Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

29 DECEMBER 1975. - Koninklijk besluit betreffende de verklaring van openbaar nut voor het oprichten van gebouwen en bovengrondse installaties die nodig zijn voor het opsporen of exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas.



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2013011503  2013011504  2023044539 



Artikels:

Artikel 1. De aanvraag om verklaring van openbaar nut met het oog op het oprichten van gebouwen of bovengrondse installaties en het uitvoeren van alle werken of verrichtingen die nodig zijn voor het opsporen of exploiteren van een ondergrondse bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas, op of boven onbebouwde private gronden die gelegen zijn binnen de opsporings-, exploitatie- of beveiligingsomtrek, wordt hetzij in de vergunningsaanvraag, hetzij afzonderlijk, gericht tot de Minister tot wiens bevoegdheid de mijnen behoren.

Art.2. De door de aanvrager of door zijn gemachtigde ondertekende aanvraag vermeldt de naam of de firmanaam van de aanvrager, zijn adres, het doel van de aanvraag, de lijst van de erbij gevoegde plans en stukken alsmede de datum waarop ze wordt ingediend.
  De hierna vermelde stukken op papier van formaat A4 van de norm NBN 18, dat wil zeggen 210 X 297 mm of volgens dit formaat gebouwen, moeten de aanvraag vergezellen.
  1. Een nota met de volgende inlichtingen.a) eigenaar en exploitant van de installatie ten bate van wie de verklaring van openbaar nut moet opgesteld worden;b) redenen die het gebeurlijk bezetten van private gronden rechtvaardigen.
  2. Een lijst per betrokken gemeente met de naam en adressen van de eigenaars van de percelen waarvan sprake onder 4 hierna, die als dusdanig in het register van het Kadaster zijn vermeld en van de gebeurlijke door de eigenaars aangegeven huurders van die gronden.3. Een stafkaart op schaal van ten minste 1/25 000.
  Op deze kaart moeten inzonderheid de ontworpen gebouwen en installaties worden vermeld.
  4. Een uittreksel uit het beschikbare kadastraal plan of een fotografische weergave van een kadastraal plan op dezelfde schaal, afzonderlijk voor iedere gemeente waarbij de percelen worden aangeduid waarop de bovengrondse installaties moeten aangebracht worden en de aanduiding van deze installaties.
  De stukken waarvan sprake onder 1 en de afschriften van de aanvraag moeten worden ingediend in zoveel exemplaren als er gemeenten zijn plus drie. De andere stukken worden in ten minste drie exemplaren ingediend.
  De Minister tot wiens bevoegdheid de mijnen behoren of zijn afgevaardigde mag naar goedvinden bijkomende exemplaren van alle of sommige stukken eisen.
  De bijkomende afschriften worden door de aanvrager bezorgd binnen zes dagen nadat ze hem zijn gevraagd.
  De stukken worden door de aanvrager en op zijn kosten bezorgd.

Art.3. Binnen vijftien dagen na de ontvangst van alle stukken doet de Minister tot wiens bevoegdheid de mijnen behoren een onderzoek verrichten in elkeen der gemeenten waar de in artikel 2 van onderhavig besluit vermelde gronden liggen.

Art.4. Een afschrift van de aanvraag en een exemplaar van de vermelde stukken, die de gemeente aanbelangen, worden gedurende dertig dagen op het gemeentehuis van elke gemeente waarvan sprake in artikel 3, ter inzage van het publiek gelegd.
  Door toedoen van de burgemeester wordt op de gewone plaatsen van aanplakking van de bekendmaking en berichten, binnen drie dagen na ontvangst van de stukken een bericht aangeplakt, waaruit deze ter inzagelegging blijkt.
  Terzelfder tijd doet elk gemeentebestuur bovendien de eigenaars, van de in artikel 2, 4, van dit besluit bedoelde percelen die als dusdanig in het register van het Kadaster zijn vermeld en de door de eigenaars aangegeven huurders van die gronden afzonderlijk aan hun woonplaats een schriftelijk bericht betreffende de ingediende aanvraag geworden.
  Het vervullen van deze formaliteiten wordt vastgesteld in een attest van het college van burgemeester en schepenen; dat attest wordt bij het proces-verbaal van het onderzoek gevoegd.

Art.5. De in artikel 4 bepaalde termijn van dertig dagen vangt aan op de datum van het bericht aan de betrokkenen en aan het publiek.

Art.6. De bezwaren en bemerkingen waartoe de aanvraag mocht aanleiding geven, worden door het college van burgemeester en schepenen opgenomen. Het daartoe opgemaakte proces-verbaal bevat de door de comparanten ondertekende mondelinge verklaringen en vermeldt de schriftelijke verklaringen die bij het proces-verbaal moeten worden gevoegd.
  Zodra de in artikel 4 bepaalde termijn verstreken is, sluit de burgemeester of zijn daartoe aangeduide afgevaardigde het proces-verbaal af en maakt het binnen drie dagen over aan de Minister tot wiens bevoegdheid de mijnen behoren.

Art.7. De beslissing van de Koning wordt zonder verwijl ter kennis van de aanvrager gebracht.

Art.8. Alle kennisgevingen worden aan de aanvrager bij ter post aangetekende brief gezonden.

Art.9. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 10. Onze Minister van Economische Zaken en Onze Staatssecretaris, toegevoegd aan de Minister van Economische Zaken, worden, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van onderhavig besluit.