5 NOVEMBER 1971. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 22, 23, 26 en 27 van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector.
Art. 1-6
Artikel 1. Op voordracht van Onze Minister van Sociale Voorzorg en van Onze Minister van Begroting. De aanvragen vereist bij de artikelen 22, 23 en 26 van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector, worden schriftelijk ingediend bij de instelling die de pensioenregeling van de openbare sector beheert waaraan de belanghebbende of de overleden echtgenoot het laatst onderworpen was.
Art.2. De nieuwe aanvraag bedoeld bij artikel 27, eerste lid van voornoemde wet van 5 augutus 1968 heeft uitwerking vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze tijdens dewelke zij werd ingediend.
Wordt die nieuwe aanvraag echter ingediend binnen de termijn van één jaar, te rekenen vanaf de datum van bekendmaking van dit besluit, dan heeft zij uitwerking op dezelfde dag als de aanvraag waarover vroeger werd beslist en, ten vroegste, vanaf de datum waarop de genoemde wet van 5 augustus 1968 uitwerking heeft.
Art.3. § 1. De prestaties toegekend ingevolge de aanvragen beoogd in artikel 27, derde lid van de wet van 5 augustus 1968 geen, voor zover ze het gevolg zijn van de toepassing van de artikelen 4, 6, 11, § 1 of 12 van voornoemde wet en ongeacht de datum van de aanvraag, in op de eerste dag volgend op die waarin voor de eerste maal voldaan werd aan alle voorwaarden voor de toekenning en de ingang van het rust of overlevingspensioen, en ten vroegste op de eerste dag van de maand volgend op de datum van de vijfenzestigste verjaardag voor de mannen en van de zestigste verjaardag voor de vrouwen, indien het om een rustpensioen als arbeider of bediende gaat, en ten vroegste op de eerste dag van de maand volgend op de datum van de zestigste verjaardag voor de mannen en de vrouwen indien het om een rustpensioen gaat dat in de hoedanigheid van zeevarende werd verleend.
Deze prestaties gaan echter ten vroegste in op 1 januari 1955 wanneer zij als arbeider worden verleend, op 1 juli 1957 wanneer zij als bediende worden verleend en op 1 januari 1956 wanneer zij als zeevarende worden verleend.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van § 1 heeft de in deze bepaling bedoelde aanvraag, wanneer ze werd ingediend met het oog op het bekomen van de vervroegde ingang van het rustpensioen, ten vroegste uitwerking vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin ze werd ingediend.
Art.4. De prestaties bedoeld bij artikel 27, vierde lid van de wet van 5 augustus 1968 gaan in onder de voorwaarden en binnen de grenzen vastgesteld door de wettelijke bepalingen betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood der bedienden van Belgisch Congo en Ruanda-Urundi.
Wordt echter de aanvraag vóór 1 januari 1973 ingediend, dan gaat het rustpensioen in de dag waarop de gerechtigde de normale pensioenleeftijd had bereikt, voor zover hij het er op die leeftijd, aanspraak kon op maken overeenkomstig de in het vorig lid bedoelde wettelijke bepalingen en het overlevingspensioen gaat in de dag van het overlijden. De ingangsdatum mag echter nooit vóór 1 januari 1968 vallen.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1961.
Art. 6. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft , belast met de uitvoering van dit besluit.