Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

26 NOVEMBER 1973. - Koninklijk besluit betreffende de wegvergunningen bedoeld bij de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening. (NOTA 1 : Opgeheven voor het Vlaamse Gewest - 2001, in zoverre het betrekking heeft op het domein van de wegen en hun aanhorigheden ressorterend onder het beheer van het Vlaamse Gewest, van de waterwegen en hun aanhorigheden, de zeewering en de dijken - door BVR 2002-03-29/40, art. 32, 3°; Inwerkingtreding : 01-06-2002) (NOTA 2 : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid door BVR2010-11-19/05, art. 12.2.1, § 2, 5°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-12-2010 en tekstbijwerking tot 06-02-2019)



Inhoudstafel:


Art. 1-3, 3/1, 4-10, 10/1, 11
BIJLAGE.
Art. N, 1MN, 2MN, 3MN, 4MN



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1925082700 



Uitvoeringsbesluit(en):

2010035890  2019040005 



Artikels:

Artikel 1.[1 Voor de toepassing van dit besluit wordt onder "afgevaardigde van de minister" verstaan: de ambtenaar van de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie aangeduid door de minister.]1
  De aanvraag om wegvergunning voor het aanleggen van elektrische lijnen onder of boven de openbare wegen, met toepassing van de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening, wordt door de tussenkomst van de Administratie voor Energie van het Ministerie van Economische Zaken, hierna "Administratie voor Energie" genaamd, gericht :
  a) aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente, wanneer het gaat om lijnen die zich uitstrekken binnen de grenzen van die gemeente;
  b) aan de bestendige deputatie van de provinciale raad, wanneer het gaat om lijnen die zicht uitstrekken op het grondgebied van verscheidene gemeenten, doch binnen de grenzen van éénzelfde provincie;
  c) aan de [2 minister bevoegd voor Energie]2, in de andere gevallen.
  Het staat de aanvrager vrij opdracht te geven aan een lasthebber om de aanvraag in te dienen : in dat geval worden alle voor de aanvrager bestemde stukken aan die lasthebber gestuurd.
  De aanvrager vermeldt de naam of de handelsnaam, alsmede het adres van de aanvrager en, in voorkomend geval, van de lasthebber, het voorwerp van de aanvraag, de wettelijke bepalingen waarop de aanvraag steunt en de lijst van de plannen en stukken die bij de aanvraag zijn gevoegd. De aanvraag wordt ondertekend door de aanvrager of door zijn lasthebber, naar gelang van het geval, of door de bevoegde persoon of personen, indien aanvrager of lasthebber een rechtspersoon is.
  Bij de aanvraag worden de in de bijlage van dit besluit opgegeven stukken gevoegd.
  De aanvraag wordt gestuurd naar de Administratie voor Energie bij een ter post aangetekende brief.
  Binnen zeven dagen na ontvangst van de aanvraag en haar bijlagen, geeft de Administratie voor Energie hiervan kennis aan de aanvrager of aan zijn lasthebber, en, in voorkomend geval, verzoekt hem haar de bijkomende exemplaren van de bij A, 1° en 2°, van de bijlage van dit besluit opgegeven stukken te doen toekomen die nodig zijn voor het onderzoek van de aanvraag.
  Tijdens het onderzoek kunnen nog dergelijke verzoeken door de Administratie voor Energie aan de aanvrager of aan zijn beheerder worden gericht.
  Aan deze onderscheiden verzoeken wordt voldaan binnen zeven dagen na ontvangst ervan.
  ----------
  (1)<KB 2018-12-21/78, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 16-02-2019>
  (2)<KB 2018-12-21/78, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 16-02-2019>

Art.2. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. Binnen zeven dagen na ontvangst van alle gevraagde stukken, stuurt de Administratie voor Energie een voorontwerp van besluit tot toekenning van de gevraagde wegvergunning met de erbij behorende bijlagen aan de belanghebbende overheden en ondernemingen voor de distributie van elektrische energie, hierna "distributeurs" genaamd.
  Binnen zeven dagen na ontvangst van die stukken kunnen de belanghebbende overheden en distributeurs de Administratie voor Energie om bijkomende exemplaren ervan verzoeken; deze worden hun, binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek, opgestuurd.
  De belanghebbende overheden die inzonderheid bij dit artikel zijn bedoeld, zijn :
  a) deze welke krachtens artikel 11 van de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening moeten worden gehoord;
  b) deze welke belast zijn met het beheer van het openbaar domein boven of onder hetwelk de lijnen zullen worden aangelegd;
  c) deze waarvan de raadpleging ingevolge wettelijke en reglementaire bepalingen verplicht is of waarvan de Administratie voor Energie oordeelt dat de raadpleging, gelet inzonderheid op de ligging en de aard van de geplande elektrische lijnen, nuttig is.
  De gemeente of provincie die over de aanvraag om wegvergunning moet beslissen wordt niet onder de belanghebbende overheden gerekend.
  § 2. De belanghebbende overheden en distributeurs delen hun advies en hun eventuele opmerkingen aan de Administratie voor Energie mede binnen tweeënveertig dagen na ontvangst van het voorontwerp van besluit tot toekenning van de aangevraagde wegvergunning en zijn bijlagen, behoudens in de gevallen bepaald bij § 4, laatste lid.
  Zo de bij § 1, derde lid, b, bedoelde overheden overwegen een retributie op te leggen wegens het benutten van het openbaar domein door de elektrische lijnen vermeld in het voorontwerp van besluit tot toekenning van de gevraagde wegvergunning en zijn bijlagen, geven zij het totaal bedrag van die retributie aan, evenals de omstandige berekening ervan.
  De bij het eerste lid bedoelde opmerkingen worden door de Administratie voor Energie, naarmate zij inkomen en binnen zeven dagen, ter kennis gebracht van de aanvrager of van zijn lasthebber, die zijn instemming betuigt of zijn gemotiveerde bezwaren laat kennen.
  § 3. Wanneer de door de belanghebbende overheden en distributeurs geformuleerde opmerkingen onderling niet overeenstemmen, verkeerd of ongegrond zijn of onverenigbaar zijn met de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen, geeft de Administratie voor Energie hiervan kennis aan de betrokken overheden en distributeurs, binnen zeven dagen na ontvangst van de opmerkingen die toelaten deze gebreken vast te stellen.
  Wanneer de aanvrager of zijn lasthebber het niet eens is met een van de door de belanghebbende overheden of distributeurs geformuleerde opmerkingen, geeft de Administratie voor Energie aan de betrokken overheden en distributeurs kennis van de door de aanvrager of zijn lasthebber uitgebrachte bezwaren, binnen zeven dagen na hun ontvangst.
  Wanneer de aanvrager of zijn lasthebber, ten gevolge van een door een der belanghebbende overheden of distributeurs geformuleerde opmerking, of uit eigen beweging, de plannen van de voorgenomen elektrische lijnen wijzigt of gewijzigde plannen voorlegt bij wijze van variante, stuurt hij de nodige exemplaren van de nieuwe plannen aan de Administratie voor Energie die, binnen zeven dagen na ontvangst, een exemplaar ervan en, in voorkomend geval, een exemplaar van het gewijzigd voorontwerp van besluit tot toekenning van de aangevraagde wegvergunning toezendt aan ieder van de bij de wijziging of wijzigingen betrokken overheden en distributeurs. De aan de Administratie voor Energie gestuurde nieuwe plannen zijn eventueel vergezeld van gewijzigde stukken.
  In de bij de eerste drie leden bedoelde gevallen beschikken de overheden en distributeurs over een termijn van achtentwintig dagen vanaf de kennisgeving of de toezending, om hun aanvullend advies en eventuele opmerkingen te doen kennen aan de Administratie voor Energie.
  § 4. Zowel in de nota die gaat bij het voorontwerp van besluit tot toekenning van de aangevraagde wegvergunning met zijn bijlagen, met toepassing van § 1, eerste lid, aan de belanghebbende overheden en distributeurs toegezonden, als in die welke de bij § 3 bedoelde kennisgevingen of stukken vergezelt, kan de Administratie voor Energie de datum vaststellen van een ter plaatse te houden vergadering van de afgevaardigden van die overheden en distributeurs.
  De aanvrager of zijn lasthebber, evenals, in voorkomend geval, een afgevaardigde van het college van burgemeester en schepenen of van de bestendige deputatie van de provinciale raad die bevoegd is om de wegvergunning te verlenen, en de andere dan in het voorgaande lid bedoelde belanghebbende wegvergunninghouders worden eveneens verzocht op die vergadering aanwezig te zijn.
  Die vergadering heeft in tegenwoordigheid van een ambtenaar van de Administratie voor Energie plaats, binnen veertien dagen na verzending van de bij het eerste lid bedoelde nota.
  Die vergadering heeft tot doel de gegrondheid van de aanvraag evenals die van de opmerkingen, bezwaren en wijzigingen van de plannen te onderzoeken, de verschillende belangen met elkaar te verzoenen en de wijze waarop de werken dienen te worden uitgevoerd en de op te leggen bijzondere voorwaarden vast te stellen.
  Van de vergadering wordt terstond een proces-verbaal opgemaakt, dat door de aanwezige personen wordt ondertekend; copie ervan wordt binnen zeven dagen gestuurd aan de overheden en distributeurs die op de vergadering waren uitgenodigd evenals aan de aanvrager of aan zijn lasthebber.
  Wanneer een vergadering ter plaatse wordt gehouden, gaan de onderscheidenlijk bij de §§ 2 en 3 bepaalde termijnen van tweeënveertig en achtentwintig dagen slechts in de dag van ontvangst van een copie van het proces-verbaal van die vergadering.
  § 5. Na het verstrijken van de onderscheidenlijk bij de §§ 2 en 3 bepaalde termijnen van tweeënveertig en achtentwintig dagen, kan de Administratie voor Energie bij een ter post aangetekende brief een nieuw exemplaar van het voorontwerp van besluit tot toekenning van de aangevraagde wegvergunning en de erbij behorende bijlagen sturen aan de belanghebbende overheden en distributeurs die hun advies nog niet hebben doen toekomen, met verzoek haar, binnen achtentwintig dagen na ontvangst van het nieuw exemplaar, dat advies te laten geworden. De aldus geraadpleegde overheden en distributeurs worden geacht hun onvoorwaardelijk akkoord te betuigen met de voorgestelde werken zo zij binnen die termijn geen gemotiveerd andersluidend bericht bij de Administratie voor Energie hebben doen toekomen.
  Ingeval de aanvrager of zijn lasthebber getalmd heeft met het storten van de som die de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen of de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen tot dekking van de kosten van het onderzoek van zijn aanvraag van hem heeft gevorderd, is de bij het voorgaand lid bepaalde termijn ten aanzien van die overheden, op hun aanwijzing, verlengd met de duur van de vertraging waarmee de bedoelde storting is gebeurd.
  § 6. Binnen zeven dagen na het einde van het onderzoek, stuurt de Administratie voor Energie een ontwerp van besluit tot toekenning of weigering van de aangevraagde wegvergunning, samen met het dossier, aan de overheid die bevoegd is om over de aanvraag te beslissen.

Art.3.<Zie NOTA onder TITEL> § 1. In de gevallen bepaald bij artikel 1, eerste lid, a en b, beslist het college van burgemeester en schepenen, respectievelijk de bestendige deputatie van de provinciale raad, over de aanvraag binnen tweeënveertig dagen na ontvangst van de stukken bedoeld bij artikel 2, § 6, en stuurt zijn of haar besluit binnen zeven dagen, door de tussenkomst van de Administratie voor Energie, aan de [1 minister bevoegd voor Energie]1 voor goedkeuring door de Koning.
  Indien het college van burgemeester en schepenen, respectievelijk de bestendige deputatie van de provinciale raad, een retributie oplegt wegens het benutten van het onderscheidenlijk door de gemeente of de provincie beheerd openbaar domein, door de elektrische lijnen vermeld in de aanvraag en haar bijlagen, wordt het totaal bedrag van die retributie in het besluit opgegeven en wordt de omstandige berekening ervan uiteengezet in de brief waarbij het besluit aan de [1 minister bevoegd voor Energie]1 wordt gestuurd.
  Indien het college van burgemeester en schepenen, respectievelijk de bestendige deputatie van de provinciale raad, beslist andere of bijkomende bijzondere voorwaarden op te leggen, of de aangevraagde wegvergunning te weigeren, deelt de Administratie voor Energie, binnen zeven dagen na ontvangst van het besluit tot toekenning of tot weigering van de aangevraagde wegvergunning, de gewijzigde of bijkomende bijzondere voorwaarden respectievelijk de beweegredenen van de weigering mede aan de aanvrager of aan zijn lasthebberDeze beschikt over een termijn van achtentwintig dagen, vanaf de bij het voorgaand lid bedoelde mededeling, om zijn instemming of zijn gemotiveerde bezwaren tegen de gewijzigde of bijkomende voorwaarden, respectievelijk tegen de weigering van de gevraagde wegvergunning, te doen toekomen bij de Administratie voor Energie, die ze, samen met haar commentaar erbij, onverwijld mededeelt aan de [1 minister bevoegd voor Energie]1.
  § 2. De Koning keurt het besluit van het college van burgemeester en schepenen of van de bestendige deputatie van de provinciale raad goed of herziet het, binnen honderdtwintig dagen na verzending ervan door de Administratie voor Energie aan de [1 minister bevoegd voor Energie]1, na de mededeling door de aanvrager of zijn lasthebber van zijn instemming of zijn gemotiveerde bezwaren, zoals bepaald in § 1, laatste lid, of na het verstrijken van de door gezegd lid aan de aanvrager of zijn lasthebber met het oog op deze mededeling toegekende tijd; de Koning neemt zijn besluit na raadpleging van het vast elektrotechnisch comité of van de bevoegde afdeling van dit comité.
  ----------
  (1)<KB 2018-12-21/78, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 16-02-2019>

Art. 3/1. [1 De plannen van de wegvergunning worden ondertekend door de afgevaardigde van de minister.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-21/78, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 16-02-2019>


Art.4. <Zie NOTA onder TITEL> In de gevallen waarin de beslissing over de aanvraag om een wegvergunning aan Hem is opgedragen, neemt de Koning zijn besluit binnen honderdtwintig dagen na het einde van het onderzoek, na raadpleging van het vast elektrotechnisch comité of van de bevoegde afdeling van dat comité.

Art.5. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. In geval van toekenning van de wegvergunning, vraagt de Administratie voor Energie, binnen veertien dagen na ondertekening door de Koning van het besluit bedoeld bij artikel 3, § 2, of van het besluit bedoeld bij artikel 4, aan de aanvrager of aan zijn lasthebber, haar de nodige som te betalen tot dekking van de gebeurlijke zegelkosten en haar het vereiste aantal eensluidende copieën van de definitieve plannen te sturen ten behoeve van de belanghebbende overheden en distributeurs.
  Binnen zeven dagen na ontvangst van die som en van de bijkomende copieën van de definitieve plannen, stuurt de Administratie voor Energie aan de aanvrager of aan zijn lasthebber een afschrift van het besluit tot toekenning van de wegvergunning en zijn bijlagen en, in voorkomend geval, een afschrift van het koninklijk besluit tot goedkeuring of tot herziening van dat besluit, en zijn eventuele bijlagen. Binnen dezelfde termijn stuurt zij aan alle belanghebbende overheden en distributeurs een afschrift van dezelfde besluiten en van de bijlagen ervan die hen aanbelangen. Indien het college van burgemeester en schepenen of van de bestendige deputatie van de provinciale raad de wegvergunning had geweigerd, wordt enkel een afschrift van het koninklijk besluit tot herziening van het weigeringsbesluit, en van zijn bijlagen gestuurd.
  § 2. In geval van weigering van de wegvergunning, vraagt de Administratie voor Energie, binnen veertien dagen na ondertekening door de Koning van het besluit bedoeld bij artikel 3, § 2, of van het besluit bedoeld bij artikel 4, aan de aanvrager of aan zijn lasthebber haar de nodige som te betalen tot dekking van de eventuele zegelkosten.
  Binnen zeven dagen na ontvangst van deze gebeurlijke som of binnen de in het voorgaande lid bepaalde termijn van veertien dagen, naargelang van het geval, stuurt de Administratie voor Energie aan de aanvrager of aan zijn lasthebber en aan alle belanghebbende overheden en distributeurs een afschrift van het besluit tot weigering van de wegvergunning, in voorkomend geval, samen met een afschrift van het koninklijk besluit tot goedkeuring van het weigeringsbesluit.

Art.6.<Zie NOTA onder TITEL> De aanvrager of zijn lasthebber mag de [1 minister bevoegd voor Energie]1 om de toepassing van de bij dit artikel bepaalde spoedprocedure verzoeken : hiertoe voegt hij bij zijn aanvraag om wegvergunning een nota waarin hij omstandig de redenen uiteenzet waarom hij de spoedprocedure vraagt en de gegrondheid ervan aantoont.
  De Minister beslist over het verzoek om toepassing van de spoedprocedure binnen veertien dagen na verzending van de aanvraag.
  Ingeval de spoedprocedure wordt toegepast, gelden de hiernavolgende bijzondere regelen :
  a) In de nota waarbij zij, overeenkomstig artikel 2, § 1, eerste lid, een voorontwerp van besluit tot toekenning van de aangevraagde wegvergunning aan de belanghebbende overheden en distributeurs stuurt, vermeldt de Administratie voor Energie uitdrukkelijk dat bij de behandeling van de aanvraag de spoedprocedure zal worden toegepast.
  De Administratie voor Energie doet de bij de artikelen 2 en 3, § 1, bepaalde toezendingen en kennisgevingen bij een ter post aangetekende brief.
  b) De termijnen van tweeënveertig dagen, bepaald in de artikelen 2, § 2, en 3, § 1, en van achtentwintig dagen, bepaald in artikel 2, § 3, worden verminderd tot veertien dagen; die van zeven dagen, bepaald in de artikelen 2, §§ 2, 3, 4 en 6, en 3, § 1, tot drie dagen, en die van honderd twintig dagen, bepaald bij de artikelen 3, § 2, en 4, tot dertig dagen.
  c) Artikel 2, § 5, wordt niet toegepast.
  De geraadpleegde overheden en distributeurs worden geacht hun onvoorwaardelijk akkoord te betuigen met de oorspronkelijke aanvraag of met de gewijzigde aanvraag, naar gelang van het geval, wanneer zij, binnen de termijn van veertien dagen waarover zij beschikken om hun advies en opmerkingen aan de Administratie voor Energie mede te delen, geen gemotiveerd, andersluidend bericht bij die administratie hebben doen toekomen.
  d) Wanneer het vast elektrotechnisch comité of de bevoegde afdeling van dat comité wordt geraadpleegd, dienen het advies en de eventuele opmerkingen bij de Administratie voor Energie toe te komen binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek om advies.
  ----------
  (1)<KB 2018-12-21/78, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 16-02-2019>

Art.7. <Zie NOTA onder TITEL> De houder van een met toepassing van de voormelde wet van 10 maart 1925 verleende wegvergunning evenals de bij artikel 2, § 1, bedoelde belanghebbende overheden en distributeurs mogen de intrekking van de wegvergunning vragen.
  De overheid die een dergelijke wegvergunning heeft verleend, kan ook ambtshalve die vergunning intrekken.
  Het verzoek om intrekking van de wegvergunning is met redenen omkleed en wordt, door de tussenkomst van de Administratie voor Energie, gericht aan de overheid die de wegvergunning heeft verleend. Gaat het initiatief van de intrekking uit van de overheid die de wegvergunning heeft verleend, dan laat die overheid haar inzicht kennen aan dezelfde administratie en deelt aan deze de redenen van de intrekking mede.
  De regelen betreffende het onderzoek van de aanvraag om een wegvergunning voor het aanleggen van elektrische lijnen, de beslissing over die aanvraag en de mededeling van die beslissing, bepaald bij de artikelen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, zijn van overeenkomstige toepassing in geval van verzoek tot intrekking of van ambtshalve intrekking van een wegvergunning.

Art.8. <Zie NOTA onder TITEL> De houder van een met toepassing van de voormelde wet van 10 maart 1925 verleende wegvergunning mag toelating vragen om de elektrische lijnen die het voorwerp uitmaken van deze vergunning te wijzigen of te behouden. Hij mag de wijziging vragen van de door die vergunning opgelegde voorwaarden of haar overdracht aan een andere voorgestelde titularis.
  De bij artikel 2, § 1, bedoelde belanghebbende overheden en distributeurs mogen vragen dat de door de wegvergunning opgelegde voorwaarden worden gewijzigd of aangevuld.
  De overheid die de wegvergunning heeft verleend kan ook aan de Administratie voor Energie de bedoeling te kennen geven de door deze vergunning opgelegde voorwaarden te wijzigen of aan te vullen of te doen wijzigen of aanvullen.
  De regelen betreffende het indienen en het onderzoek van de aanvraag om een wegvergunning tot het aanleggen van elektrische lijnen, de beslissing over die aanvraag en de mededeling van die beslissing, bepaald bij de artikelen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, zijn van overeenkomstige toepassing in de hierboven bedoelde gevallen.
  Dit geldt eveneens voor de aanvragen om een wegvergunning voor het behouden van elektrische lijnen onder of boven de openbare wegen met toepassing van de voormelde wet van 10 maart 1925.
  De onderscheiden bij onderhavig artikel bedoelde aanvragen zijn vergezeld van een rechtvaardiging en, in voorkomend geval, van deze van de in de bijlage van dit besluit opgegeven stukken die er betrekking op hebben.
  De aanvraag tot overdracht is vergezeld van een gelijkaardige aanvraag ingediend door de andere voorgestelde titularis.
  Zo in de in de eerste drie leden van onderhavig artikel bepaalde gevallen, de overheid die een beslissing moet nemen verschillend is van deze die de afgeleverde wegvergunning heeft verleend, ligt er in de geformuleerde aanvraag een aanvraag besloten tot de intrekking van de wegvergunning door de overheid die haar heeft verleend en haar vervanging door een nieuwe wegvergunning welke door de bevoegde overheid moet worden afgeleverd.

Art.9.<Zie NOTA onder TITEL>§ 1. De koninklijke besluiten bedoeld bij de artikelen 3, § 2, 4, 7 en 8 worden gesteld op de voordracht van de [1 minister bevoegd voor Energie]1. Indien er onenigheid blijft bestaan tussen de onderscheiden belanghebbende overheden en distributeurs, worden die koninklijke besluiten genomen op advies van de ministers die zijn betrokken bij het punt waarover onenigheid is blijven bestaan.
  (De Ministers die betrokken zijn bij het punt waarover onenigheid is blijven bestaan, worden geacht geen opmerkingen te hebben zo zij, binnen zestig dagen na ontvangst van de mededeling die hun wordt gedaan, geen andersluidend bericht bij de [1 minister bevoegd voor Energie]1 doen toekomen.) <KB 26-06-1978, art. 2>
  § 2. De colleges van burgemeester en schepenen en de bestendige deputaties van de provinciale raden stellen hun besluit tot toekenning, weigering of intrekking van een wegvergunning naar het model dat door de [1 minister bevoegd voor Energie]1 is bepaald. Dit geldt ook voor het besluit tot wijziging of overdracht van een wegvergunning.
  ----------
  (1)<KB 2018-12-21/78, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 16-02-2019>

Art.10. <Opheffingsbepaling>

Art. 10/1. [1 De wegververgunningen die verleend werden krachtens dit besluit voor de elementen van het Modular Offshore Grid bedoeld in artikel 7, § 3, tweede lid, van de wet van 29 april 1999, worden overgedragen door de houder van een domeinconcessie bedoeld in artikel 6 van de wet van 29 april 1999 aan de titularis van de in het artikel 13/1 van de wet van 29 april 1999 bedoelde domeinconcessie, na gezamenlijk overleg tussen de twee voornoemde partijen en uiterlijk op het tijdstip van de eigendomsoverdracht aan laatst genoemde van de installaties die het voorwerp zijn van de betreffende vergunning.
   Minstens 60 werkdagen voor de eigendomsoverdracht van de betreffende vervoersinstallatie wordt een gezamenlijke kennisgeving verricht aan de afgevaardigde van de minister door de netbeheerder en door de overdragende domeinconcessiehouder waaruit een wederkerige formele intentie blijkt tot overdracht van de wegvergunning en dat een overeenkomst bevat over de belangrijkste modaliteiten tot overdracht van de wegvergunning.
   Uiterlijk binnen 10 werkdagen na de eigendomsoverdracht van de vervoersinstallatie die het voorwerp vormt van de wegvergunning, wordt een kopie van de overeenkomst bedoeld in het tweede lid overgemaakt aan de afgevaardigde van de minister.
   De overdracht van de voornoemde vergunning blijft geschorst tot het moment van de eigendomsoverdracht van de betrokken installaties.
   De van rechtswege overdracht bedoeld in dit artikel wordt door de Koning bekrachtigd binnen dertig dagen na ontvangst door de afgevaardigde van de minister van de kopie van de overeenkomst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-12-21/78, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 16-02-2019>


Art.11.Onze [1 minister bevoegd voor Energie]1 is belast met de uitvoering van dit besluit.
  ----------
  (1)<KB 2018-12-21/78, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 16-02-2019>

BIJLAGE.
Art. N. <Om praktische redenen werd deze bijlage in fictieve artikelen onderverdeeld : ART 1MN - 2MN - 3MN - 4MN>

Art. 1MN. <Zie NOTA onder TITEL>
  A. Stukken die bij de bij artikel 1 van het besluit bedoelde aanvraag moeten worden gevoegd.
  1° Een omstandig, volledig, nauwkeurig, juist en bijgewerkt liggingsplan of een reeks van dergelijke plannen, volgens kadasterschaal of volgens een dusdanige schaal dat de aangebrachte inlichtingen er duidelijk kunnen worden op afgelezen.
  Die plannen duiden aan :
  a) het volledig tracé van de aangevraagde lijnen vanaf hun vertrekpunt tot aan hun eindpunt of eindpunten; dat tracé moet worden opgemaakt overeenkomstig de aanduidingen van de bij D van deze bijlage bepaalde tabel; de steunen moeten bovendien met nummers worden aangeduid;
  b) voor de verschillende gedeelten van de aangevraagde lijnen, het aantal, de aard en de doorsnede of de diameter van de geleiders; wanneer het bovengrondse lijnen betreft, worden bovendien aangeduid de hoogte van de steunen, de maximale oppervlakte van de door hen ingenomen ruimte tegen de grond _ zo zij op het domein van de openbare wegen of op de aanhorigheden daarvan zijn geplaatst _ evenals de lengte der spanwijdten; al die aanduidingen mogen worden aangebracht op een bijkomend plan, lengteprofiel genaamd;
  c) de naam en de grens van de gemeenten, de rijkswegen, provinciewegen, straten, pleinen, rivieren, kanalen, spoor-, buurtspoor- en tramlijnen, met hun juiste benaming, de wegen, paden en waterlopen, de militaire installaties, de kunstwerken, de mijlpalen en de eventuele hindernissen, evenals de gebouwen in zover als nodig voor de oriëntering;
  d) de kruisingen en de evenwijdigheden van de aangevraagde lijnen met de telecommunicatie- of elektriciteitslijnen, in zover deze lijnen, in geval van evenwijdigheid, wanneer zij bovengronds zijn, zich op minder dan twintig meter, en wanneer zij ondergronds zijn, zich op minder dan één meter van de aangevraagde lijnen bevinden;
  e) de referenties en data van de wegvergunningen of de toelatingen tot het benutten van de openbare weg, die werden afgeleverd voor de lijnen waarmede de aangevraagde lijnen worden verbonden;
  f) de kokers, de buizen waarin de ondergrondse lijnen zullen worden aangelegd ofwel om te voldoen aan de reglementaire bepalingen, ofwel gebeurlijk op sommige bijzondere plaatsen (kruisingen, kunstwerken, enz.);
  g) een uittreksel van de stafkaart, zo het nodig blijkt om de ligging van de aangevraagde lijnen nauwkeuriger te kunnen bepalen.
  De bij littera d) bedoelde bestaande lijnen moeten in elk geval, ongeacht de afstand waarop zij zich van de aangevraagde lijnen bevinden, worden aangeduid indien zij aan de aanvrager toebehoren en zijn aangelegd langs of in kruising met de openbare wegen waarvan de benuttiging wordt gevraagd;
  wat die bestaande lijnen betreft, moeten bovendien de referenties en de data van de te hunnen aanzien verleende wegvergunningen of toelatingen tot het benutten van de openbare weg, op de plannen voorkomen.
  2° De dwarse doorsneden van de openbare wegen, opgegeven met maatgetallen en op schaal van minstens 1/100, en duidelijk de ligging aanduidend, van de aangevraagde lijnen en van de gebeurlijke beschermingsinrichtingen, ten opzichte van :
  a) de rijwegen, fietspaden, parkeerstroken, trottoirs, bermen, grachten;
  b) de waterstanden en de beddingen van waterlopen en kanalen, alsook de jaag- en gangpaden, taluds, dijken, bermsloten;
  c) de sporen en de uitrusting van de spoorwegen, buurtspoorwegen en tramwegen;
  d) de kunstwerken en gebouwen, met aanduiding _ in voorkomend geval _ van de wijze van vasthechting daaraan;
  e) de bomen en beplantingen;
  f) de bestaande water-, gas-, riool- en andere leidingen;
  g) de bestaande telecommunicatie- en elektriciteitslijnen;
  h) in het algemeen, alle installaties die boven of onder de openbare wegen zijn aangelegd.
  De aanduiding van de ligging ten opzichte van hetgeen bij litterae a) en b) is bepaald en van de ondergrondse installaties bedoeld bij litterae f, g) en h), is enkel verplicht voor de ondergrondse lijnen en voor de op het domein van de openbare wegen of op de aanhorigheden daarvan te plaatsen steunen.
  De aan te duiden dwarse doorsneden mogen op het of de bij 1° bedoelde plan of plannen worden opgegeven.
  3° Een beschrijvende memorie met de volgende inlichtingen :
  a) eigenaar van de aangevraagde lijnen (particulier of vennootschap op wiens naam de wegvergunning dient te worden opgesteld);
  b) aard van de installaties (elektrische centrales, verdeelposten, schakelborden, lijnen) die de vertrek-, eind-, alsook de gebeurlijke doorgangspunten van de aangevraagde lijnen vormen; naam en adres van de eigenaar van die installaties; wanneer het om lijnen gaat, bovendien de referenties en data van de gebeurlijke wegvergunningen of toelatingen tot het benutten van de openbare weg die te hunnen aanzien werden verleend;
  c) voorzieningsstelsel, aard van de stromen, hoogste spanning tussen geleiders en tussen geleiders en aarde, aardingen van het net, ofwel in de centrale, ofwel er buiten;
  d) naam en adres van de leverancier van de elektrische energie die zal worden overgebracht door de aangevraagde lijnen evenals het doel waarvoor die lijnen worden aangelegd;
  e) een uiteenzetting waaruit blijkt dat de aangevraagde lijnen voldoen aan de wettelijke bepalingen waarop de aanvraag steunt;
  f) beschrijving, met schetsen en maatgetallen, van het te gebruiken materieel, geleiders, kabels, isolatoren, draagijzers, bescherminrichtingen; aard en afmetingen van de steunen met schetsen en maatgetallen, hoogte boven de grond, wijze van chemische behandeling van de houten palen, diepte van ingraving, aangenomen type van fundering;
  g) gedetailleerde en rechtvaardigende berekeningen van de verschillende types van steunen en van hun funderingen, die opgemaakt zijn in overeenstemming met de voorgeschreven stabiliteitsvoorwaarden.
  Het staat de aanvrager of zijn lasthebber vrij aan te kondigen dat de hierboven onder f) en g) bedoelde inlichtingen later zullen opgezonden worden. In dat geval moeten deze inlichtingen bij de Administratie voor Energie toekomen vóór het einde van het onderzoek van de aanvraag. Zo echter door die administratie om deze inlichtingen wordt verzocht binnen zeven dagen na ontvangst van de aanvraag en haar bijlagen of van gewijzigde plannen, wordt de termijn bepaald voor het beginnen of het voortzetten van het onderzoek verlengd met de duur van de vertraging waarmede de bedoelde inlichtingen toekomen.
  De bij littera g) bedoelde inlichtingen zijn enkel verplicht voor de bovengrondse lijnen met een spanning van meer dan 15 kV tussen fasen. Voor de andere aangevraagde lijnen moeten zij enkel worden gegeven op verzoek van de Administratie voor Energie, geformuleerd binnen zeven dagen na ontvangst ofwel van de bij artikel 1 van het besluit bedoelde aanvraag en haar bijlagen, ofwel van de bij artikel 2, § 3, van het besluit bedoelde gewijzigde plannen.
  4° Wanneer de aanvraag om wegvergunning niet uitgaat van de aanvrager doch van een lasthebber die hiertoe opdracht kreeg, een getuigschrift, behoorlijk gedagtekend en ondertekend, door de aanvrager, of door de bevoegde persoon of personen indien de aanvrager een rechtspersoon is, waaruit blijkt dat die lasthebber met de verzending van de aanvraag werd belast.
  5° Indien de aanvraag wordt ingediend voor het aanleggen van hoogspanningslijnen, een algemeen tracé van die lijnen op een uittreksel van de stafkaart op schaal 1/10 000.

Art. 2MN. <Zie NOTA onder TITEL>
  B. Vereist aantal exemplaren van de bij A bedoelde stukken.
  Van de bij A, 3°, 4° en 5°, bedoelde stukken moeten er twee exemplaren worden overgelegd. Van de bij A, 5°, bedoelde stukken moeten er evenwel vier exemplaren worden overgelegd wanneer het gaat om een bovengrondse elektrische lijn met een spanning van 30 kV of meer tussen fasen.
  Van de bij A, 1° en 2°, bedoelde stukken moeten er drie exemplaren worden overgelegd, vermeerderd met :
  I/ voor de stukken die het gebruik van het domein of van de aanhorigheden van de grote land- en waterwegen betreffen : één exemplaar per betrokken district;
  II/ voor de stukken die het gebruik van het aan de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen geconcessioneerd domein of van het domein van de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen betreffen : één exemplaar per betrokken groep;
  III/ voor de stukken die het gebruik van het domein van de provinciewegen betreffen : één exemplaar per betrokken district;
  IV/ voor de stukken die een bijzondere administratie of een bijzondere dienst aanbelangen welke _ zelfs tijdelijk _ een gedeelte van het gebruikte openbaar domein beheert : één exemplaar per administratie of dienst of gebeurlijk per district :
  V/ voor de stukken die betrekking hebben op wegvergunningen welke bij koninklijk besluit moeten worden verleend : één exemplaar per betrokken provincie;
  VI/ voor de stukken die betrekking hebben op wegvergunningen welke hetzij bij koninklijk besluit, hetzij door de bestendige deputatie moeten worden verleend : één exemplaar per betrokken gemeente;
  VII/ voor alle stukken : één exemplaar per betrokken plaatselijke distributeur van elektrische energie;
  VIII/ voor alle stukken : één exemplaar per betrokken gewest van de Regie van Telegrafie en Telefonie;
  IX/ voor de stukken die betrekking hebben op bovengrondse lijnen met een spanning van 30 kV of meer tussen fasen : vier exemplaren;
  X/ voor de stukken die betrekking hebben op lijnen welke buiten de grenzen van het land voortlopen of deze grenzen tot op minder dan tien meter benaderen : twee exemplaren.

Art. 3MN. C. Formaat van de bij A bedoelde stukken
  De bij A bedoelde stukken worden overgelegd op papier van A4 formaat (210 x 297 - norm NBN 18) of op papier dat op dat formaat is geplooid.

Art. 4MN. D. Tabel van de overeengekomen tekens voor de aanleg van bovengrondse of ondergrondse lijnen, voor de ligging van de elektrische centrales en van de onderstations en voor de plaats van de steunen.
  <Om technische redenen is deze tabel niet opgenomen. Zie B.St. 27-02-1974>