Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 DECEMBER 1973. _ Koninklijk besluit waarbij aan de werknemers die cursussen volgen ten einde hun intellectuele, morele en sociale vorming te vervolmaken, een vergoeding voor sociale promotie wordt toegekend. (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 2001-06-14/51, art. 18, 002; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-07-1975 en tekstbijwerking tot 04-03-2004)



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1999027511  2002027191  2015036197 



Artikels:

Artikel 1. (zie NOTA onder TITEL) <KB 21-04-1975, art. 1> Kunnen het voordeel genieten van de vergoeding bedoeld bij artikel 1, 1°, van de wet van 1 juli 1963 houdende toekenning van een vergoeding voor sociale promotie, gewijzigd bij de wet van 10 april 1973, de werknemers die de leeftijd van 40 jaar niet hebben bereikt bij het begin van de leergang waarvan zij de cursussen hebben gevolgd ten einde hun intellectuele, morele en sociale vorming te vervolmaken.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Artikel 1. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (Opgeheven) <BVR 2004-01-30/39, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 14-03-2004>
  ++++++++++

Art.2. (zie NOTA onder TITEL) <KB 21-04-1975, art. 2> Het bedrag van de vergoeding is als vo vastgesteld:
  voor de werknemers die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt gedurende het kalenderjaar waarin zij deze cursussen volgen, is de vergoeding vastgesteld op 360 of 300 F per dag naargelang de werknemer te werk gesteld is onder de regeling van de vijfdagen- of zesdagenweek.
  De totale vergoeding mag niet hoger zijn dan het bedrag van 3600 F per kalenderjaar.
  voor de werknemers die de leeftijd van 21 jaar bereiken gedurende het kalenderjaar waarin zij deze cursussen volgen, is de vergoeding vastgesteld op 450 of 375 F per dag naargelang de werknemer te werk gesteld is onder de regeling van de vijfdagen- of zesdagenweek.
  De totale vergoeding mag niet hoger zijn dan het bedrag van 4.500 F per kalenderjaar.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 2. (WAALS GEWEST)
  <zoals het hele besluit wordt artikel 2 voor het Waalse Gewest opgeheven bij BWG 2001-06-14/45, art. 18, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
  <KB 21-04-1975, art. 2> Het bedrag van de vergoeding is als vo vastgesteld:
  voor de werknemers die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt gedurende het kalenderjaar waarin zij deze cursussen volgen, is de vergoeding vastgesteld op (8,92 euro) of (7,44 euro) per dag naargelang de werknemer te werk gesteld is onder de regeling van de vijfdagen- of zesdagenweek. <BWG 2002-01-24/43, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  De totale vergoeding mag niet hoger zijn dan het bedrag van (89,24 euro) per kalenderjaar. <BWG 2002-01-24/43, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  voor de werknemers die de leeftijd van 21 jaar bereiken gedurende het kalenderjaar waarin zij deze cursussen volgen, is de vergoeding vastgesteld op (11,16 euro) of (9,30 euro) per dag naargelang de werknemer te werk gesteld is onder de regeling van de vijfdagen- of zesdagenweek. <BWG 2002-01-24/43, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  De totale vergoeding mag niet hoger zijn dan het bedrag van (112 euro) per kalenderjaar. <BWG 2002-01-24/43, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)
  -------------------
  Art. 2. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  <BVR 2004-01-30/39, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 14-03-2004> Het bedrag van de vergoeding bedraagt 12 euro per dag. De totale vergoeding mag niet hoger zijn dan 120 euro per kalenderjaar.
  +++++++++++++++++++

Art.3. (zie NOTA onder TITEL) De in artikel 2 bedoelde vergoedingen worden slechts toegekend voor de afwezigheidsdagen die samenvallen met dagen waarop de werknemer in zijn onderneming gewoonlijk tewerk is gesteld.

Art.4. (zie NOTA onder TITEL) § 1. De cursussen moeten worden ingericht:
  a) ofwel door een jeugdorganisatie,erkend door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid,na advies van de Nationale Jeugdraad;
  b) ofwel door een representatieve werknemersorganisatie;
  c) ofwel door een of verscheidene organisaties, bedoeld onder a of b hierboven, in samenwerking met werkgevers;
  d) ofwel door een organisme, opgericht in de werknemersorganisaties met het oog er de bestendige opleiding voor volwassenen te bevorderen, in zover dat het organisme werd erkend door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid na advies van de Hoge Raad voor de volksopleiding.
  § 2. De leergangen moeten in België worden gegeven en door ten minste 15deelnemers werkelijk worden bijgewoond.
  § 3. De cursusdagen moeten ten minste zes uren cursus omvatten om in aanmerking te komen. Zij kunnen worden ingedeeld in drie uren uiteenzetting en drieuren groepsbespreking. Deze tijd kan tot vijf uren worden herleid wanneer het een zaterdag betreft die onmiddelijk is voorafgegaan van tenminste twee dagen met zes uren cursus.

Art.5. (zie NOTA onder TITEL) § 1. Het programma van de cursussen, bedoeld bij artikel 1, 1°, van de wet van 1 juli 1963, moet omvatten:
  1° cursussen betreffende de sociale wetgeving in de ruime zijn, zoals de arbeidsveiligheid en -hygiéne, alsmede de beroepsorganisaties;
  2° cursusen die handelen over het sociale, economische en burgerleven, zoals de sociale leer, de sociale betrekkingen, de grondbeginselen van economische, financiéle, industriéle organisatie van de Staat, de nationale en internationale instellingen;
  3° cursussen die de persoonlijke vorming van de werknemers tot doel hebben, zoals de algemene cultuur, de moraal, het gezin, de mens in de gemeenschappen, alsmede de oriéntering en de organisatie van de studie door de lectuur.
  Iedere leerergang moet cursussen omvatten in verband met twee van de drie in het eerste lid vermelde punten alsmede ten minste één uur cursus per dag inverband met het onder 3° vermelde punt.
  § 2. Het programma moet ten minste vier weken vóór de aanvang van de leergang ter goedkeuring aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid worden voorgelegd.
  Het moet de leerstof, de cursussen, de lesroosters, het lokaal, het vermoedelijk aantal deelnemers, de persoon die instaat voor het verloop van de leergangen en de inrichters vermelden.

Art.6. (zie NOTA onder TITEL) De persoon die instaat voor het verloop van de leergangen legt dagelijks aan de deelnemers een presentielijst ter ondertekening voor. Na de leergang wordt deze lijst aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid toegezonden.

Art.7. (zie NOTA onder TITEL) De modaliteiten betreffende de indiening van de aanvragen en de uitbetaling van de bij artikel 2 bedoelde vergoeding worden vastgesteld door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.

Art.8. (zie NOTA onder TITEL) De controle op de toepassing van de wet wordt verricht door de ambtenaren en beamten van de administratie van de werkgelegenheid, alsmede door de sociale inspecteurs en controleurs die ressorteren onder de inspectie van de sociale wetten bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

Art.9. (zie NOTA onder TITEL) Het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende de toekenning van een vergoeding voor sociale promotie aan de jonge werknemers die cursussen hebben gevolgd om hun intellectuele, morele en sociale vorming te vervolmaken, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 april 1964, 15 april 1965, 25 april 1967 en 28 augustus 1968 wordt opgeheven.

Art.10. (zie NOTA onder TITEL) Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1974.

Art. 11. (zie NOTA onder TITEL) Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.