13 MAART 1973. - Wet [betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis]. - (NOTA : Wet gebaseerd op de W1874-07-20/30die bij de W1973-03-13/31gewijzigd werd en waardoor het opschrift vervangen werd bij W1990-07-20/35, art. 48) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-01-2010 en tekstbijwerking tot 30-12-2016)
Art. 1-29
Artikel 1. <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990> (...)
Art.2. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.3. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.4. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.5. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.6. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.7. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.8. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.9. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.10. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.11. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.12. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.13. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.14. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.15. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.16. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.17. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.18. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.19. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.20. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.21. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.22. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.23. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.24. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.25. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.26. (...) <Opgeheven bij W 1990-07-20/35, art. 48, BS 14-08-1990, Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.27. <W 13-03-1973, art. 5, BS 10-04-1973> § 1. Een recht op vergoeding wordt toegekend aan elke persoon die beroofd werd van zijn vrijheid in omstandigheden die strijdig zijn met de bepalingen van artikel 5 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, goedgekeurd bij de wet van 18 mei 1955.
§ 2. De vordering wordt ingesteld bij de gewone gerechten, in de vormen bepaald door het Gerechtelijk Wetboek, en gericht tegen de Belgische Staat in de persoon van de Minister van Justitie.
Art.28.<W 13-03-1973, art. 5, BS 10-04-1973> § 1. Mag aanspraak maken op een vergoeding, elke persoon die in voorlopige hechtenis werd genomen gedurende meer dan acht dagen, zonder dat deze hechtenis of de handhaving ervan te wijten is aan zijn persoonlijke gedraging :
a) indien hij bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing rechtstreeks of onrechtstreeks buiten de zaak is gesteld;
b) [1 indien hij een beschikking of een arrest van buitenvervolgingstelling heeft bekomen;]1
c) indien hij aangehouden werd of in hechtenis gebleven is nadat de strafvordering was verjaard;
d) [1 ...]1
§ 2. Het bedrag van deze vergoeding wordt vastgesteld naar billijkheid en met inachtneming van alle omstandigheden van openbaar en privaat belang.
[2 Evenwel, ingeval de persoon nog lopende vrijheidsstraffen heeft, worden de dagen van de voorlopige hechtenis die in aanmerking komen eerst toegerekend op de nog lopende vrijheidsstraffen.
Het met inachtneming van het eerste en het tweede lid bepaalde bedrag van de vergoeding wordt zonder formaliteit, in voorkomend geval, aangewend ter betaling van de door deze persoon nog verschuldigde bedragen naar aanleiding van strafrechtelijke veroordelingen, overeenkomstig de regeling voorzien in artikel 49 van het Strafwetboek en in artikel 29 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen. Tegen deze verrekening staat geen rechtsmiddel open.]2
§ 3. Indien betrokkene geen vordering tot schadevergoeding voor de gewone gerechten kan instellen, moet de vergoeding worden gevraagd bij een verzoekschrift gericht aan de Minister van Justitie, die binnen zes maanden beslist.
De vergoeding wordt door de Minister van Justitie te laste van de Schatkist toegekend indien de voorwaarden, bepaald in § 1 vervuld zijn.
[2 Indien de vergoeding of de toerekening geweigerd wordt, indien het bedrag ervan of het aantal dagen die worden toegerekend onvoldoende geacht worden,]2 of indien de Minister van Justitie niet binnen zes maanden na het verzoek beslist, kan de betrokkene zich wenden tot de commissie, ingesteld overeenkomstig § 4.
In geval van gerechtelijke vervolgingen wegens een van de misdrijven omschreven in de artikelen 147, 155 en 156 van het Strafwetboek en die bedreven zijn ten nadele van de betrokkene, begint de termijn van zes maanden, waarvan sprake in het vorige lid, slechts te lopen vanaf de dag waarop uitspraak is gedaan over de strafvordering door een in kracht van gewijsde gegane beslissing.
§ 4. Er wordt een commissie ingesteld die uitspraak doet over de beroepen tegen de beslissingen door de Minister van Justitie genomen of over de ingediende aanvragen wanneer de Minister geen uitspraak gedaan heeft in de voorwaarden, bepaald in § 3.
(Deze commissie bestaat uit :
- de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie of, bij verhindering, de voorzitter van het Hof van Cassatie;
- de eerste voorzitter van de Raad van State, of, bij verhindering, de voorzitter van de Raad van State;
- naargelang de taal van de rechtspleging, de voorzitter van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk de voorzitter van de " Ordre des barreaux francophones et germanophone ", of, bij verhindering, een lid van de raad van bestuur van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk van de " Ordre des barreaux francophones et germanophone ", aangewezen overeenkomstig het reglement van orde van de instelling.) <W 2001-07-04/41, art. 17, Inwerkingtreding : 01-05-2002>
Het ambt van secretaris wordt uitgeoefend door een of meer leden van de griffie van het Hof van cassatie, aangewezen door de eerste voorzitter.
De Koning regelt de werking van de commissie.
§ 5. De beroepen en de verzoeken bestaan uit een verzoekschrift in twee exemplaren, getekend door de partij of zijn advocaat en neergelegd ter griffie van het Hof van cassatie, binnen de zestig dagen (na de kennisgeving van de beslissing van de minister) of na het verloop van de termijn waarin hij uitspraak had moeten doen. <W 2005-05-31/32, art. 5, Inwerkingtreding : 26-06-2005>
De Koning regelt de procedure voor de commissie, die zitting houdt met gesloten deuren.
Zij doet uitspraak op het ter zitting door de procureur-generaal bij het Hof van cassatie gegeven advies, na de partijen in hun middelen te hebben gehoord.
Haar beslissingen worden in openbare zitting gewezen. Deze zijn niet vatbaar voor enig verhaal.
Op verzoek van de belanghebbenden wordt de beslissing van de commissie bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, zonder dat dit uittreksel het bedrag van de toegekende vergoeding mag vermelden. De kosten van de bekendmaking komen ten laste van de Schatkist.
----------
(1)<W 2009-12-30/14, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 25-01-2010>
(2)<W 2016-12-25/14, art. 105, 003; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 29. <W 13-03-1973, art. 5, BS 10-04-1973> Bij overlijden van personen die volgens de artikelen 27 en 28 gerechtigd zijn op een vergoeding of daarop aanspraak kunnen maken, kunnen de vergoedingen aan hun rechtverkrijgende worden toegekend.