17 JULI 1974. - Koninklijk besluit waarbij bijslagen worden verleend aan sommige gerechtigden van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoordineerd op 3 juni 1970. (NOTA : Artikel 5ter, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 juli 2021 is niet van toepassing in 2023 en in 2024.<KB2023-03-12/10, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-07-1991 en tekstbijwerking tot 24-03-2023)
Art. 1-5, 5bis, 5ter, 6-10
2001003604 2005022823 2007022759 2009202634 2011203635 2014022426 2015205859 2017204535 2019202637 2021203717
Artikel 1.§ 1. De getroffene of de rechthebbenden die hetzij een jaarlijkse vergoeding hetzij sedert meer dan één jaar een vergoeding voor volledige tijdelijke ongeschiktheid genieten, hebben recht op een aanvullende bijslag zo die vergoedingen minder bedragen dan :
1° wat betreft de getroffene :
(53,51 EUR) per pct. blijvende ongeschiktheid, wanneer deze is vastgesteld op minder dan 10 pct.; <KB 2001-12-11/45, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(77,94 EUR) per pct. blijvende ongeschiktheid, wanneer deze is vastgesteld op ten minste 10 pct. en ten hoogste 35 pct.; <KB 2001-12-11/45, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(103,84 EUR) per pct. blijvende ongeschiktheid, wanneer deze is vastgesteld op meer dan 35 pct. en ten hoogste op 65 pct.; <KB 2001-12-11/45, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(131,80 EUR) per pct. blijvende ongeschiktheid, wanneer deze meer dan 65 pct, bedraagt of wanneer de getroffene een vergoeding voor hulp van een ander persoon heeft bekomen, evenals wanneer het om een volledige tijdelijke ongeschiktheid gaat van meer dan één jaar. <KB 2001-12-11/45, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Wanneer nochtans voor de berekening van hetzij de jaarlijkse vergoeding hetzij de vergoeding voor volledige tijdelijke ongeschiktheid van meer dan één jaar, een basisloon in aanmerking werd genomen dat vastgesteld is overeenkomstig artikel 37 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 worden de voornoemde bedragen met de helft verminderd;
2° wat betreft de rechthebbenden :
(2 903,52 EUR) voor de overlevende echtgenoot; <KB 2001-12-11/45, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(1 935,68 EUR) voor de rechthebbenden die een jaarlijkse vergoeding genieten gelijk aan 20 pct. van het basisloon; <KB 2001-12-11/45, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(1 451,72 EUR) voor de rechthebbenden die een jaarlijkse vergoeding genieten gelijk aan 15 pct. van het basisloon; <KB 2001-12-11/45, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(967,84 EUR) voor de rechthebbenden die een jaarlijkse vergoeding genieten gelijk aan 10 pct. van het basisloon. <KB 2001-12-11/45, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
De bedragen vastgesteld voor de rechthebbenden blijven onveranderd zo de jaarlijkse vergoeding werd verminderd bij toepassing van de regel vastgesteld bij artikel 18 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
§ 2. Vanaf 1 januari 1975 wordt, per 1 januari van ieder jaar, op de in § 1 vastgestelde bedragen een herwaarderingscoëfficiënt toegepast, door Ons vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd besluit.
Voor het jaar 1974 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1,04.
(Voor het jaar 1975 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1,06.
Vanaf het jaar 1976 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1.
(Vanaf het jaar 2007 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1,02.) <KB 2007-05-17/40, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
Indien echter de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld vóór 1 januari 1998, wordt deze coëfficiënt vanaf 1 september 2005 vastgesteld op 1,02.
Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 1998 en 31 december 1999, wordt deze coëfficiënt vanaf 1 september 2006 vastgesteld op 1,02.) <KB 2005-10-10/31, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
(Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 2000 en 31 december 2001, wordt de coëfficiënt vanaf 1 september 2007 vastgesteld op 1,02.) <KB 2007-05-17/40, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(Voor de toepassing van de leden 4 tot en met 8 wordt de coëfficiënt telkens toegepast op het reeds met de vorige coëfficiënt vermenigvuldigd bedrag.) <KB 2007-05-17/40, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
[1 Vanaf het jaar 2009 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1,06.]1
[2 Vanaf het jaar 2011 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1,0824. ]2
[3 Vanaf het jaar 2013 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1,1041.]3
[4 Vanaf het jaar 2015 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1,1262.]4
[5 Vanaf het jaar 2017 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1,1453.]5
[6 Vanaf het jaar 2019 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1,1729.]6
[7 Vanaf het jaar 2021 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1,1964.]7
[8 Vanaf het jaar 2023 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1,2203.]8
§ 3. De bedragen bepaald in § 1 en geherwaardeerd overeenkomstig § 2, worden gekoppeld (aan het spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100)). <KB 2001-12-11/45, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Zij worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971, houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij die berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
----------
(1)<KB 2009-05-31/11, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2011-06-21/13, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(3)<KB 2013-11-22/42, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<KB 2015-11-30/13, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(5)<KB 2017-08-30/07, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(6)<KB 2019-05-22/13, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(7)<KB 2021-07-21/02, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
(8)<KB 2023-03-12/10, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.2. Het jaarlijks bedrag van de aanvullende bijslag is gelijk aan het verschil tussen de bij artikel 1 vastgestelde bedragen en het bedrag van de jaarlijkse vergoeding of van de vergoeding voor volledige tijdelijke ongeschiktheid van meer dan één jaar.
Art.3. Op de getroffene of de rechthebbenden die, in toepassing van de wet van 24 juli 1927 betreffende schadeloosstelling inzake beroepsziekten of door gelijkstelling een rente genieten, zijn de bepalingen van artikel 1 eveneens van toepassing. Het jaarlijks bedrag van hun aanvullende bijslag is gelijk aan het verschil tussen eensdeels de bij artikel 1 vastgestelde bedragen en anderdeels de rente vóór iedere uitbetaling in kapitaal.
Art.4. De kinderen, kleinkinderen, broeders en zusters, die op het ogenblik dat het schadegeval definitief werd geregeld, slechts recht hadden op een jaarlijkse vergoeding tot hun 18 jaar, kunnen, vanaf die leeftijd aanspraak maken op een bijzondere bijslag zolang zij gerechtigd zijn op kinderbijslag.
De bijzondere bijslag wordt berekend op grond van de bedragen vastgesteld bij artikel 1.
Art.5.De getroffene of de rechthebbenden die hetzij een jaarlijkse vergoeding hetzij sedert meer dan één jaar een vergoeding voor volledige tijdelijke ongeschiktheid genieten en geen aanspraak kunnen maken op een aanvullende bijslag bedoeld bij artikel 1 hebben recht op een aanpassingsbijslag.
Het jaarlijks bedrag van deze bijslag is gelijk aan dat van de verhoging bekomen door vanaf 1 januari 1975, per 1 januari van ieder jaar, op de in het eerste lid bedoelde vergoedingen een herwaarderingscoëfficiënt toe te passen, vastgesteld door Ons bij een in Ministerraad overlegd besluit.
Voor het jaar 1974 is deze coëfficiënt vastgesteld als volgt:
1,10 wanneer de arbeidsongeschiktheid waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergoeding of rente wordt verleend, is aangevangen vóór 1 januari 1966;
1,085 wanneer de arbeidsongeschiktheid is aangevangen in de loop van de jaren 1966 of 1967;
1,07 wanneer de arbeidsongeschiktheid is aangevangen in de loop van de jaren 1968, 1969 of 1970;
1,05 wanneer de arbeidsongeschiktheid is aangevangen in de loop van de jaren 1971 of 1972;
1,04 wanneer de arbeidsongeschiktheid is aangevangen in de loop van het jaar 1973.
(Voor het jaar 1975 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1,06.
Vanaf het jaar 1976 is deze coëfficiënt vastgesteld op 1.
Indien echter de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld vóór 1 januari 1998, wordt deze coëfficiënt vanaf 1 september 2005 vastgesteld op 1,02.
Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 1998 en 31 december 1999, wordt deze coëfficiënt vanaf 1 september 2006 vastgesteld op 1,02.) <KB 2005-10-10/31, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
(Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 2000 en 31 december 2001, wordt de coëfficiënt vanaf 1 september 2007 vastgesteld op 1,02.
Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld ten laatste op 31 december 1986, wordt deze coëfficiënt vanaf 1 september 2007 vastgesteld op 1,02.) <KB 2007-05-17/40, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 1987 en 31 december 1992, wordt deze coëfficiënt vanaf 1 september 2008 vastgesteld op 1,02.) <KB 2007-05-17/40, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
[1 Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 1994 en 31 december 2002, wordt de coëfficiënt vanaf 1 september 2009 vastgesteld op 1,02.
Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld ten laatste op 31 december 2007, wordt deze coëfficiënt vanaf 1 september 2009 vastgesteld op 1,008.]1
[2 Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld ten laatste op 31 december 2009, wordt deze coëfficiënt vanaf 1 september 2011 vastgesteld op 1,007.]2
[3 Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld ten laatste op 31 december 2011, wordt deze coëfficiënt vanaf 1 september 2013 vastgesteld op 1,003.]3
[4 Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld ten laatste op 31 december 2009, wordt deze coëfficiënt vanaf 1 augustus 2019 vastgesteld op 1,007 en vanaf 1 januari 2020 op 1,008.]4
[5 Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld ten laatste op 31 december 2005, wordt deze coëfficiënt vanaf 1 juli 2021 vastgesteld op 1,0095.]5
[6 Indien de begindatum van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge de beroepsziekte is vastgesteld ten laatste op 31 december 2007, wordt deze coëfficiënt vanaf 1 juli 2023 vastgesteld op 1,0095.]6
Vervolgens wordt de coëfficiënt telkens toegepast op het reeds met de vorige coëfficiënt vermenigvuldigd bedrag.
----------
(1)<KB 2009-05-31/11, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2011-06-21/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(3)<KB 2013-11-22/42, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<KB 2019-05-22/13, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(5)<KB 2021-07-21/02, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
(6)<KB 2023-03-12/10, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art. 5bis.[1 [6 Vanaf 1 september van elk jaar, en dit vanaf 1 september 2019, wordt het bedrag van de uitkering behorend bij een arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 5, verhoogd met een coëfficiënt van 1,02 als de begindatum van de arbeidsongeschiktheid te wijten aan de beroepsziekte is vastgelegd tussen 1 januari en 31 december inbegrepen van het jaar waarvan het jaartal overeenstemt met het lopende jaar verminderd met 5 eenheden.]6
[8 In afwijking van het voorgaande lid wordt het bedrag van de uitkering behorend bij een arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 5, verhoogd met een coëfficiënt van 1,02 op 1 januari 2016, als de begindatum van de arbeidsongeschiktheid te wijten aan de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 2010 en 31 december 2010 inbegrepen, en verhoogd met een coëfficiënt van 1,02 op 1 januari 2018, als de begindatum van de arbeidsongeschiktheid te wijten aan de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 2012 en 31 december 2012 inbegrepen, en verhoogd met een coëfficiënt van 1,02 op 1 januari 2020, als de begindatum van de arbeidsongeschiktheid te wijten aan de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 2015 en 31 december 2015 inbegrepen, en verhoogd met een coëfficiënt van 1,02 op 1 juli 2021, als de begindatum van de arbeidsongeschiktheid te wijten aan de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 2016 en 31 december 2016 inbegrepen, en verhoogd met een coëfficiënt van 1,02 op 1 januari 2022, als de begindatum van de arbeidsongeschiktheid te wijten aan de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 2017 en 31 december 2017 inbegrepen, en verhoogd met een coëfficiënt van 1,02 op 1 juli 2023, als de begindatum van de arbeidsongeschiktheid te wijten aan de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 2018 en 31 december 2018 inbegrepen, en verhoogd met een coëfficiënt van 1,02 op 1 januari 2024, als de begindatum van de arbeidsongeschiktheid te wijten aan de beroepsziekte is vastgesteld tussen 1 januari 2019 en 31 december 2019 inbegrepen.]8
[8 Met ingang van 1 september 2009, op 1 september 2010, op 1 september 2011, op 1 september 2012, op 1 september 2013, op 1 september 2014, op 1 september 2015, op 1 januari 2016, op 1 september 2017, 1 januari 2018, op 1 september 2019, op 1 januari 2020, op 1 juli 2021, op 1 januari 2022, op 1 juli 2023 en op 1 januari 2024, is de verhoging van de coëfficiënt bedoeld in voorgaande 2 leden, voor de uitkering behorend bij een arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 1, niet van toepassing.]8]1
----------
(1)<KB 2009-05-31/11, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<KB 2011-06-21/13, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(3)<KB 2013-11-22/42, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<KB 2015-11-30/13, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(5)<KB 2017-08-30/07, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(6)<KB 2019-05-22/13, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(7)<KB 2021-07-21/02, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
(8)<KB 2023-03-12/10, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art. 5ter.<Ingevoegd bij KB 2007-05-17/40, art. 4; Inwerkingtreding : 01-09-2009> Het bedrag van de vergoeding betreffende een arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het artikel 5, waarvan de duur 15 jaar bedraagt ten laatste op 31 december van een bepaald jaar, wordt verhoogd met een coëfficiënt van 1,02 vanaf 1 september van het daaropvolgende jaar.
(NOTA : onderhavig artikel 5ter is niet van toepassing in :
- 2010 en 2011, zie KB 2009-05-31/11, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009
- 2012, zie KB 2011-06-21/13, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2011);
- 2013 en 2014(<KB 2013-11-22/42, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
[1 - 2015 en in 2016.]1
[2 niet van toepassing in 2017 en in 2018]2
[3 is niet van toepassing in 2019 en in 2020]3
[4 niet van toepassing in 2021 en in 2022.]4
----------
(1)<KB 2015-11-30/13, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(2)<KB 2017-08-30/07, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(3)<KB 2019-05-22/13, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(4)<KB 2021-07-21/02, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
Art.6. De bijslagen bedoeld bij de artikelen 1, 3 en 5 worden ambtshalve toegekend.
De bijslagen bedoeld bij artikel 4 worden toegekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend; elke aanvraag ingediend vóór 1 oktober 1974 heeft uitwerking op 1 juli 1974.
Art.7. De bijslagen worden samen met de vergoedingen en de renten betaald.
Art.8. Worden opgeheven:
1° het besluit van de Regent van 23 mei 1949 waarbij aanvullende toelagen worden verleend aan sommige gerechtigden van de wet van 24 juli 1927 betreffende schadeloosstelling inzake beroepsziekten, gewijzigd bij het besluit van de Regent van 14 december 1949 en bij de koninklijke besluiten van 3 december 1957, 1 juni 1962, 4 januari en 16 september 1963, 9 februari 1965, 28 juni 1966, 22 december 1967, 30 september 1969, 5 en 25 oktober 1971;
2° het koninklijk besluit van 4 juli 1952 tot toekenning van een aanvullende toelage aan sommige door beroepsziekten getroffenen;
3° het koninklijk besluit van 18 januari 1964 tot regeling van de wijze van aanpassing van de vergoedingen, toeslagen, en renten die werden toegekend vóór de inwerkingtreding van de wet van 24 december 1963 betreffende de schadeloosstelling voor en de voorkoming van beroepsziekten.
Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1974.
Art. 10. Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit.