Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

11 AUGUSTUS 1972. _ Koninklijk besluit ter bevordering van de tewerkstelling van minder-validen in de rijksbesturen. (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij <BWG 1999-01-14/32, art. 11, Inwerkingtreding : 08-02-1999>) - (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap, wat betreft het personeel van Export Vlaanderen door BVR 2000-09-22/35, art. XV 1 (1D15); Inwerkingtreding : 01-12-2000) - (NOTA : Opgeheven voor de Franse Gemeenschap door BFG 2000-12-21/42, art. 6, Inwerkingtreding : 07-02-2001) - (NOTA : opgeheven voor de Brusselse Hoofdstedelijk Regering, wat betreft het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door BESL 2002-04-25/41, art. 62; Inwerkingtreding : 25-04-2002) - (NOTA : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor wat betreft de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut door BESL 2002-09-26/43, art. 416, 38°; Inwerkingtreding : 01-03-2001) - (NOTA : opgeheven bij KB 2007-03-05/32, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 26-03-2007) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1984 en tekstbijwerking tot 16-03-2007)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. WERKINGSSFEER.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II WERVING.
Art. 3, 3bis, 4-8
HOOFDSTUK III STAGE EN AANSTELLING TOT RIJKSAMBTENAAR.
Art. 9-10
HOOFDSTUK IV LOOPBAAN.
Art. 11
HOOFDSTUK V WIJZIGINGS- EN SLOTBEPALINGEN.
Art. 12-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1990028440  2001029058  2002031261  2002031262  2002031559  2007002037 



Artikels:

HOOFDSTUK I. _ WERKINGSSFEER.
Artikel 1. (Zie nota onder titel) Dit besluit stelt de regelen inzake werving en loopbaan vast die, in afwijking van het statuut van het rijkspersoneel, worden getroffen om de werving van minder-validen in de rijksbesturen te bevorderen. Het is van toepassing op de bij het rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen ingeschreven gehandicapten.

Art.2. (Zie nota onder titel) Het aantal waarvan sprake in artikel 21, § 3, van de wet van 16 april 1963 betreffende sociale reclassering van de minder-validen, wordt voor de rijksbesturen (vastgesteld op duizend tweehonderd.) <KB 29-11-1976, art. 1>
  (Dit aantal wordt als volgt over de verscheidene ministeries gespreid:
  Diensten van de Eerste-Minister: 8;
  Economische Zaken: 66;
  Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking: 26;
  Landbouw: 42;
  Middenstand: 6;
  Verkeerswezen: 60;
  Landsverdediging: 88;
  Nationale Opvoeding en Cultuur (N): 32;
  Nationale Opvoeding en Cultuur (F): 32;
  Tewerkstelling en Arbeid: 18;
  Financiën: 474;
  Binnenlandse Zaken: 36;
  Justitie: 90;
  Sociale Voorzorg: 12;
  Volksgezondheid en Gezin: 52;
  Openbare Werken: 158;) <KB 29-11-1976, art. 2>
  (Zolang hun quotum niet bereikt is, zijn bedoelde ministeries ter gelegenheid van de aanvragen tot werving gehouden drie ten honderd van de toegestane personeelsuitbreiding of -vervanging voor te behouden aan minder-validen.
  Bij het vaststellen of hun quotum bereikt is, mogen de minder-validen, die thans reeds tewerkgesteld zijn buiten de reglementering vervat in dit besluit, niet in aanmerking genomen worden voor het bepalen van het aantal aan te vragen minder-validen.
  De betrokken minister regelt, met instemming van de minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort, de gevallen die, wegens hetzij de aard van het werk, hetzij de toegestane personeelsuitbreiding of -vervanging, een zodanig bijzonder aspect vertonen dat een minder letterlijke toepassing van dit artikel verantwoord is.
  Deze gevallen worden geregeld naar de zin van dit artikel.) <KB 10-06-1975, art. 1>

HOOFDSTUK II _ WERVING.
Art.3. (Zie nota onder titel) De gerechtigden op dit besluit moeten voldoen aan de wervingsregelen voorgeschreven bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en bij de bijzondere bepalingen welke in ieder ministerie in de uitvoering van het statuut voorzien, behoudens het bij (artikel 15) van dit statuut opgelegd vergelijkend wervingsexamen en de (krachtens artikel 16, 5° of ter uitvoering van artikel 17, § 1, A, 1°) vastgestelde leeftijdsgrens. <KB 18-06-1976, art. 5>

Art. 3bis. (Zie nota onder titel) <KB 1985-07-19/31, art. 1, 002> Wanneer de vereisten van het uit te oefenen ambt zich daar niet tegen verzetten, kan de Vaste Wervingssecretaris voor de werving in een graad van niveau 3, benevens de op grond van het statuut van het rijkspersoneel aanvaarde studiebewijzen, eveneens het kwalificatiegetuigschrift in aanmerking nemen dat het slagen in het vijfde leerjaar van het buitengewoon secundair beroepsonderwijs bekrachtigt.

Art.4. (Zie nota onder titel) Er wordt een commissie opgericht die tot doel heeft zich te beijveren voor de plaatsing van minder-validen in de rijksbesturen:
  1° voor minder-validen passende betrekkingen op te sporen;
  2° adviezen te verstrekken aan de bevoegde overheid, met het oog op de aanpassing van een arbeidspost aan de handicap van een minder-valide;
  3° elke minder-valide tijdens zijn stage in de uitoefening van de hem toevertrouwde taak te volgen.

Art.5. (Zie nota onder titel) <KB 10-06-1975, art. 2> De commissie bestaat uit:
  1° een vertegenwoordiger van ieder van de ministeries die de financiën, de sociale voorzorg, de tewerkstelling, de volksgezondheid en het openbaar ambt in hun bevoegdheid hebben;
  2° de vaste wervingssecretaris of zijn afgevaardigde;
  3° een vertegenwoordiger van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen;
  4° drie afgevaardigden van erkende verenigingen van minder-validen die aangewezen zijn door de Minister tot wiens bevoegdheid het openbaar ambt behoort.
  De commissie kan zich laten bijstaan door een vertegenwoordiger van het betrokken ministerie.
  De vaste wervingssecretaris of zijn afgevaardigde zit de commissie voor. Hij kan een secretaris aanwijzen.

Art.6. (Zie nota onder titel) Het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen deelt aan de commissie de lijst mede van de ingeschreven minder-validen die in een rijksbestuur wensen aangeworven te worden.

Art.7. (Zie nota onder titel) De bevoegde overheid die een minder-valide wenst aan te werven richt zich tot de commissie. Zij vermeldt voor elke betrekking de bijzonderste taken die eraan verbonden zijn en de beroepskundigheden die nodig zijn om ze te vervullen.
  Zij kan tevens één of meer kandidaten voorstellen.

Art.8. (Zie nota onder titel) De commissie wijst onder de bij artikel 6 bedoelde minder-validen, de kandidaten aan die voor de aangeboden betrekking in aanmerking kunnen komen.
  Zij kan de vaste wervingssecretaris opdragen overeenkomstig haar aanbevelingen, de beroepsgeschiktheid van de kandidaten voor het te verlenen ambt te onderzoeken.
  Ook gaat de vaste wervingssecretaris na of de kandidaten die onder oogpunt van beroepsgeschiktheid voldoening geven, aan de gestelde toelatingseisen voldoen en wint hij het advies van de Sociaal-Medische Rijksdienst in.
  De kandidaten die aan alle eisen voldoen worden door de commissie toelaatbaar verklaard.

HOOFDSTUK III _ STAGE EN AANSTELLING TOT RIJKSAMBTENAAR.
Art.9. (Zie nota onder titel) De bevoegde overheid laat de minder-valide die toelaatbaar werd verklaard tot de stage toe overeenkomstig de regelen ter zake van het reeds vermeld koninklijk besluit van 2 oktober 1937.

Art.10. (Zie nota onder titel) Onverminderd artikel 27quater, § 1, van het reeds vermelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937 kan de stagedoende minder-valide wegens ongeschiktheid slechts worden afgedankt op eensluidend advies van de commissie.
  De maandelijkse evaluatiefiches betreffende de minder-valide gegadigden voor niveau 1, de stagerapporten betreffende de gegadigden voor de andere niveaux alsook de aanvragen tot aanvullend onderzoek worden ook aan de commissie medegedeeld.
  De stagedoende minder-valide die bij het einde van de stage ongeschikt wordt bevonden kan slechts worden afgedankt met naleving van het voorschrift in het eerste lid.

HOOFDSTUK IV _ LOOPBAAN.
Art.11. (Zie nota onder titel) § 1. De gerechtigde op dit besluit kan geen bevordering noch verandering van graad noch overplaatsing verkrijgen tenzij hij zich vooraf onderwerpt aan een geneeskundig onderzoek door de Sociaal-Medische Rijksdienst. De aanvraag tot het onderzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de bijzonderste taken die aan belanghebbende zullen worden toevertrouwd.
  Deze regel geldt niet voor de bevordering in een vlakke loopbaan.
  § 2. Indien de tot benoemen bevoegde overheid het dienstig acht, wint zij ook het advies in van de commissie.

HOOFDSTUK V _ WIJZIGINGS- EN SLOTBEPALINGEN.
Art.12. (Zie nota onder titel) (opgeheven) <KB 01-08-1975, art. 1>

Art. 13. (Zie nota onder titel) Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.