Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 JUNI 1972. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 89 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen.



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder "koninklijk besluit van 20 juli 1971" het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen.

Art.2. § 1. De rechten ten aanzien van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 worden ambtshalve onderzocht voor de personen die aan de volgende voorwaarden voldoen:
  1° op 30 juni 1971 de leeftijd van 65 of 60 jaar, naargelang het een man of een vrouw betreft, niet bereikt hebben;
  2° vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit in het raam van de pensioenregeling voor de zelfstandigen of van die van de werknemers een aanvraag om vervroegd rustpensioen hebben ingediend, waarvoor op de hiervorenbedoelde datum nog geen definitieve beslissing is genomen;
  3° hun aanvraag om vervroegd rustpensioen hebben ingediend wegens een gezondheidstoestand die hun belette de taken te vervullen die verband hielden met hun beroepsbezigheid als zelfstandige;
  4° voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 14 tot en met 18 en 83 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971.
  De procedure daartoe wordt ingeleid door het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, die aan de bevoegde verzekeringsinstelling een dossier zendt dat inzonderheid het inlichtingsblad en het verslag bevat welke zijn bedoeld in artikel 63 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971.
  § 2. Wat de in § 1 bedoelde personen betreft, wordt het koninklijk besluit van 20 juli 1971 toegepast vanaf de datum waarop de arbeidsongeschiktheid een aanvang heeft genomen, doch ten vroegste vanaf 1 juli 1971.
  Indien de pensioenaanvraag evenwel is ingediend na 30 juni 1971, wordt deze gelijkgesteld met een aanvraag tot vaststelling van de staat van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 53 van genoemd besluit, wat de ingangsdatum betreft voor de toepassing van het koninklijk besluit van 20 juli 1971.
  De bepalingen van het voorgaande lid mogen geen afbreuk doen aan de toepassing van voormeld koninklijk besluit op een vroegere datum, wanneer de betrokkene de in artikel 53 bedoelde formaliteit heeft vervuld alvorens zijn pensioenaanvraag te hebben ingediend.
  § 3. Wanneer de rechten van de in dit artikel bedoelde personen ten aanzien van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 vastgesteld zijn, geeft de verzekeringsinstelling hiervan kennis aan het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen.
  De betrokkene wordt door evengenoemde instelling erom verzocht, haar te laten weten of hij van de betaling van het pensioen afziet voor gans of voor een deel van de periode die aanvangt op de overeenkomstig § 2 vastgestelde datum.
  Zodra de betrokkene evenwel vanaf een bepaalde datum voor het pensioen heeft geopteerd, mag hij niet meer voor de daaropvolgende periode opteren voor de toepassing van het koninklijk besluit van 20 juli 1971.
  Het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen geeft de verzekeringsinstelling onverwijld kennis van de keuze van de betrokkene.
  § 4. Wanneer een in dit artikel bedoelde persoon opteert voor de toepassing van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 voor een periode tijdens dewelke hij het pensioen en de rente ontvangen heeft, trekt de verzekeringsinstelling het bedrag ervan af van de uitkeringen die ze moet betalen en maakt zij dat bedrag over aan de instellingen die deze prestaties betaald hebben.

Art.3. § 1. De personen die op 30 juni 1971 minder dan 65 of 60 jaar oud zijn, naargelang het een man betreft of een vrouw, en die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit een vervroegd rustpensioen genieten dat hun is toegekend in het raam van de pensioenregeling voor de zelfstandigen of van die voor de werknemers, mogen vragen dat hun rechten ten aanzien van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 worden onderzocht.
  (§ 2. De in dit artikel bedoelde personen moeten op de datum waarop het vervroegd pensioen ingaat, voldoen aan de bij artikel 2, § 1, 3° en 4°, bepaalde voorwaarden. De personen, die evenwel de hoedanigheid van gerechtigde als bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 bezitten over het kwartaal dat voorafgaat aan datgene gedurende hetwelk het vervroegd pensioen is ingegaan, worden geacht deze hoedanigheid te behouden over het kwartaal gedurende hetwelk het vervroegd pensioen werd toegekend.) <K.B. 12-4-1974>
  § 3. De bepalingen van artikel 2, § 2, zijn van toepassing op de § 1, laatste lid, vervuld is na het einde van de zesde maand die volgt op die van de inwerkingtreding van dit besluit, worden de rechten ten aanzien van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 vastgesteld op de 1e van de maand na die waarin de hiervoren bedoelde formaliteit is vervuld.
  § 4. De §§ 3 en 4 van artikel 2 zijn van toepassing op de bij dit artikel beoogde personen.

Art.4. Voor de toepassing van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 wordt de periode vóór 1 juli 1971 tijdens dewelke de in dit besluit bedoelde personen een vervroegd rustpensioen hebben genoten in het raam van de pensioenregeling voor de zelfstandigen of van die voor de werknemers, beschouwd als een tijdvak van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in het koninklijk besluit van 20 juli 1971.

Art.5. In de mate dat daarop met dit besluit niet wordt afgeweken, zijn de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen wat die verzekering betreft.

Art.6. Dit besluit heeft uitwerking vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 7. Onze Minister van Sociale Voorzorg, Onze Minister van Landbouw en Middenstand en Onze Staatssecretaris, toegevoegd aan de Minister van Landbouw en Middenstand zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.