23 OKTOBER 1972. - Koninklijk besluit betreffende de organisatie en de werking van de centrale examencommissies ingesteld bij toepassing van de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
HOOFDSTUK I. - Oprichting van de centrale examencommissies.
Art. 1-6
HOOFDSTUK II. - De inschrijvingen.
Art. 7
HOOFDSTUK III. - Zittingen en beraadslagingen.
Art. 8-N4
HOOFDSTUK I. - Oprichting van de centrale examencommissies.
Artikel 1. § 1. De Staatssecretaris toegevoegd aan de Minister van Landbouw en Middenstand stelt, per taalrol, een centrale examencommissie in, voor de kennis van het bedrijfsbeheer.
Hij bepaalt het aantal afdelingen ervan. Voor elke afdeling benoemt hij twee leden, het ene onder de drie kandidaten voor gedragen door het Nationaal Comité voor beroepsopleiding en beroepsvolmaking bedoeld in het koninklijk besluit van 13 april 1959 betreffende de beroepsopleiding en beroepsvolmaking in de ambachten en neringen, het andere op voordracht van de Minister van Nationale Opvoeding.
Plaatsvervangende leden kunnen worden benoemd volgens de modaliteiten voorzien voor de benoeming van de werkende leden.
In voorkomend geval, en voor zover het werd voorgedragen volgens identieke modaliteiten, mag een werkend lid eveneens een werkend lid van een andere afdeling van dezelfde examencommissie vervangen.
§ 2. De Staatssecretaris toegevoegd aan de Minister van Landbouw en Middenstand stelt per taalrol een centrale examencommissie in, voor de door elk reglementeringsbesluit opgelegde beroepskennis.
Hij benoemt de twee leden ervan, het ene onder de drie kandidaten voorgedragen door het Nationaal Comité voor beroepsopleiding en beroepsvolmaking bedoeld in het koninklijk besluit van 13 april 1959 betreffende de beroepsopleiding en de beroepsvolmaking in de ambachten en neringen, het andere op de voordracht van de Minister van Nationale Opvoeding.
Voor ieder werkend lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd volgens de modaliteiten voorzien voor de benoeming van dit werkend lid.
Art.2. De voordrachten van de kandidaten voorzien in het vorig artikel, moeten tot de Staatssecretaris toegevoegd aan de Minister van Landbouw en Middenstand worden gericht binnen de twee maanden vanaf de dag waarop erom verzocht werd. Bij het verstrijken van deze termijn kan overgegaan worden tot de benoemingen.
Art.3. De werkende en plaatsvervangende leden van de centrale examencommissies moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° Belg zijn;
2° voor de centrale examencommissie ingesteld voor de kennis van het bedrijfsbeheer, het bewijs leveren houder te zijn van een der akten bedoeld in artikel 6 a) van de wet of in artikel 32 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971, en voor de centrale examencommissie ingesteld voor de beroepskennis het bewijs leveren ofwel houder te zijn van een der akten bedoeld in artikel 7 a) van de wet met betrekking tot de beoogde werkzaamheid ofwel van tien jaar praktijk in hoedanigheid van patroon in de gereglementeerde werkzaamheid.
De onder 2° hierboven bedoelde akten mogen slechts in aanmerking genomen worden voor zover zij afgegeven werden door een door het Rijk ingerichte, erkende of gesubsidieerde onderwijsinrichting of in het kader van het stelsel van beroepsopleiding georganiseerd door het koninklijk besluit van 13 april 1959.
Art.4. De werkende en plaatsvervangende leden van de centrale examencommissies zijn benoemd voor een termijn van 6 jaar. Hun mandaat kan vernieuwd worden.
Wanneer voortijdig in de vervanging van een werkend of plaatsvervangend lid wordt voorzien voltooit het nieuwe lid het mandaat van zijn voorganger.
Art.5. De Staatssecretaris toegevoegd aan de Minister van Landbouw en Middenstand benoemt voor elk van de centrale examencommissies, ingesteld voor de kennis van het bedrijfsbeheer en voor elk van de centrale examencommissies ingesteld voor de beroepskennis, een Regeringscommissaris en zijn plaatsvervanger onder de ambtenaren van niveau 1 van zijn departement. De Regeringscommissaris zit de installatievergadering van de centrale examencommissies voor, waakt over de regelmatigheid van de oproepingen, van de examens en van de beraadslagingen; hij brengt tenminste eens per jaar bij de Staatssecretaris verslag uit over hun verloop.
Art.6. De centrale examencommissie houdt zitting te Brussel behoudens andersluidende beschikking genomen door de Staatssecretaris toegevoegd aan de Minister van Landbouw en Middenstand.
HOOFDSTUK II. - De inschrijvingen.
Art.7. De inschrijvingen voor de examens worden, bij een ter post aangetekend schrijven, gericht tot het Ministerie van Middenstand op een gedrukt formulier, opgesteld overeenkomstig de bijlage I of II van dit besluit.
HOOFDSTUK III. - Zittingen en beraadslagingen.
Art.8. <KB 17-05-1985, art. 1> De centrale examencommissie houdt zitting en beraadslaagt binnen de twee maanden na de inschrijving voor één der examens. De afdelingen van de centrale examencommissie voor de kennis van bedrijfsbeheer houden om de beurt zitting.
Art.9. Het secretariaat wordt waargenomen door het Ministerie van Middenstand.
Art.10. De secretaris van de centrale examencommissie roept de kandidaten, de Regeringscommissaris alsmede de commissieleden voor de examens op. Deze oproep moet geschieden tenminste tien dagen voor de datum bepaald voor de examens. De kandidaten worden opgeroepen bij ter post aangetekende brief volgens de chronologische orde van hun inschrijving.
Art.11. Alleen een regelmatig samengestelde centrale examencommissie kan geldig zitting houden.
Op straffe van nietigheid mag niemand als commissielid deelnemen aan een examen van een bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad.
Art.12. De leden van de centrale examencommissie of van haar afdelingen zitten om de beurt de commissie voor. Het oudste lid in leeftijd zit de eerste zitting voor.
De voorzitter houdt toezicht tijdens de zitting, verleent het woord en verzoekt, in voorkomend geval, een plaatsvervangend lid aan de werkzaamheden van de examencommissie deel te nemen.
Art.13. Het examen moet op een dag worden voltooid. Er worden notulen gehouden van het verloop der zittingen en van de uitslag der beraadslagingen. Deze notulen worden ondertekend door de leden van de examencommissie.
Art.14. Van het resultaat der beraadslaging wordt bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven aan de kandidaten.
Aan de examinandus die voor het examen geslaagd is wordt een getuigschrift uitgereikt dat conform is met de bijlage III of IV bij dit besluit.
Art.15. <KB 17-05-1985, art. 2> De kandidaat die werd afgewezen mag zich slechts laten inschrijven voor een nieuw examen drie maanden na de bij vorig artikel bedoelde kennisgeving.
Indien de kandidaat voor de eerste maal is afgewezen, wordt deze termijn op één maand gebracht.
Art.16. Onze Staatssecretaris toegevoegd aan de Minister van Landbouw en Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. N1. Bijlage 1: Inschrijvingsformulier. Niet hernomen wegens technische redenen. Zie B.St. van 10-01-1973, p. 225>.
Art. N2. Bijlage 2: Inschrijvingsformulier. Niet hernomen wegens technische redenen. Zie B.St. van 10-01-1973, p. 225>
Art. N3. Bijlage 3: Getuigschrift. Niet hernomen wegens technische redenen. Zie B.St. van 10-01-1973, p. 225>
Art. N4. Bijlage 4: Getuigschrift. Niet hernomen wegens technische redenen. Zie B.St. van 10-01-1973, p. 226>