11 JUNI 1976. _ Koninklijk besluit tot vaststelling, voor het Waalse gewest, van de voorwaarden tot oprichting, in de schoot van een landbouwexploitatie, van verblijven die niet vallen onder de toepassing van de wet op het kamperen.
Art. 1-8, N1, N2
Artikel 1. De toepassing van dit besluit beperkt zicht tot het grondgebied van het Waalse gewest, zoals is vastgesteld bij artikel 1 van de wet van 1 augustus 1974 tot oprichting van gewestelijke instellingen, in voorbereiding van de toepassing van artikel 107quater van de Grondwet.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder verplaatsbaar verblijf enkel verstaan, de tenten, de caravans met eigen beweegbare kracht en de trekbare caravans overeenkomstig artikel 31 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemene vaststelling van de technische voorwaarden aan dewelke de zelfbewegende voertuigen en hun aanhangwagens moeten beantwoorden, gewijzigd bij koninklijk besluit van 12 december 1975.
Art.3. De bouwvergunning betreffende de vestiging van drie verplaatsbare verblijven welke niet meer dan 10 personen tegelijk groeperen mag slechts worden afgeleverd mits volgende voorwaarden :1° de plaats dient in het agrarisch- of landelijk gebied gelegen te zijn in het ontwerp-gewestplan of gewestplan met uitsluiting van de landschappelijk waardevolle gebieden;2° deze plaats mag niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een besluit tot classering of van een voorstel tot classering in toepassing van de wet van 7 augustus 1931 tot behoud van monumenten en landschappen;3° de verblijven moeten gevestigd zijn in de onmiddellijke buurt van de gebouwen van een hoeve welke noodzakelijk deel uitmaken van een leefbare landbouwuitbating, op een gezond terrein, niet onder water te zetten, de dieren beschermend en welke een minimale oppervlakte van één are heeft per plaats;4° de volgende uitrustingen moeten bestendig ter beschikking worden gesteld van de bewoners van de verblijven : tenminste een W.C. gevestigd in de bestaande gebouwen en een punt van voorziening van drinkbaar water.
Art.4. Het betaamt de landbouwuitbater, eventueel met de schriftelijke toelating van de eigenaar, de aanvraag tot vergunning in te dienen bij het college van burgemeester en schepenen, overeenkomstig artikel 44 en volgende van de wet houdende organisatie van de Ruimtelijke Ordening en de Stedebouw en volgens model overeenkomstig bijlage n° 1 van dit besluit.
Art.5. Het dossier van de aanvraag tot vergunning omvat, in drievoudig exemplaar :
_ een liggingsplan,
_ een precies en genummerd inplantingsplan,
_ een beschrijving van de uitrusting en de lokalisering ervan,
_ 3 foto's van de beschouwde plaats, genomen vanuit verschillende hoeken,
_ het formulier tot aanvraag van de vergunning, overeenkomstig het bij dit besluit gevoegde model, opgesteld door de gemeente en gratis ter beschikking gesteld van de aanvrager.
Art.6. De duur van de vergunning is beperkt tot de periode vanaf 15 dagen vóór Pasen tot 1 oktober van elk jaar. Zelfs de verblijven welke niet bewoond zijn mogen niet behouden blijven buiten deze periode.
Art.7. De bouwvergunning wordt afgeleverd volgens model overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit.
Art.8. De bij artikel 64 en volgende van de wet houdende organisatie van de Ruimtelijke Ordening en de Stedebouw vastgestelde sancties zijn toepasselijk in geval van inbreuk op dit besluit.
Art. N1. Bijlage 1 : Vraag tot vergunning betreffende de oprichting van verplaatsbare verblijven in de schoot van een landbouwexploitatie. <Deze bijlage werd om technische redenen niet opgenomen; zie B.S. 27-08-1976, blz.10710> <Gewijzigd bij KB 12-04-1974; B.St. 03-05-1977>
Art. N2. Bijlage 2 : Bouwvergunning, campingvergunning, betreffende de oprichting van verplaatsbare bedrijven in de schoot van een landbouwexploitatie. <Deze bijlage werd om technische redenen niet opgenomen; zie B.S. 27-08-1976, blz.10710> <Gewijzigd bij KB 12-04-1974; B.S. 03-05-1977>