15 FEBRUARI 1974. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de waarde van de omzettingscoëfficiënten in eenheden verontreinigende belasting voor het afvalwater van de nijverheids- of andere ondernemingen, ter uitvoering van artikel 4, § 2, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging.
Art. 1-6, N
Artikel 1. Voor de uitvoering van artikel 15, § 1, eerste lid, c, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, betreffende de inschrijvingen op het maatschappelijk kapitaal van de waterzuiveringsmaatschappijen, wordt het aantal eenheden verontreinigende belasting van het afvalwater van een industriële of andere onderneming bepaald aan de hand van de volgende formule :
N = Q x OT/q x otIn deze formule betekent :
N het aantal eenheden verontreinigende belasting;
Q het gemiddeld volume afvalwater, uitgedrukt in liter, dat door de onderneming wordt geloosd gedurende een etmaal tijdens de maand van grootste bedrijvigheid van het jaar;
q het volume van de eenheid van verontreinigende belasting;
OT de gemiddelde totale oxydeerbaarheid van het water waarop Q betrekking heeft; het is de som van de gemiddelde chemische zuurstofbehoefte, uitgedrukt in mg/l en van het gemiddeld gehalte aan Kjeldahl stikstof uitgedrukt in mg/l en vermenigvuldigd met 4,57;
ot de totale oxydeerbaarheid van de eenheid verontreinigende belasting; het is de som van de chemische zuurstofbehoefte uitgedrukt in mg/l en van het gehalte aan Kjeldahl stikstof uitgedrukt in mg/l en vermenigvuldigd met 4,57. <zie nota onder TITEL>
Art.2. Voor de uitvoering van artikel 21, § 3, van dezelfde wet, betreffende de bijdragen in de kosten van beheer en werking van de waterzuiveringsmaatschappijen, wordt het aantal eenheden verontreinigende belasting van het afvalwater van een industriële of andere onderneming vastgesteld aan de hand van volgende formule : Q MS OP N = _ (a+ bT1 __ + cT2 __ ) q Ms op
In deze formule betekent :N het aantal eenheden verontreinigende belasting;
Q het gemiddeld volume, uitgedrukt in liter, van het afvalwater dat door de onderneming wordt geloosd tijdens een etmaal tijdens de maand van grootste bedrijvigheid van het jaar;
Ms het gemiddeld gehalte aan stoffen in suspensie van het water waarop Q betrekking heeft;
OP de gemiddelde gedeeltelijke oxydeerbaarheid na een statische bezinking van 2 uren van het water waarop Q betrekking heeft; zij wordt verkregen aan de hand van de biochemische (DBO5) en de chemische (DCO) zuurstofbehoefte van het water na bezinking door toepassing van de volgende formule :
OP = (2DBO5 + DCO)/3q en ms het volume en het gehalte aan stoffen in suspensie van het water waarop de eenheid van verontreinigende belasting betrekking heeft;
op de gedeeltelijke oxydeerbaarheid na statische bezinking van 2 uren van het water waarop de eenheid van verontreinigende belasting betrekking heeft; zij wordt forfaitair vastgesteld op 70 pct. van de gedeeltelijke oxydeerbaarheid, bepaald overeenkomstig de bovenstaande formule, van genoemd water zonder bezinking;
T1 de behandelbaarheidscoëfficiënt van de in het geloosde water aanwezige stoffen in suspensie;
T2 de behandelbaarheidscoëfficiënt van de organische stoffen in het geloosde water na een statische bezinking van 2 uren;
a, b en c zijn coëfficiënten die overeenstemmen met de verdeling van de kosten van de zuivering; de som ervan is gelijk aan 1. <zie nota onder TITEL>
Art.3. Gedurende een periode die verstrijkt op 31 december 1978, is de waarde van T1 en T2 vastgesteld op 1, die van a op 0,20, die van b op 0,35 en die van c op 0,45. <zie nota onder TITEL>
Art.4. In afwijking van artikel 1 van dit besluit en dit tot 31 december 1978 zullen de inschrijvingen op het kapitaal worden bepaald volgens een vereenvoudigde methode, waarbij gebruik wordt gemaakt van de omzettingscoëfficiënten die voorkomen in de bijlage van dit besluit, kolom 4, in een van volgende formules : A N = _ x C of N = T x C B
In deze formules betekent :N het aantal eenheden verontreinigende belasting;
A de jaarlijkse bedrijvigheid uitgedrukt overeenkomstig de gebruikte basis;
B de basis vermeld in kolom 3;
C de omzettingscoëfficiënt vermeld in kolom 4, die eventueel mag worden verhoogd wanneer de werkzaamheden ongelijkmatig over het jaar zijn verdeeld, of, op verantwoord verzoek verminderd wanneer bepaalde maatregelen werden getroffen ter vermindering van de verontreinigende belasting, of wanneer bepaalde afvalwaters niet worden geloosd in een openbaar riool of collector;
T het aantal werknemers (bedienden en arbeiders) die in de onderneming zijn te werk gesteld tijdens de maand van grootste bedrijvigheid van het jaar;
<NOTA : voor het Vlaamse Gewest werd bij BREV 22-12-1982 de geldigheidsduur van de in dit art. 4 vermelde vereenvoudigde methode tot bepaling van de inschrijvingen op het kapitaal verlengd tot 31-12-1985> <zie nota onder TITEL>
Art.5. In afwijking van artikel 2 van dit besluit, mogen de waterzuiveringsmaatschappijen tot 31 december 1978 de vereenvoudigde methode bepaald in artikel 4 van dit besluit toepassen voor de vaststelling van de bijdragen in de kosten van beheer en werking.
Nochtans kunnen de ondernemingen, vanaf 1 januari 1975, de bevoegde waterzuiveringsmaatschappij verzoeken die vaststelling te doen overeenkomstig artikel 2 van onderhavig besluit; hieraan moet gevolg worden gegeven binnen een periode die twee jaar niet overschrijdt. De verzoekers moeten, op het ogenblik van het verzoek, bij voorbaat en per vaststelling, de som van 25 000 F storten en moeten, voor eigen rekening, de werken uitvoeren die noodzakelijk zijn voor de doorlopende meting van het debiet en voor de geregelde bemonstering van het geloosde water.
De aldus bepaalde bijdrage is toepasselijk met ingang van het dienstjaar volgend op het dienstjaar van de datum van het verzoek.
<NOTA : Bij BREV 22-12-1982 werd voor het Vlaamse Gewest de geldigheidsduur van de in dit art. 5 vermelde vereenvoudigde methode tot vaststelling van de bijdragen in de kosten van beheer en werking verlengd tot 31-12-1985> <zie nota onder TITEL>
Art.6. Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het belgisch Staatsblad. <zie nota onder TITEL>
Art. N. Bijlage : Omzettingscoëfficiënten in eenheden verontreinigende belasting. I. Nummering II. Bedrijfstak III. Basis waarop de omzettingscoefficient betrekking heeft IV. Omzettingscoefficient V. Opmerking. ---------------------------------------- I. 1 (5) II. Autorevisiewerkplaatsen, werkplaatsen, voor tram en spoor, garages, spuiterijen III. werknemer IV. 5 I. 2 (4) II. Aardewerk-, asbestcement-, glas-, kalk-, steen-, asbest-, cement- en betonfabriek III. werknemer IV. 0,5 I. 3 (45) II. Aardappelmeelfabrieken III. 1 000 kg aardappelen IV. 1,3 V. 1 I. 4 (3) II. Aardappelverwerking tot voorgebakken patates-frites III. 1 000 kg aardappelen IV. 0,6 I. 5 (9) II. a) Bierbrouwerijen III. 1 000 kg bier IV. 1,2 II. b) idem bij terughouden van hop en bostel III. 1 000 kg bier IV. 0,3 I. 6 (10) II. Borstel- en kwastenfabrieken III. werknemer IV. 3,5 I. 7 (8) II. Brood- en koekfabrieken en niet elders genoemde voedingsmiddelenfabrieken III. werknemer IV. 1 I. 8 (12) II. Cacao, chocolade-, suikerwerk-, en honingfabrieken III. werknemer IV. 2,5 I. 9 (14) II. Chemische industrieen : a) minerale scheikunde en transformatieactiviteiten III. werknemer IV. 20 II. b) organische scheikunde III. werknemer IV. 40 I. 10 (17) II. Destructiebedrijven III. 1 000 kg bruto gewicht te destructeren materiaal IV. 1 I. 11 (18) II. Destilleerderijen III. werknemer IV. 0,5 I. 12 (20) II. Emailleerderijen III. werknemer IV. 0,5 I. 13 (44) II. Dorserijen van erwten en capucijners III. 1 000 kg uitgangsprodukt IV. 0,03 V. 1 I. 14 (24) II. Fruitconservenfabrieken (incl. jamfabrieken) III. 1 000 kg appels, peren, aardbeien IV. 0,7 V. 1 III. 1 000 kg kersen, bramen, bessen en overige zachte vruchten IV. 0,5 I. 15 (25) II. Galvaniseerfabrieken III. werknemer IV. 0,5 I. 16 (26) II. Gasfabrieken III. 1 000 kg uitgangsprodukt IV. 1 I. 17 (27) II. Grafische en andere papier verwerkende en kartonverwerkende bedrijven III. werknemer IV. 0,5 I. 18 (31) II. Groentenconservenbedrijven III. 1 000 kg aardappelen schrappen IV. 0,6 V. 1 III. 1 000 kg aardappelen blancheren IV. 1,0 V. 1 III. 1 000 kg wortelen, knollen IV. 1,6 V. 1 III. 1 000 kg rode bieten IV. 1,4 V. 1 III. 1 000 kg soepgroenten IV. 0,65 V. 1 III. 1 000 kg spinazie, andijvie, Koolsoorten (uitgezonderd de bereiding tot zuurkool) en koolraap IV. 0,5 V. 1 III. 1 000 kg prei, sperzie-, snijbonen en selderij IV. 0,4 V. 1 III. 1 000 kg doperwten en capucijners IV. 0,3 V. 1 III. 1 000 kg zuurkool IV. 0,6 V. 1 I. 19 (32) II. Groentenwasserijen III. 1 000 kg wortelen IV. 0,09 V. 1 III. 1 000 kg zilveruien IV. 0,4 V. 1 I. 20 (33) II. Gits- en spiritusfabrieken III. 1 000 kg melasse IV. 8,4 I. 21 (16) II. Huiden en vellen : a) chroomleerlooierijen III. 1000 kg uitgangsprodukt IV. 5,5 b) plantaardige leerlooierijen III. 1 000 kg uitgangsprodukt IV. 6 c) witlooierijen III. 1 000 kg uitgangsprodukt IV. 10 d) pelsbereidingsbedrijven III. 1 000 kg uitgangsprodukt IV. 10 e) zeemleerlooierijen III. 1 000 kg uitgangsprodukt IV. 18 I. 22 (7) II. Kaarsfabrieken en wasbeklerijen III. werknemer IV. 1,5 I. 23 (13) II. Keramische industrie III. werknemer IV. 0,5 I. 24 (18) II. Laboratoria III. werknemer IV. 2,5 I. 25 (30) II. Lak- en verffabrieken III. werknemer IV. 10 I. 26 (34) II. Limonadefabrieken en bottelarijen III. 1 000 l gefabriceerd produkt IV. 0,2 I. 27 (15) II. Lijmfabrieken III. 1 000 kg beenderlijm IV. 3,3 I. 28 (35) II. Margarine-, vet- en spijsoliefabrieken III. 1 000 kg ruwe olien en vetten IV. 0,6 II. indien uitsluitend olie wordt gewonnen door het persen van zaden III. 1 000 kg gefabriceerd produkt IV. 0,05 I. 29 (37) II. Metaalindustrie (mechanisch bewerken, verzinkerij, non ferrobeitserij) III. werknemer IV. 0,5 I. 30 (22) II. Ijzerbeitserij; extra per 1000 kg geloosd Fe++ III. werknemer IV. 0,5 3 I. 31 (38) II. Metallurgische industrie III. werknemer IV. 0,5 I. 32 (36) II. Mouterijen III. 1 000 kg gerst IV. 0,15 I. 33 (39) II. Papierindustrie III. 1 000 kg papier uit houtslijpsel of celstof IV. 1,4 III. idem - uit ander materiaal IV. 7 I. 34 (41) II. Parfum- en cosmeticafabrieken III. werknemer IV. 10 I. 35 (11) II. Pindabranderijen III. 1 000 kg uitgangsmateriaal IV. 0,67 I. 36 (2) II. Pluimveeslachterijen : groep I III. 1 000 kg geslacht gewicht IV. 0,2 V. 2 II. groep II III. 1 000 kg geslacht gewicht IV. 0,4 V. 2 II. groep III III. 1 000 kg geslacht gewicht IV. 0,7 V. 2 I. 37 (21) II. Poets- en smeermiddelenfabriek III. werknemer IV. 10 I. 38 (1) II. Slachthuizen en slachterijen (excl. vleeswarenverwerking) a) varkens III. 1 000 kg geslacht gewicht IV. 0,6 indien tevens darmslijmerij aanwezig, verhoogd met IV. 0,25 b) andere dieren III. 1 000 kg geslacht gewicht IV. 0,4 Verhoging factoren : - bij lozing pensenmest IV. 0,45 - bij lozing bloed van varkens IV. 0,4 - bij lozing van andere dieren IV. 1,0 I. 39 (3) II. Stijfsel- en zetmeelfabrieken III. 1 000 kg uitgangsproduct IV. 2,7 I. 40 (40) II. Strokartonfabrieken III. 1 000 kg karton IV. 4,4 I. 41 (47) II. Suikerfabrieken en suikerbietenrasperijen III. 1 000 kg suikerbieten IV. 0,25 V. 1 II. - idem indien uitsluitend afvalwater van condensoren wordt geloosd III. 1 000 kg suikerbieten IV. 0,025 V. 1 I. 42 (48) II. Textielfabrieken : a) spinnerij III. werknemer IV. 0,5 b) weverij III. werknemer IV. 0,5 c) ververij III m3 gebruikt water IV. 0,03 d) blekerij III. m3 gebruikt water IV. 0,03 e) wolwasserij III. 1 000 kg ruwe wol IV. 7 I. 43 (49) II. Vatenwasserijen III. m3 gebruikt water IV. 0,4 I. 44 (19) II. Veeteeltbedrijven, waarvan gier en/of mest op de riolering wordt geloosd III. 1 koe, volledige lozing IV. 10 III. 1 koe, uitsluitend gier IV. 3 III. 1 kalf, geit of schaap IV. 1 III. 1 varken, volledige lozing IV. 2 III. 1 varken, alleen gier IV. 1 III. 1 kip (of ander pluimvee) IV. 0,1 V. 5 III. 1 pelsdier IV. 0,1 I. 45 (42) II. Visconservenfabrieken III. 1 000 kg vis IV. 1,7 I. 46 (43) II. Vismeelfabrieken III. 1 000 kg vis IV. 3 I. 47 (51) II. Vleeswarenbedrijven III. 1 000 kg geslacht gewicht IV. 0,45 V. 3 I. 48 (50) II. Vulcaniseerinrichtingen, gummiwaren-, kabel-, en kunstleerfabrieken III. werknemer [I. 49 (6) II. Wasserijen, met uitzondering van wassalon : a) natwasserijen 1 000 kg witgoed, uitsluitend van ziekenhuizen en hotels; lakenpakketten en oprolhanddoeken IV. 0,3 III. 1 000 kg witgoed, voor zover niet vallend onder een andere coefficient IV. 0,5 III. 1 000 kg bontgoed, bedrijfskleding en hand- en keukendoeken uit uit verhuur IV. 0,7 III. 1 000 kg stijfselgoed IV. 1,1 b) chemische wasserijen en droogkuis : III. een werknemer IV. 0,5 c) kledingververijen : III. m3 gebruikt water IV. 0,03] <MB 27-5-1977. art. 1> I. 50 (46) II. Zeepfabrieken - indien onderloog wordt geloosd verhoogd met III. 1 000 kg zeep IV. 0,5 I. 51 (29) II. Zuivelindustrie : a) niet gesaneerde bedrijven III. 1 000 kg ontvangen melk IV. 0,09 III. 1 000 kg ontvangen melk in ontvangststation IV. 0,045 III. 1 000 kg boter en boterconcentraat (uit boter) IV. 3 III. 1 000 kg boter (continu boterbereiding zonder wassen) IV. 1 III. 1 000 kg kaas IV. 3 III. 1 000 kg prod. in fles IV. 0,24 III. 1 000 kg melkpoeder (walsenpoeder) IV. 1,2 III. 1 000 kg melkpoeder (verstuivingstoren) IV. 0,1 III. 1 000 kg condens IV. 0,3 III. ijsbereiding per 1 000 kg grondstof IV. 0,3 b) Gesaneerde bedrijven III. 1 000 kg melkontvangst IV. 0,045 V. 4 III. 1 000 kg boter IV. 1,5 III. 1 000 kg kaas IV. 1,2 [I. 52 (52) II. Plastiekverwerkende nijverheid III. werknemer IV. 0,5] <MB 3-3-1975> [I. 53 (53) II. Electriciteitscentrales : III. werknemer IV. 0,5] <MB 27-12-1977> [I. 54 (54) II. "Horeca" sector e.d. (6): III. Hotel : 1 slaapplaats IV. 1 III. Motel : 1 slaapplaats IV. 1 III. Restaurant : werknemer IV. 5 III. Cafe : werknemer IV. 2,5 III. Pension en bungalowpark : 100 overnachtingen IV. 0,4 III. Camping : 100 overnachtingen IV. 0,2 III. Jeugdherbergen : 1 slaapplaats IV. 1] <MB 27-12-1977> [I. 55 (55) II. Zwembadinrichtingen : III. werknemer IV. 10] <MB 27-12-1977> [I. 56 (56) II. Overige bedrijven : III. werknemer IV. 0,5] <MB 27-12-1977>
Opmerkingen :1. Voor deze bedrijven is gerekend met een productie respectievelijk bezetting gedurende 250 dagen; in verband met de seizoensinvloed zal een correctie kunnen plaatsvinden.2. Tot groep I behoren de bedrijven met een laag watergebruik (10 m3 per 1 000 kg geslacht gewicht) met goede voorzieningen voor het opvangen van bloed en zonder natte bewerkingen of nat transport van veren en slachtafval.
Tot groep II behoren de bedrijven met uitsluitend natte verwerking en/of transport van veren.
Tot groep III behoren de bedrijven met nat transport van veren en slachtafval, bovendien alle bedrijven met pouletkokerij en alle overige bedrijven, die niet tot groep I of groep II behoren.3. Deze coëfficiënt geldt voor worst- en hamkokerijen. Voor andere bewerkingen bij voorbeeld rokerij, inzouten bacon kan een correctiefactor kleiner dan 1 worden toegepast.4. Onder een gesaneerde zuivelfabriek wordt verstaan een zuivelfabriek waarin goede voorzieningen ter beperking van de vervuilingsgraad zijn getroffen, als het opvangen van drupmelk, het terughouden van het bezinksel uit boterwaswater, het opvangen van perswei, het voorkomen van lekverliezen e.d.5. Bij afvoer van zogenaamde drijfmest.(6. Voor deze bedrijven is gerekend met een produktie respectievelijk bezetting gedurende 250 dagen; in verband met de seizoeninvloed zal een correctie kunnen plaatsvinden.) <MB 27-12-1977> <zie nota onder TITEL>