26 NOVEMBER 1973. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de door de Staat, de provinciën, de gemeenten, de verenigingen van gemeenten en de houders van een concessie van elektriciteitsvoorziening te volgen regelen voor het benutten van een weg die geen deel uitmaakt, naar gelang van het geval, van hun eigen openbaar domein, van dat van de gemeenten aangesloten bij de vereniging van gemeenten, of van dat van de concessieverlenende gemeente of van de gemeenten aangesloten bij de concessieverlenende vereniging van gemeenten. (NOTA 1 : Opgeheven voor het Vlaamse Gewest - 2001, in zoverre het betrekking heeft op het domein van de wegen en hun aanhorigheden ressorterend onder het beheer van het Vlaamse Gewest, van de waterwegen en hun aanhorigheden, de zeewering en de dijken - door BVR2002-03-29/40, art. 32, 4°; Inwerkingtreding : 01-06-2002) (NOTA 2 : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid door BVR2010-11-19/05, art. 12.2.1, § 2, 6°,002; Inwerkingtreding : 01-01-2011) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-12-2010 en tekstbijwerking tot 08-12-2010)
Art. 1-8, N
Artikel 1. <Zie NOTA onder TITEL> Wanneer een Rijks-, provincie- of gemeentebestuur, met toepassing van de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening, boven of onder de wegen, straten, pleinen, voetpaden, rivieren, waterlopen, kanalen, spoor- en buurtspoorlijnen van het openbaar domein, die geen deel uitmaken van het door hem beheerde gedeelte van dat domein, verlangt werken uit te voeren, die nodig zijn voor het aanleggen van bovengrondse of ondergrondse elektrische lijnen, moet het hiervoor een aanvraag om toelating indienen bij de Administratie voor energie van het Ministerie van Economische Zaken, hierna " Administratie voor Energie " genaamd.
Bij die aanvraag worden de in de bijlage van dit besluit opgegeven stukken gevoegd.
Het staat het aanvragend bestuur vrij opdracht te geven aan een lasthebber om de aanvraag in te dienen : in dat geval worden alle voor het aanvragend bestuur bestemde stukken aan die lasthebber gestuurd.
Binnen zeven dagen na ontvangst van de aanvraag en van haar bijlagen, geeft de Administratie voor Energie hiervan kennis aan het aanvragend bestuur of aan zijn lasthebber, en, in voorkomend geval, verzoekt hem haar de bijkomende exemplaren van de bij A, 1° en 2°, van de bijlage van dit besluit opgegeven stukken te doen toekomen, die nodig zijn voor het onderzoek van de aanvraag.
Tijdens het onderzoek kunnen door de Administratie voor Energie nog dergelijke verzoeken gericht worden aan het aanvragend bestuur of aan zijn lasthebber.
Aan deze onderscheiden verzoeken wordt voldaan binnen zeven dagen na ontvangst ervan.
Art.2. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. Binnen zeven dagen na ontvangst van alle gevraagde stukken stuurt de Administratie voor Energie een ontwerp van toelating en zijn bijlagen aan de belanghebbende overheden en ondernemingen voor de distributie van elektrische energie, hierna " distributeurs " genaamd.
Binnen zeven dagen na ontvangst van die stukken kunnen de belanghebbende overheden en distributeurs de Administratie voor Energie om bijkomende exemplaren ervan verzoeken; deze worden hun binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek gestuurd.
De belanghebbende overheden die inzonderheid bij dit artikel zijn bedoeld, zijn :
a) deze welke belast zijn met het beheer van het openbaar domein boven of onder hetwelk de werken zullen worden uitgevoerd;
b) deze waarvan de raadpleging ingevolge wettelijke of reglementaire bepalingen verplicht is of waarvan de Administratie voor Energie oordeelt dat de raadpleging, gelet inzonderheid op de ligging en de aard van de geplande elektrische lijnen, nuttig is;
c) de niet bij littera a bedoelde gemeenten op wier grondgebied de werken zullen worden uitgevoerd.
§ 2. De belanghebbende overheden en distributeurs delen hun advies en hun eventuele opmerkingen aan de Administratie voor Energie mede binnen tweeënveertig dagen na ontvangst van het ontwerp van toelating en van zijn gebeurlijke bijlagen, behoudens in de gevallen bepaald bij § 4, laatste lid.
Zo de bij § 1, derde lid, a) bedoelde overheden een retributie opleggen wegens het benutten van het openbaar domein door de elektrische lijnen vermeld in het ontwerp van toelating en zijn bijlagen, geven zij het totaal bedrag van die retributie aan, evenals de omstandige berekening ervan.
De bij het eerste lid bedoelde opmerkingen worden door de Administratie voor Energie, naarmate zij inkomen en binnen zeven dagen, ter kennis gebracht van het aanvragend bestuur of van zijn lasthebber, die zijn instemming betuigt of zijn gemotiveerde bezwaren laat kennen.
§ 3. Wanneer de door de belanghebbende overheden en distributeurs geformuleerde opmerkingen onderling niet overeenstemmen, verkeerd of ongegrond zijn, of onverenigbaar zijn met de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen, geeft de Administratie voor Energie hiervan kennis aan de betrokken overheden en distributeurs, binnen zeven dagen na ontvangst van de opmerkingen die toelaten deze gebreken vast te stellen.
Wanneer het aanvragend bestuur of zijn lasthebber het niet eens is met een van de door de belanghebbende overheden of distributeurs geformuleerde opmerkingen, geeft de Administratie voor Energie aan de betrokken overheden en distributeurs kennis van de door het aanvragend bestuur of zijn lasthebber uitgebrachte bezwaren, binnen zeven dagen na hun ontvangst.
Wanneer het aanvragend bestuur of zijn lasthebber tengevolge van een door een der belanghebbende overheden of distributeurs geformuleerde opmerking of uit eigen beweging, de plannen van de voorgenomen elektrische lijnen wijzigt of gewijzigde plannen overlegt bij wijze van variante, stuurt dat bestuur of zijn lasthebber de nodige exemplaren van de nieuwe plannen aan de Administratie voor Energie die, binnen zeven dagen na ontvangst, een exemplaar hiervan en, in voorkomend geval, een nieuw ontwerp van toelating, toezendt aan ieder van de bij de wijziging of wijzigingen betrokken overheden en distributeurs. De aan de Administratie voor Energie gestuurde nieuwe plannen zijn eventueel vergezeld van gewijzigde stukken.
In de bij de eerste drie leden bedoelde gevallen beschikken de overheden en distributeurs over een termijn van achtentwintig dagen vanaf de kennisgeving of de toezending, om hun aanvullend advies en gebeurlijke opmerkingen te doen kennen aan de Administratie voor Energie.
§ 4. Zowel in de nota die gaat bij het ontwerp van toelating, met toepassing van § 1, eerste lid, aan de belanghebbende overheden en distributeurs toegezonden, als in die welke de bij § 3 bedoelde kennisgevingen of stukken vergezelt, kan de Administratie voor Energie de datum vaststellen van een ter plaatse te houden vergadering van de afgevaardigden van die overheden en distributeurs.
Het aanvragend bestuur of zijn lasthebber en, in voorkomend geval, de andere dan in het voorgaand lid bedoelde belanghebbende wegvergunningshouders worden eveneens verzocht op die vergadering aanwezig te zijn.
Die vergadering heeft in tegenwoordigheid van een ambtenaar van de Administratie voor Energie plaats, binnen veertien dagen na verzending van de bij het eerste lid bedoelde nota.
Die vergadering heeft tot doel de gegrondheid van de aanvraag evenals die van de opmerkingen, bezwaren en wijzigingen van de plannen te onderzoeken, de verschillende belangen met elkaar te verzoenen en de wijze waartoe de werken dienen te worden uitgevoerd en de op te leggen bijzondere voorwaarden vast te stellen.
Ingeval het aanvragend bestuur of zijn lasthebber aanvoert en aantoont dat de werken spoedeisend zijn, kan de Administratie voor Energie hem, ter gelegenheid van de bij de voorgaande leden bedoelde vergadering, mits alle aanwezige afgevaardigden daarmee instemmen, de toelating geven om op eigen risico met de werken te beginnen. Onder dezelfde voorwaarden kan zodanige toelating eveneens worden gegeven tijdens een bijzondere, met dat doel samengeroepen vergadering ter plaatse.
Van de vergadering wordt terstond een proces-verbaal opgemaakt, dat door de aanwezige personen wordt ondertekend; copie ervan wordt binnen zeven dagen gestuurd aan de overheden en distributeurs die op de vergadering waren uitgenodigd evenals aan het aanvragend bestuur of aan zijn lasthebber.
Wanneer een vergadering ter plaatse wordt gehouden, gaan de onderscheidenlijk bij de §§ 2 en 3 bepaalde termijnen van tweeënveertig en achtentwintig dagen slechts in de dag van ontvangst van een copie van het proces-verbaal van die vergadering.
§ 5. Na het verstrijken van de onderscheidenlijk bij de §§ 2 en 3 bepaalde termijnen van tweeënveertig en achtentwintig dagen, kan de Administratie voor Energie bij een ter post aangetekende brief een nieuw exemplaar van het ontwerp van toelating met de erbij behorende bijlagen sturen aan de belanghebbende overheden en distributeurs die hun advies nog niet hebben doen toekomen, met verzoek haar binnen achtentwintig dagen na ontvangst van het nieuw afschrift, dat advies te laten geworden. De aldus geraadpleegde overheden en distributeurs worden geacht hun onvoorwaardelijk akkoord te betuigen met de voorgestelde werken zo zij binnen die termijn geen gemotiveerd andersluidend bericht bij de Administratie voor Energie hebben doen toekomen.
Ingeval het aanvragend bestuur of zijn lasthebber getalmd heeft met het storten van de som die de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen of de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen tot dekking van de kosten van het onderzoek van zijn aanvraag van hem heeft gevorderd, is de bij het voorgaand lid bepaalde termijn ten aanzien van die overheden, op hun aanwijzing, verlengd met de duur van de vertraging waarmee de bedoelde storting is gebeurd.
Art.3. <Zie NOTA onder TITEL> Binnen veertien dagen nadat uit het bij artikel 2 bepaald onderzoek is gebleken dat alle belanghebbende overheden en distributeurs het eens zijn met de uitvoering van de werken die in het ontwerp van toelating en zijn bijlagen in het vooruitzicht zijn gesteld, en er overeenstemming is wat de op te leggen voorwaarden betreft, vraagt de Administratie voor Energie aan het aanvragend bestuur of aan zijn lasthebber haar de nodige som te betalen tot dekking van de gebeurlijke zegelkosten, en haar het vereiste aantal eensluidende copieën van de definitieve plannen te sturen ten behoeve van de belanghebbende overheden en distributeurs.
Binnen zeven dagen na ontvangst van die som en van bedoelde eensluidende copieën, brengt de Administratie voor Energie ter kennis van het aanvragend bestuur of van zijn lasthebber dat toelating is verleend tot het benutten van de openbare wegen met het oog op de uitvoering van de werken die nodig zijn voor de voorgenomen aanleg van ondergrondse of bovengrondse elektrische lijnen, overeenkomstig de definitieve plannen en op de wijze en onder de voorwaarden die hem worden medegedeeld, en stuurt aan de belanghebbende overheden en distributeurs een afschrift van die toelating en van de definitieve plannen die hen aanbelangen.
Art.4. <Zie NOTA onder TITEL> Indien niet alle belanghebbende overheden en distributeurs akkoord gaan met de uitvoering van de werken die in de aanvraag en haar bijlagen in uitzicht zijn gesteld, of er tussen hen geen overeenstemming is wat de op te leggen voorwaarden betreft, of nog indien het aanvragend bestuur of zijn lasthebber de gestelde voorwaarden niet aanvaardt, beslist de Koning over de aanvraag, na raadpleging van het vast elektronisch comité of van de bevoegde afdeling van dat comité, op de voordracht van de Minister van Economische Zaken en op advies van de ministers die zijn betrokken bij het punt waarover onenigheid is blijven bestaan. (De Ministers die betrokken zijn bij het punt waarover onenigheid is blijven bestaan, worden geacht geen opmerkingen te hebben zo zij, binnen zestig dagen na ontvangst van de mededeling die hun wordt gedaan, geen andersluidend bericht bij de Minister van Economische Zaken doen toekomen.) <KB 26-06-1978, art. 1>
Binnen veertien dagen na de ondertekening van het bij het eerste lid bedoelde koninklijk besluit vraagt de Administratie voor Energie aan het aanvragend bestuur of aan zijn lasthebber haar de nodige som te betalen tot dekking van de eventuele zegelkosten en, in voorkomend geval, haar het vereiste aantal eensluidende copieën van de definitieve plannen te sturen ten behoeve van de belanghebbende overheden en distributeurs.
Binnen zeven dagen na ontvangst van deze gebeurlijke som en eensluidende copiën of binnen veertien dagen na de ondertekening van het bij het eerste lid bedoelde koninklijk besluit, naar gelang van het geval, stuurt de Administratie voor Energie een afschrift van het koninklijk besluit en zijn eventuele bijlagen aan het aanvragend bestuur of aan zijn lasthebber; binnen dezelfde termijn stuurt zij aan alle belanghebbende overheden en distributeurs een afschrift van hetzelfde besluit en van de eventuele bijlagen ervan die hen aanbelangen.
Art.5. <Zie NOTA onder TITEL> De bij de artikelen 1 tot 4 gestelde regelen zijn eveneens van toepassing wanneer een op grond van artikel 6 van de wet van 10 maart 1925 opgerichte vereniging van gemeenten, met toepassing van die wet, op of onder de wegen, straten, pleinen, voetpaden, rivieren, waterlopen, kanalen, spoor- en buurtspoorlijnen van het openbaar domein, die geen deel uitmaken van het door de bij de vereniging aangesloten gemeenten beheerde gedeelte van dat domein, verlangt werken uit te voeren, die nodig zijn voor de aanleg van bovengrondse of ondergrondse elektrische lijnen, overeenkomstig het doel waarvoor zij is opgericht.
Die regelen zijn eveneens van toepassing wanneer een bij artikel 8 van de wet van 10 maart 1925 bedoeld concessiehouder, met toepassing van die wet, op of onder de wegen, straten, pleinen, voetpaden, rivieren, waterlopen, kanalen, spoor- en buurtspoorlijnen van het openbaar domein, die geen deel uitmaken van het gedeelte van dat domein, dat wordt beheerd door de concessieverlenende gemeente of door de gemeenten aangesloten bij de concessieverlenende vereniging van gemeenten, verlangt werken uit te voeren die nodig zijn voor het aanleggen van bovengrondse of ondergrondse elektrische lijnen die deel uitmaken van de in concessie verleende distributie.
In de bij de eerste twee leden bedoelde gevallen worden de gemeenten, aangesloten bij een bij dezelfde leden bedoelde vereniging van gemeenten, of de gemeente bedoeld in het tweede lid, niet betrokken bij het onderzoek van de aanvraag wanneer deze betrekking heeft op elektrische lijnen die gebruikt worden of zullen worden voor de distributie van elektrische energie, die de vereniging van gemeenten of de concessiehouder in bedrijf heeft.
Art.6. <Zie NOTA onder TITEL> De houder van een in de voorgaande artikelen bedoelde toelating tot het benutten van openbare wegen, mag een aanvraag indienen om de elektrische lijnen die het voorwerp uitmaken van deze toelating te mogen wijzigen of behouden. Hij mag de wijziging vragen van de door die toelating opgelegde voorwaarden, haar intrekking of haar overdracht aan een andere voorgestelde titularis.
De bij artikel 2, § 1, bedoelde belanghebbende overheden en distributeurs mogen vragen dat de door de toelating opgelegde voorwaarden worden gewijzigd of aangevuld.
De betrokken besturen, verenigingen van gemeenten en concessiehouders mogen een aanvraag indienen om toelating tot het benutten van openbare wegen met toepassing van de voormelde wet van 10 maart 1925, door bestaande elektrische lijnen.
In de hierboven bedoelde gevallen zijn de bij de artikelen 1 tot 5 gestelde regelen van overeenkomstige toepassing.
De onderscheiden bij onderhavig artikel bedoelde aanvragen zijn vergezeld van een rechtvaardiging en, in voorkomend geval, van deze van de in de bijlage van dit besluit opgegeven stukken die er betrekking op hebben.
De aanvraag tot overdracht is vergezeld van een gelijkaardige aanvraag ingediend door de andere voorgestelde titularis.
Art.7. <Zie NOTA onder TITEL> Het koninklijk besluit van 17 maart 1927 betreffende de door de regering, provinciën en gemeenten, te volgen procedure voor het benutten van een weg, die van hun wederzijds domein geen deel uitmaakt, wordt ingetrokken.
Art.8. Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. N. <Zie NOTA onder TITEL> Bijlage :
A. Stukken die bij de bij artikel 1 van het besluit bedoelde aanvraag moeten worden gevoegd.
B. Vereist aantal exemplaren van de bij A bedoelde stukken.
C. Formaat van de bij A bedoelde stukken.
D. Tabel van de overeengekomen tekens voor de aanleg van bovengrondse of ondergrondse lijnen, voor de ligging van de elektrische centrales en van de onder-stations en voor de plaats van de steunen.
<Niet opgenomen wegens technische redenen; zie B.St. 27-02-1974, p. 2875 e.v.>