingen worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Art.23. De door artikel 72 van de voornoemde wet van 8 juli 1976 voorziene betekening van de beslissingen geschiedt bij een ter post aangetekende brief.
  Het afschrift van de beslissing vermeldt dat tegen deze beroep kan worden ingesteld bij de Raad van State binnen de zestig dagen na de datum van de betekening der beslissing.
  De secretaris verstuurt eveneens een afschrift van de beslissing aan de Minister tot wiens bevoegdheid het maatschappelijk welzijn behoort.

Art.24. Bij vernietiging door de Raad van State van een beslissing van de beroepskamer, wordt de zaak verwezen naar de anders samengestelde kamer, van het arrest wordt melding gemaakt op de rand van de vernietigde beslissing in het register van de beraadslagingen en beslissingen van de beroepskamer. De kamer waarnaar de zaak is verwezen, gedraagt zich naar de beslissing van de Raad van State omtrent de rechtspunten waarover deze uitspraak heeft gedaan.

Art.25. Wanneer het blijkt dat een materiële vergissing werd begaan, kan de beroepskamer haar beslissing verbeteren, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een der partijen.
  De krachtens dit artikel getroffen beslissingen hebben uitwerking op dezelfde datum als de verbeterde beslissing.

Art.26. (opgeheven vanaf 18-12-1989) <KB 1989-10-26/31, art. 1, 002>

HOOFDSTUK III. _ ALGEMENE- EN slotbepalingen
Art.27. § 1. De in de artikelen 71 en 72 van de wet van 8 juli 1976 voorziene termijnen gaan in de dag na de ontvangst van het stuk dat de termijn doet ingaan.
  Het stuk dat bij ter post aangetekende brief is verzonden wordt beschouwd te zijn ontvangen de eerste werkdag na de afgifte van de brief op de post.
  De postdatum heeft bewijskracht voor de verzending van alle stukken van de rechtspleging.
  § 2. De vervaldag wordt in de termijn gerekend.
  Wanneer de laatste dag voor het stellen van een handeling van de rechtspleging evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, dan wordt de vervaldag verplaatst op de eerstvolgende werkdag.

Art.28. Ten aanzien van het dringend karakter der beslissingen, dienen de bepalingen van dit besluit tot regeling van de rechtspleging door de beroepskamer te worden opgevat in de meest voordelige zin voor een spoedige afhandeling der zaken.

Art. 29. Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin is belast met de uitvoering van dit besluit.