5 JULI 1976. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waarin sommige burgerlijke oorlogsinvaliden kunnen aanspraak maken op een vervroegd rustpensioen als arbeider, bediende of werknemer.
Art. 1-6
Artikel 1. <Opgeheven, doch blijft van toepassing op de rust- en overlevingspensioenen die voor het eerst daadwerkelijk vóór 1 januari 1991 zijn ingegaan. KB 1990-12-04/31, art. 50, Inwerkingtreding : 01-01-1991> De burgerlijke oorlogsslachtoffers die gerechtigd zijn op een pensioen krachtens de wetten op de vergoedingspensioenen , gecoördineerd op 5 oktober 1948, of krachtens de wetten betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlogen 1914-1918 en 1940-1945 en hun rechthebbenden maar die niet begunstigd zijn met een statuut van nationale erkentelijkheid, (kunnen op de leeftijd van 64 jaar) aanspraak maken op een rustpensioen, zonder dat de vermindering van 5 pct. inherent aan deze vervroeging en voorzien in de pensioenstelsels van de arbeiders, van de bedienden of van de werknemers, onderscheidenlijk bij artikel 8, § 1, tweede lid, van de wet van 21 mei 1955, bij artikel 10, § 1, tweede lid, van de wet 50 van 12 juli 1957, en bij artikel 5, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967, toepasselijk is. <KB 1986-08-08/34, art. 1, 002>
Art.2. Het Rijk betaalt aan de Rijksdienst voor werknemerspensioenen en dit voor elk begunstigde het bedrag terug van het verschil tussen de prestaties uitbetaald bij toepassing van de bepalingen van dit besluit en de prestaties welke zouden uitbetaald zijn zonder toepassing van deze bepalingen.
Het bedrag wordt telkenjare op 31 december voor elke begunstigde door de Rijkskas voor rust- en overlevingspensioenen vastgesteld.
Deze kas deelt aan de Minister van Financiën en aan de voornoemde Rijksdienst voor 1 maart van het volgend jaar ten laatste de staat ervan mede.
Het Bestuur van de Thesaurie en Staatsschuld draagt vóór 30 juni van hetzelfde jaar ten laatste, het op de staat voorkomend bedrag aan de Rijksdienst voor werknemerspensioenen over.
Art.3. <Opgeheven, doch blijft van toepassing op de rust- en overlevingspensioenen die voor het eerst daadwerkelijk vóór 1 januari 1991 zijn ingegaan. KB 1990-12-04/31, art. 50, Inwerkingtreding : 01-01-1991> De bepalingen van dit besluit worden van ambtswege toegepast door de Rijksdienst voor werknemerspensioenen ten voordele van de personen, die blijkens hun pensioendossier begunstigd zijn met één van de in artikel 1 vermelde vergoedingspensioenen en op wier pensioenaanvraag nog geen administratieve beslissing is tussenbeide gekomen en betekend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art.4. <Opgeheven, doch blijft van toepassing op de rust- en overlevingspensioenen die voor het eerst daadwerkelijk vóór 1 januari 1991 zijn ingegaan. KB 1990-12-04/31, art. 50, Inwerkingtreding : 01-01-1991> De personen, beoogd bij artikel 1 aan wie op de datum van inwerkingtreding van dit besluit een administratieve beslissing tot toekenning van een rustpensioen, verminderd wegens de vervroegde toekenning, is betekend overeenkomstig de pensioenregelingen voor arbeiders, voor bedienden of voor werknemers, ingesteld respectievelijk bij de wetten van 21 mei 1955 en 12 juli 1957 en bij het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967, kunnen om de toepassing van de bepalingen van dit besluit verzoeken door een nieuwe aanvraag in te dienen bij de burgemeester van de gemeente waar zij hun werkelijke verblijfplaats hebben.
Deze aanvraag heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand volgend op deze in de loop waarvan zij werd ingediend; zo zij vóór 1 juli 1977 is ingediend heeft zij nochtans uitwerking op de datum van inwerkingtreding van dit besluit en ten vroegste op de ingangsdatum van het pensioen.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1976.
Art. 6. Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit.