Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 JULI 1972. - Koninklijk besluit betreffende het getuigengeld in burgerlijke zaken en de inning en teruggave van de voorschotten bedoeld in artikel 953, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1985 en tekstbijwerking tot 30-08-2000).



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2000003479 



Artikels:

Artikel 1. Een getuigengeld van 200 frank per verschijning wordt toegekend aan hem die opgeroepen wordt om in rechte te getuigen in burgerlijke zaken.

Art.2. De getuige kan bovendien aanspraak maken op de terugbetaling van zijn reiskosten.
  Die kosten worden berekend naar rata van (0,0868 EUR) per km. De afstanden worden berekend overeenkomstig het boek der wettelijke afstanden, goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 15 oktober 1969. <KB 2000-07-20/56, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Voor een heen- en terugreis van minder dan 10 km worden de reiskosten niet terugbetaald.

Art.3. De griffier stelt het bedrag vast voor het door de partij te storten voorschot.
  Het voorschot omvat het getuigengeld en eventueel de reiskosten. Het dient te worden gestort op het ogenblik van de neerlegging van de lijst van getuigen. Voor de storting van het voorschot kan geen dagbepaling van het getuigenverhoor geschieden.

Art.4. Het getuigengeld en de eventuele reiskosten moeten door de getuige worden geïnd binnen een maand na de sluiting van het getuigenverhoor, op straffe van verval van zijn schuldvordering.
  Na het verstrijken van die termijn worden de niet geïnde sommen door de griffier teruggegeven aan de partij die het voorschot heeft gestort.

Art.5. Artikel 85 van het koninklijk besluit van 24 mei 1933 dat betrekking heeft op het tarief van gerechtskosten in burgerlijke en handelszaken, gewijzigd bij het besluit van de Regent van 23 juni 1945 en bij het koninklijk besluit van 16 december 1958, wordt opgeheven.

Art. 6. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.