Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

21 OKTOBER 1976. - Koninklijk besluit houdende het organiek reglement van de Dienst voor de Scheepvaart. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BVR2006-05-19/48, art. 1; Inwerkingtreding : 30-06-2004) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 24-08-2006).



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Raad van beheer.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Personeel.
Art. 5-6
HOOFDSTUK III. - Financieel beheer.
Art. 7-9
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art. 10-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2006036180 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Raad van beheer.
Artikel 1. De raad van beheer van de Dienst voor de Scheepvaart is samengesteld uit dertien leden, te weten een voorzitter, zes vertegenwoordigers van het Rijk, vier vertegenwoordigers van de gebruikers van de scheepvaartwegen, van wie twee de belangen van de schipperij vertegenwoordigen en twee de belangen inzake de binnenscheepvaart, een vertegenwoordiger van het personeel van de Dienst voor de Scheepvaart en een vertegenwoordiger van de haven van Antwerpen.
  Bij een latere oprichting van een haven, openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, wordt het aantal leden met twee vermeerderd, een dat de nieuwe haven vertegenwoordigt, een tweede dat het Rijk vertegenwoordigt.
  De gebruikers van de scheepvaartwegen leggen respectievelijk een dubbele kandidatenlijst voor.
  De Minister van Openbare Werken draagt aan de Koning de kandidaatstellingen voor van de voornoemde vertegenwoordigers.
  Drie vertegenwoordigers van het Rijk worden door de Minister van Openbare Werken voorgedragen in gemeen overleg, respectievelijk met de Ministers van Verkeerswegen, van Economische Zaken en van Financiën.

Art.2. Het mandaat van de leden van de raad duurt zes jaar; het kan worden hernieuwd.
  De leden die niet meer het ambt uitoefenen op grond waarvan zij werden benoemd, houden op deel uit te maken van de raad. Zij blijven evenwel in dienst tot hun vervanging.
  Binnen drie maanden wordt elk lid, dat opgehouden heeft deel uit te maken van de raad vooraleer de normale datum van zijn mandaat verstreken is, vervangen. Het nieuw lid voltooit het mandaat van het lid dat hij vervangt.

Art.3. De raad vergadert, ingevolge een oproeping van de voorzitter, ten minste eenmaal in de maand, en daarenboven telkens als ten minste drie leden het aanvragen.
  De zittingen worden voorgezeten door de voorzitter of, in zijn afwezigheid, door een door de raad aangewezen beheerder.
  De raad kan alleen geldige beslissingen nemen, indien de meerderheid van de leden aanwezig of vertegenwoordigd is.
  Een beheerder mag een van zijn collega's schriftelijk last geven hem te vertegenwoordigen. Evenwel mag geen beheerder meer dan één collega vertegenwoordigen.
  De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen, geeft de stem van de voorzitter der vergadering de doorslag.
  Is de raad van beheer niet in voldoende getal, dan kan een tweede vergadering, uiterlijk binnen veertien dagen gehouden, met dezelfde dagorde als de eerste, geldig beslissen, wat ook het aantal der aanwezige leden is. In dit geval worden de oproepingen ten minste acht dagen tevoren bij aangetekende brief rondgezonden; het ter post bestellen van de brief geldt als kennisgeving vanaf de volgende dag.

Art.4. De beslissingen van de raad van beheer worden vastgesteld in de notulen die in een daartoe bestemd register ingeschreven worden.
  De notulen worden ten minste door de meerderheid der leden die aan de beraadslaging deelgenomen hebben, ondertekend.
  De afschriften of uittreksels worden door de voorzitter of door de directeur-generaal ondertekend.

HOOFDSTUK II. - Personeel.
Art.5. De raad van beheer benoemt en ontslaat het personeel van de Dienst voor de Scheepvaart, met uitzondering evenwel van de directeur-generaal.

Art.6. De directeur-generaal wordt op de voordracht van de raad van beheer, door de Minister van Openbare Werken benoemd uit de ambtenaren van zijn departement of van de Dienst voor de Scheepvaart.
  Onder het gezag en het toezicht van de raad van beheer verzekert hij de werking van de Dienst voor de Scheepvaart.
  Hij neemt aan de raad van beheer deel met raadgevende stem.

HOOFDSTUK III. - Financieel beheer.
Art.7. Een ambtenaar onder het gezag en het onmiddellijk toezicht van de directeur-generaal, is belast met het centraliseren van de ontvangsten en met de betalingen, volgens de aanwijzingen van de raad.

Art.8. De fondsen van de Dienst voor de Scheepvaart worden in bewaring gegeven bij een privé-bank of bij een financiële instelling onder toezicht van de Staat.
  De jaarlijkse overschotten van de ontvangsten op de uitgaven van de Dienst voor de Scheepvaart worden in de Schatkist gestort, na aanleg van een reservefonds van 20 miljoen frank.

Art.9. De Minister van Openbare Werken en de Minister van Financiën benoemen in onderlinge overeenstemming, bij de Dienst voor de Scheepvaart, een revisor die gekozen wordt onder de leden van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren.

HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art.10. De bevoegdheden die aan de Minister van Openbare Werken toegekend zijn in het algemeen reglement betreffende de politie en de scheepvaart en in de bijzondere reglementen betreffende de scheepvaartwegen afhangende van de Dienst voor de Scheepvaart, worden uitgeoefend door de raad van beheer, en de bevoegdheden die daarin toegekend zijn aan de ambtenaren en beambten van Bruggen en Wegen, worden uitgeoefend door die van de Dienst voor de Scheepvaart.
  De bevoegdheden, aan de ambtenaren en beambten van Bruggen en Wegen toegekend, wat betreft de politie over de stoomtoestellen en de politie over het vervoer per as, mogen door de beambten van de Dienst voor de Scheepvaart uitgeoefend worden.

Art.11. De raad van beheer verleent alle vergunningen betreffende de scheepvaartwegen en hun aanhorigheden waarvan de exploitatie aan zijn instelling opgedragen is. Hij stelt het bedrag van de daarvoor te betalen sommen vast. Hij mag een deel van zijn macht overdragen aan de directeur-generaal.
  De Minister van Openbare Werken beslist welke soorten vergunningen hem vooraf voor akkoord moeten onderworpen worden.

Art. 12. Onze Minister van Openbare Werken is belast met de uitvoering van dit besluit.