6 JULI 1976. - Wet tot beteugeling van het sluikwerk met handels- of ambachtskarakter(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-05-2019 en tekstbijwerking tot 21-03-2024)
Art. 1-4, 4/1, 4/2, 4/3, 4/4, 4/5, 5-7, 7/1, 7/2, 8-9
Artikel 1. Sluikwerk en gebruik maken van de diensten van iemand die sluikwerk verricht, is verboden.
Art.2.§ 1. Voor de toepassing van deze wet is sluikwerk het werk dat voorwerp kan zijn van een beroep behorend tot het ambachtswezen, de handel of de industrie en dat niet in ondergeschikt verband wordt verricht door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die ofwel niet is ingeschreven in [1 de Kruispuntbank van Ondernemingen bedoeld in artikel I.2, 1°, van het Wetboek van economisch recht]1, ofwel de wettelijke voorschriften inzake vergunning, verzekeringsplicht of inschrijving in verband met de uitoefening van dit beroep overtreedt, voor zover dat werk hetzij door zijn omvang en zijn technische aard, hetzij door zijn frequentie, hetzij door het aanwenden van materieel of van werktuigen, een specifiek professioneel karakter heeft.
Toegelaten zijn steeds de reddingswerken en andere dringende werken die zonder uitstel moeten worden uitgevoerd om dreigende ongevallen te voorkomen.
§ 2. Het door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon verrichte werk dat niet voldoet aan de in § 1 vastgestelde voorwaarden wordt altijd geacht sluikwerk te zijn wanneer :
a) het werk wordt verricht ingevolge reclame die is gevoerd om cliëntele te winnen;
b) het werk dat door de bijzonder voordelige prijsvoorwaarden waartegen het wordt aangeboden, door de mededeling dat de BTW niet zal worden toegepast of door andere soortgelijke argumenten doet blijken van zijn karakter van sluikwerk.
§ 3. Onder de toepassing van deze wet vallen niet :
a) elk voor persoonlijk gebruik in familieverband voor bloed- of aanverwanten tot de tweede graad verricht werk;
b) het werk dat een natuurlijke persoon door zijn echtgenoot of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad laat verrichten, voor zover die werkzaamheden betrekking hebben op het bouwen, verbouwen of saneren van sociale of daarmee gelijkgestelde woningen;
c) de werkzaamheden van de door de Koning erkende sociaal-culturele organisaties, voor zover die werkzaamheden verband houden met het doel van die organisaties.
----------
(1)<W 2024-02-09/19, art. 79, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.3.Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, zijn de onderstaande ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van deze wet en bevoegd om desbetreffende overtredingen op te sporen en proces-verbaal daarvan op te maken dat bewijskracht heeft tot het tegendeel is bewezen :
a) [1 de ambtenaren van de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;]1
b) de inspecteurs en controleurs van de Administratie voor de reglementering en voor sociale zaken van het Ministerie van Middenstand, aangewezen overeenkomstig artikel 16 van de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
c) de ambtenaren van de Administratie der directe belastingen en van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, der registratie en domeinen;
d) alle andere ambtenaren daartoe aangewezen door de Koning.
Zij mogen de bij de uitoefening van hun opdracht ingewonnen inlichtingen onderling uitwisselen.
----------
(1)<W 2024-02-09/19, art. 80, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.4.[1 § 1.]1 De in artikel 3 bedoelde leden van het overheidspersoneel mogen voor het vervullen van hun ambt :
1° op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnentreden in alle gebouwen, werkplaatsen, inrichtingen, lokalen of andere plaatsen waar werkzaamheden als bedoeld bij deze wet verricht of vermoedelijk verricht worden; tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben zij evenwel alleen toegang tussen vijf uur 's morgens en negen uur 's avonds en met machtiging van de politierechter;
2° alle nuttige vaststellingen doen en alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten voor het vervullen van hun opdracht, met name door de personen die ervan verdacht worden sluikwerk te verrichten of gebruik te maken van dergelijke diensten en alle andere personen, alleen of samen te ondervragen, zich zonder verplaatsing alle boeken, registers en documenten doen overleggen, daarvan kennis nemen, er afschriften of uittreksels van opmaken of ze zelfs tegen ontvangstbewijs in beslag nemen;
3° de bijstand van de gemeentepolitie en van de rijkswacht vorderen.
[1 § 2. In afwijking van paragraaf 1, gebeuren de opsporing en de vaststelling van de inbreuken bedoeld in deze wet, door de ambtenaren bedoeld in artikel 3, eerste lid, a), overeenkomstig de bepalingen bedoeld in boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht, waarbij ze zich voor de bevoegdheid bedoeld in artikel XV.3, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht te allen tijde toegang kunnen verschaffen of toegang kunnen laten verschaffen tot de in artikel XV.3, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht bedoelde plaatsen.]1
----------
(1)<W 2024-02-09/19, art. 81, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.4/1. [1 Wanneer zij een inbreuk vaststellen op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten, kunnen de in artikel 3, a), bedoelde ambtenaren aan de overtreder een waarschuwing richten waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/28, art. 41, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art.4/2. [1 De ambtenaren die zijn aangesteld door de minister bevoegd voor Economie kunnen aan de overtreder een transactie voorstellen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.
De tarieven alsook de betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.
De geldsom bedoeld in het eerste lid mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de strafrechtelijke geldboete die wegens de vastgestelde inbreuk kan worden opgelegd, verhoogd met de opdeciemen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/28, art. 42, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art.4/3. [1 De inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten, kunnen het voorwerp uitmaken van:
1° de toepassing van de transactieprocedure bedoeld in artikel 4/2;
2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;
3° een strafrechtelijke vervolging.
De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht, met uitzondering van artikel XV.60/1, § 2, indien de inbreuken op deze wet zijn opgespoord en vastgesteld door de ambtenaren bedoeld in artikel 3, eerste lid, b), c) of d).]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-02-09/19, art. 82, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.4/4. [1 Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen.
Wanneer het openbaar ministerie afziet van een strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-02-09/19, art. 83, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.4/5. [1 Indien het openbaar ministerie afziet van een strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van het aanvullend opsporingsonderzoek aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-02-09/19, art. 84, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.5.[1 Met hetzij een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en met een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 500 euro of met één van die straffen alleen, hetzij een administratieve geldboete van 26 tot 500 euro wordt gestraft, hij die sluikwerk verricht of gebruik maakt van de diensten van iemand die sluikwerk verricht.]1
----------
(1)<W 2024-02-09/19, art. 85, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.6.[1 Met hetzij een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en met een strafrechtelijke geldboete van 100 tot 1.000 euro of met één van die straffen alleen, hetzij een administratieve geldboete van 100 tot 1.000 euro wordt gestraft, hij die het krachtens deze wet geregelde toezicht verhindert.]1
----------
(1)<W 2024-02-09/19, art. 86, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.7. Bij herhaling binnen vijf jaar na een vorige veroordeling wegens overtreding van deze wet, kan de straf op het dubbel van het maximum gebracht worden.
Art.7/1. [1 De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1, van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.
De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-02-09/19, art. 87, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.7/2. [1 De artikelen XV.71, XV.72, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn van toepassing op de strafrechtelijke inbreuken op deze wet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-02-09/19, art. 88, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.8. In afwijking van artikel 100 van het Strafwetboek zijn hoofdstuk VII en artikel 85 van dat wetboek van toepassing op de bij deze wet bedoelde misdrijven.
Art. 9. Aan de hand van krachtens artikel 3 opgemaakte processen-verbaal kan het openbaar ministerie gelasten beslag te leggen op de vervaardigde of herstelde roerende voorwerpen evenals op de machines, werktuigen, materialen en voertuigen die gediend hebben om de overtreding te begaan of die naar aanleiding daarvan zijn gebruikt.
Het beslag wordt van rechtswege opgeheven door het vonnis dat een einde maakt aan de vervolgingen, zodra dit in kracht van gewijsde is gegaan of, in voorkomende gevallen, door de beschikking van buitenvervolgingstelling dan wel door seponering van de zaak.