Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

29 OKTOBER 1971. - Koninklijk besluit betreffende het kamperen. <NOTA : Voor de Franse Gemeenschap opgeheven bij BFG 1991-09-04/31, art. 47, 003; Inwerkingtreding : 28-09-1991> (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BVR 1995-02-23/33, art. 24, Inwerkingtreding : 15-03-1995) (NOTA : Opgeheven voor de Duitstalige Gemeenschap bij BDG 2004-06-10/44, art. 20; Inwerkingtreding : 06-12-2004) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-01-1989 en tekstbijwerking tot 26-11-2004)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. Inwerkingtreding van de wet van 30 april 1970. <Zie nota onder TITEL>
Art. 1
HOOFDSTUK II. Voorwaarden tot het verlenen van de kampeervergunning. <Zie nota onder TITEL>
Art. 2
HOOFDSTUK III. Toekenning, weigering, schorsing en intrekking van de kampeervergunning. <Zie nota onder TITEL>
Art. 3-10
HOOFDSTUK IV. Bepaalde verplichtingen van de houders van een kampeervergunning. <Zie nota onder TITEL>
Art. 11-15
HOOFDSTUK V. Controle op de kampeerders. <Zie nota onder TITEL>
Art. 16-17
HOOFDSTUK VI. Indeling van de kampeerterreinen in categorieën, schild, bijdrage en tarieven. <Zie nota onder TITEL>
Art. 18-28
HOOFDSTUK VII Kamperen buiten kampeerterreinen. <Zie nota onder TITEL>
Art. 29
HOOFDSTUK VIII Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen. <Zie nota onder TITEL>
Art. 30-34
BIJLAGEN.
Art. N1-N7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1997003059 



Artikels:

HOOFDSTUK I. _ Inwerkingtreding van de wet van 30 april 1970.
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De wet van 30 april 1970 op het kamperen treedt in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

HOOFDSTUK II. _ Voorwaarden tot het verlenen van de kampeervergunning.
Art.2. <Zie nota onder TITEL> De kampeervergunning wordt alleen dan verleend wanneer, buiten de voorwaarden die door andere wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften zouden vastgesteld zijn, de hiernavolgende voorwaarden worden nagekomen :
  1° de persoon die instaat voor het dagelijks beheer van een kampeerterrein mag, in België noch in het buitenland, veroordeeld geweest zijn bij rechterlijke beslissing die kracht van gewijsde heeft verkregen voor een van de overtredingen bedoeld in Boek II, titel III, hoofdstukken I tot V, titel VII, hoofdstukken IV tot VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI en titel IX, hoofdstukken I en II van het Strafwetboek.
  Er wordt geen rekening gehouden met een voorwaardelijke veroordeling, zolang de uitvoering van de uitgesproken straf uitgesteld wordt;
  2° het terrein moet gelegen zijn in een gezonde omgeving;
  3° het terrein moet door middel van afscheidingsstroken, waarvan de oppervlakte telkens wordt bepaald door de afgevaardigde ambtenaar van het Bestuur van de Stedebouw en de Ruimtelijke Ordening, afgescheiden zijn de bebouwde kom, alsook van de rand van bossen die al dan niet onderworpen zijn aan het bosregime en van de afbakening van domaniale of door het Ministerie van Landbouw erkende natuurreservaten.
  Behoudens andersluidend advies van de afgevaardigde ambtenaar van het Bestuur van de Stedebouw en de Ruimtelijke Ordening, is het toegelaten een kampeerterrein op te richten in een bos waarvan de vergunningaanvrager het genot heeft;
  4° indien het terrein langs een waterweg gelegen is, moet het hiervan gescheiden zijn door een installatievrije strook van ten minste 15 meter breedte, te rekenen vanaf de oever. Deze breedte wordt echter teruggebracht op 8 meter wanneer, volgens de afgevaardigde ambtenaar van het Bestuur van de Stedebouw en de Ruimtelijke Ordening, de plaatselijke gesteldheid zulks rechtvaardigt;
  5° een perfecte afwatering moet op natuurlijke of kunstmatige wijze verzekerd zijn;
  6° behalve in geval van natuurlijke begrenzing moet het terrein met een dichte rij gewassen, harmonierend met het landschap, omgeven zijn en langs de openbare weg moeten deze gewassen het terrein behoorlijk verbergen;
  7° elke kampeerplaats heeft een minimum-oppervlakte van 80 m2, de installaties voor gemeenschappelijk gebruik, de wegen en parkeerterreinen niet inbegrepen. Er mogen niet meer dan 100 kampeerplaatsen per ha bruto-oppervlakte zijn.
  (De maximumbezettingsoppervlakte van de kampeerverblijven vermeld in artikel 1, §§ 1 en 2, van de wet van 30 april 1970, op het kamperen, met inbegrip van luifels en uitstekken, mag per kampeerplaats niet meer bedragen dan 30 m2.
  De Minister tot wiens bevoegdheid het Toerisme behoort, bepaalt de maximumafmetingen van de luifels en uitstekken.
  De caravans en woonaanhangwagens vermeld in artikel 1, § 1, van de genoemde wet, en alle soortgelijke verblijven moeten door bouw en bestemming, permanent verplaatsbaar zijn.
  Verboden zijn alle vaste of uitneembare bijgebouwen van caravans en woonaanhangwagens zoals terrassen, windschermen, bovenbouwen, loggia's, leuningen en alle andere constructies, behalve luifels en uitstekken met de afmetingen vastgesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid het Toerisme behoort.) <KB 26-05-1978, art. 1>
  De minimumafstand tussen op verschillende plaatsen gelegen kampeerverblijven bedraagt, op de grond gemeten, 4 m. Verblijven zoals vermeld in artikel 1, § 2, 2e lid van de wet van 30 april 1970 op het kamperen mogen evenwel per groep van ten hoogste 4 naast elkaar staan, in dit geval mag de op de grond gemeten bezettingsoppervlakte van deze naast elkaar geplaatste verblijven niet meer bedragen dan zoveel maal 30 m2 als er verblijven zijn en de gezamenlijke oppervlakte moet overeenstemmen met zoveel maal 80 m2 als er verblijven zijn.
  Op een zelfde terrein moeten de kampeerverblijven vermeld in artikel 1, § 1, van de wet van 30 april 1970 op het kamperen en die vermeld in artikel 1, § 2, 2e lid van die wet in duidelijk afgescheiden zones gegroepeerd worden en het aantal verblijven vermeld in voornoemd artikel 1, § 2, 2e lid mag niet groter zijn dan 25 t.h. van het totaal aantal andere kampeerplaatsen.
  Op het terrein moeten de plaatsen voor kampeerverblijf materieel afgebakend zijn en duidelijk van elkaar onderscheiden zijn door middel van een doorlopende nummering; zij mogen alleen met uniforme afsluitingen omheind zijn.
  Elk kampeerverblijf moet ten minste door een afstand van 20 meter gescheiden zijn van eender welk woonhuis dat reeds vóór de oprichting van het kampeerterrein bestond.
  8° het terrein moet beschikken over drinkwatervoorziening. Die inrichting moet derwijze opgevat zijn, dat het geleverde water niet bezoedeld kan worden, zij moet een minimum vermogen hebben van 100 liter per dag, per kampeerplaats en, per groep of groepsgedeelte van 50 kampeerplaatsen, ten minste één stenen of cementen vloer tellen waar water kan afgetapt worden en die de waterafvoer mogelijk maakt.
  Het verbruik van niet drinkbaar water is alleen veroorloofd voor de werking van stortbaden en wastafels en het moet zeer duidelijk aangeduid staan.
  9° het terrein moet uitgerust zijn met :
  a) een gesloten en overdekt gebouw, speciaal ingericht voor de kampeerders, met sanitair met aparte afdelingen en toegangen voor heren en dames;
  dit sanitair moet ten minste bestaan uit :
  _ een W.C. met waterspoeling en een wastafel met spiegel en tablet per groep of groepsgedeelte van tien kampeerplaatsen;
  _ een urinoir met waterspoeling per groep of groepsgedeelte van veertig kampeerplaatsen;
  _ een douche per groep of groepsgedeelte van vijftig kampeerplaatsen.
  Wat het eerste en het derde streepje betreft, wordt het minimum aantal W.C.'s, wastafels of douches op twee gebracht, als het totaal aantal plaatsen niet meer dan tien, resp. vijftig bedraagt.
  b) een vuilniscollector bestaande ten minste uit :
  _ één of meer vuilnisbakken met deksel, minimuminhoud 75 liter per groep of groepsgedeelte van tien kampeerplaatsen;
  _ één afloop voor chemische W.C.'s;
  c) een installatie voor ten minste halfwekelijkse afvoer of vernietiging van de afval;
  d) een installatie voor de afvoer van het afvalwater;
  e) ten minste een brandweerpost per groep of groepsgedeelte van honderd kampeerplaatsen.
  Elke brandweerpost moet ten minste uitgerust zijn met :
  _ twee draagbare blusapparaten met universeel poeder, minimuminhoud 9 kg;
  _ twee met zand gevulde emmers en twee metalen schoppen.
  Het brandweermateriaal dient te worden ondergebracht in een vaste kast die gemakkelijk kan geopend worden.
  De brandweerposten moeten voorzien zijn van de vermelding "Brandweermaterieel", in letters van ten minste 8 cm hoogte in rode kleur op witte grond.
  Aanwijzingsborden met de vermelding "Brandweerpost", in letters van ten minste 8 cm hoogte, in rode kleur op witte grond, dienen op verschillende plaatsen van het terrein aangebracht te worden, om de kortste weg naar deze brandweerposten aan te duiden.
  De draagbare blusapparaten moeten elk jaar door een gespecialiseerde firma worden nagezien;
  f) een verbandkist met ten minste de voorwerpen en farmaceutische produkten die vermeld staan op de lijst in bijlage 1;
  g) een bergplaats voor het onderhoudsmaterieel van het kamp;
  h) een aansluiting op de openbare weg door een rijweg waarop wagens met aanhangwagen zich kunnen kruisen en die toegankelijk is voor wagens uitgerust met brandbestrijdingsapparaten;
  i) binnen het kamp, rijwegen van drie meter breedte die in alle weer berijdbaar zijn;
  j) een elektriciteitsgeleiding voor de verlichting van de gemeenschappelijke installaties, met ten minste één stopcontact voor scheerapparaat per groep of groepsgedeelte van twintig kampeerplaatsen;
  10° het terrein dat 200 kampeerplaatsen of meer telt, moet op het telefoonnet aangesloten zijn;
  11° een huishoudelijk reglement met de minimumvereisten die voorkomen in bijlage 2 moet goed zichtbaar aan de hoofdingang van het terrein uithangen;
  12° het terrein moet beschikken over een parkeerterrein gelegen nabij de hoofdingang met parkeerruimte voor een aantal wagens ten minste gelijk aan 1/20 van het totaal aantal kampeerplaatsen.

HOOFDSTUK III. _ Toekenning, weigering, schorsing en intrekking van de kampeervergunning.
Art.3. <Zie nota onder TITEL> De aanvraag om vergunning wordt op het gemeentehuis afgegeven; zo de aanvraag volledig is, wordt terstond eer, ontvangstbewijs uitgereikt.
  De aanvraag kan eveneens als ter post aangetekende zending verzonden worden; binnen vijf dagen na de ontvangst van deze zending stuurt de gemeente aan de aanvrager een ter post aangetekend ontvangstbewijs, of brengt hem, onder dezelfde voorwaarden, ter kennis dat zijn aanvraag onvolledig is.
  Op het ontvangstbewijs staat uitdrukkelijk vermeld dat de aanvraag moet worden uitgehangen zoals vastgesteld in artikel 5.

Art.4. <Zie nota onder TITEL> Volledigheidshalve dienen bij de aanvraag om vergunning de volgende bescheiden, in drievoud voor de sub 1 tot en met 4 bedoelde documenten, gevoegd te worden :
  1. een uittreksel uit het kadastraal plan met aanduiding van het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft en van alle percelen gelegen binnen een straal van tweehonderd meter;
  2. een plan waarop de ligging van het kampeerterrein ten opzichte van oriënteringspunten kan bepaald worden;
  3. een plattegrond op schaal met beschrijving van de aard van de grond, met aanduiding van de verschillende typen van verblijven en geriefelijkheden van de gemeenschappelijke installaties, de parkeerplaatsen, groene zones, beplantingen en het tracé van het wegennet;
  4. een inlichtingendossier met alle gegevens betreffende :
  a) het middel tot drinkwatervoorziening, het dagelijks vermogen en de verdeling van de tapkranen;
  b) het type van sanitair met opgave van het aantal;
  c) de wijze van afvoer van het afvalwater en van het opruimen van de vuilnis;
  d) de uitrusting van de brandweer- en hulpposten en de verdeling ervan over het terrein;
  5. een afschrift van een ontwerp van verzekeringspolis tot dekking van de burgerlijk aansprakelijkheid van de aanvrager voor alle schade aan derden berokkend door hemzelf of door zijn aangestelden, of, tijdens hun verblijf in het kamp, door de op het terrein toegelaten kampeerders;
  6. een bewijs van goed zedelijk gedrag minder dan drie maanden geleden uitgereikt op naam van de persoon die belast is met het dagelijks beheer van het terrein.
  Indien deze :
  _ onderdaan is van één der Lid- of geassocieerde Staten van de Europese Economische Gemeenschap,
  _ onderdaan is van één der Lidstaten van de Raad van Europa die het Europees Vestigingsverdrag hebben bekrachtigd,
  _ een staatloze is die bestendig in België verblijft,
  _ onderdaan is van een Staat welke aan Belgen een gelijkwaardige wederkerigheid toekent en die bestendig in België verblijft,dan mag het bewijs vervangen worden door eender welk document door een bevoegde overheid uitgereikt, waaruit blijkt dat aan de eisen vervat in artikel 2, 1°, voldaan is.

Art.5. <Zie nota onder TITEL> De aanvraag om vergunning dient te worden gepubliceerd als volgt :
  1. de aanvrager moet, vanaf de dag waarop hij het ontvangstbewijs van zijn aanvraag ontvangen heeft tot de dag van de definitieve beslissing over zijn aanvraag, op het toekomstig kampeerterrein een bericht uithangen waarvan model in bijlage 3.
  Dat bericht moet ten minste 35 dm2 groot zijn, zwart gedrukt op geel papier.
  Het bericht dient aangebracht te worden op een bord, bevestigd aan een paal, op de grens tussen het terrein en de openbare weg, parallel met deze laatste en op een minimumhoogte van 1,50 m. Het bericht moet de hele tijd dat het uithangt, volkomen goed zicht- en leesbaar blijven.
  De aanvrager geeft het gemeentebestuur een afschrift van het bericht om bij zijn dossier gevoegd te worden.
  2. gedurende vijftien dagen te rekenen vanaf het ogenblik dat het ontvangstbewijs van de aanvraag afgegeven is, hangt het gemeentebestuur op de gewone afficheerplaatsen een bericht uit van het model in bijlage 4.
  Gedurende die vijftien dagen mag eenieder die klachten of bezwaren tegen het voornemen van de aanvrager wenst in te dienen, deze schriftelijk ter kennis brengen van het college van burgemeester en schepenen.

Art.6. <Zie nota onder TITEL> Het college van burgemeester en schepenen beslist over de aanvraag om vergunning, na het advies te hebben ingewonnen van de ambtenaren gemachtigd door de ministers onder wie respectievelijk de hygiëne, de stedebouw en de ruimtelijke ordening ressorteert.
  Iedere weigering van de vergunning wordt gemotiveerd.
  De aanvrager wordt in kennis gesteld van de beslissing van het college om de vergunning al dan niet af te geven, door een ter post aangetekende brief, binnen vijfenzeventig dagen na de datum van de melding van de ontvangst van de aanvraag.
  Ontstentenis van kennisgeving van de beslissing binnen de vereiste termijn opent het recht tot beroep overeenkomstig artikel 10.
  Een afschrift van de (beslissing) wordt de dag zelf van de kennisgeving aan de commissaris-generaal voor toerisme en aan de gemachtigd ambtenaren gezonden. <KB 13-02-1974, art. 1>
  Wanneer de vergunning door het college van burgemeester en schepenen afgeleverd werd zonder dat rekening gehouden werd met het advies van een der gemachtigde ambtenaren, schorst deze laatste de vergunning en brengt dit binnen vijftien dagen na de ontvangst van het afschrift van de vergunning ter kennis van het college en van de aanvrager. De provinciegouverneur vernietigt de vergunning binnen veertig dagen na de kennisgeving.
  De kampeervergunning wordt opgemaakt volgens het model in bijlage 5. Zij moet de bepalingen van de adviezen van de gemachtigde ambtenaren weergeven.

Art.7. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd de toepassing van artikel 4, § 3, 2e lid, van de wet van 30 april 1970, kan het college van burgemeester en schepenen de kampeervergunning schorsen of intrekken, wanneer één van de toekenningsvoorwaarden niet meer vervuld is of wanneer één van de verplichtingen die de houder van de kampeervergunning krachtens dit besluit heeft, niet meer nageleefd wordt.
  De beslissing tot schorsing of intrekking van de kampeervergunning wordt gemotiveerd en bij ter post aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de houder van de vergunning.
  Afschrift van de beslissing wordt de dag zelf van de kennisgeving aan de commissaris-generaal voor toerisme en aan de gemachtigde ambtenaren gezonden.

Art.8. <Zie nota onder TITEL> Wanneer de aanvraag om vergunning uitgaat van een der door Ons aangewezen publiekrechtelijke rechtspersonen, moet zij bij ter post aangetekend schrijven gericht worden aan de Minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort.
  Binnen tien dagen na de ontvangst van deze zending stuurt de commissaris-generaal voor toerisme aan de aanvrager een ter post aangetekend ontvangstbewijs of deelt hij hem onder dezelfde voorwaarden mede dat zijn aanvraag onvolledig is.
  Kennisgeving van de beslissing van de Minister of zijn gemachtigde tot al of niet uitreiking van de kampeervergunning wordt door een ter post aangetekende zending binnen vijfenzeventig dagen na de ontvangstmelding, aan de aanvrager gezonden.
  Iedere beslissing tot weigering van de vergunning wordt gemotiveerd. Bij ontstentenis van kennisgeving binnen de voorgeschreven termijn mag de aanvrager de Minister een rappel sturen bij ter post aangetekend schrijven. Indien de aanvrager, na het verstrijken van een nieuwe termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van afgifte aan de post van het aangetekend schrijven met het rappel, geen kennisgeving ontvangen heeft, wordt de kampeervergunning geacht uitgereikt te zijn.
  Een afschrift van de vergunning wordt de dag zelf van de kennisgeving gezonden naar de gemeente op het grondgebied waarvan het kampeerterrein zou opgericht worden en aan de Ministers onder wie respectievelijk de hygiëne, de stedebouw en de ruimtelijke ordening ressorteert.

Art.9. <Zie nota onder TITEL> De Minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort, of zijn gemachtigde, kan de door hem uitgereikte kampeervergunning schorsen of intrekken, wanneer één der toekenningsvoorwaarden niet meer vervuld is of wanneer één van de verplichtingen die de houder krachtens dit besluit heeft, niet meer nageleefd wordt.

Art.10. <Zie nota onder TITEL> § 1. Bij weigering, schorsing of intrekking van de kampeervergunning door het college van burgemeester en schepenen kan de belanghebbende, binnen dertig dagen na de ontvangst van desbetreffende kennisgeving, bij de bestendige deputatie een gemotiveerd beroep indienen bij ter post aangetekende brief.
  In de gevallen bepaald in artikel 6, 4e lid, begint de termijn te lopen bij het verstrijken van de termijn vastgesteld voor de kennisgeving van de beslissing.
  Een afschrift van het beroep wordt door de bestendige deputatie aan de gemeente en aan de gemachtigde ambtenaren gezonden.
  De belanghebbende of zijn raad, het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde en de gemachtigde ambtenaren worden op hun verzoek door de bestendige deputatie gehoord. Wanneer een partij om gehoor verzoekt, worden de andere partijen uitgenodigd te verschijnen.
  De beslissing van de bestendige deputatie wordt bij ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de belanghebbende, van het college, van de gemachtigde ambtenaren en van de commissaris-generaal voor toerisme, binnen zestig dagen na het ter post bezorgen van de aangetekende brief waarin beroep wordt ingesteld. Wanneer de partijen zijn gehoord, wordt de termijn met vijftien dagen verlengd.
  § 2. Het college van burgemeester en schepenen en de gemachtigde ambtenaren kunnen een gemotiveerd beroep bij Ons indienen bij ter post aangetekende brief, binnen dertig dagen na de ontvangst van de beslissing van de bestendige deputatie waarbij de vergunning toegekend of behouden wordt. Dit beroep, evenals de opgelegde termijn, is opschortend. Het wordt terzelfdertijd gezonden aan de belanghebbende en aan de Minister onder wie het toerisme ressorteert. Wanneer het beroep uitgaat van een der gemachtigde ambtenaren, waarschuwt deze eveneens het college van burgemeester en schepenen.
  De belanghebbende kan, bij ter post aangetekende brief een gemotiveerd beroep bij Ons indienen binnen dertig dagen na de ontvangst van de beslissing van de bestendige deputatie of, bij ontstentenis van deze ontvangst, bij het verstrijken van de ervoor vastgestelde termijn. Dit beroep wordt gericht aan de minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort, die binnen dertig dagen na de ontvangst een afschrift ervan zendt aan het college van burgemeester en schepenen.
  De belanghebbende of zijn raad, alsook het college of zijn gemachtigde, worden op hun verzoek door de minister of zijn gemachtigde gehoord. Wanneer een partij om gehoor verzoekt, worden de andere partijen uitgenodigd te verschijnen.
  Onze beslissing wordt binnen zestig dagen na het ter post bezorgen van het aangetekend schrijven waarin beroep wordt aangetekend, aan de partijen ter kennis gebracht. Wanneer de partijen gehoord zijn, wordt de termijn met vijftien dagen verlengd. Bij ontstentenis van kennisgeving binnen de termijn kan de belanghebbende bij aangetekend schrijven de Minister een rappel sturen.
  Wanneer bij het verstrijken van een nieuwe termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van het ter post bezorgen van de aangetekende herinneringsbrief, de belanghebbende geen kennisgeving ontvangen heeft, wordt de kampeervergunning geacht uitgereikt of behouden te zijn.
  § 3. De beslissingen van de bestendige deputatie of Onze beslissingen tot handhaving van de weigering, de schorsing of de intrekking van de kampeervergunning moeten gemotiveerd zijn.

HOOFDSTUK IV. _ Bepaalde verplichtingen van de houders van een kampeervergunning.
Art.11. <Zie nota onder TITEL> Gedurende de openingsuren van het kampeerterrein moeten de kampeervergunning, de verzekeringspolis tot dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid alsmede de kwitantie aangaande de betaling van de premie voor het lopende jaar kunnen overgelegd worden bij de eerste vordering door de personen vermeld in artikel 10 van de wet van 30 april 1970.

Art.12. <Zie nota onder TITEL> De houder van de kampeervergunning moet het huishoudelijk reglement doen naleven en alle nodige maatregelen nemen voor het perfecte onderhoud van het terrein. Hij moet eveneens de bepalingen, voorgeschreven door het advies van de gemachtigde ambtenaren, naleven.

Art.13. <Zie nota onder TITEL> De houder van de kampeervergunning moet bij de hoofdingang de oproepnummers van brandweer en hulpdienst politie goed zichtbaar afficheren.

Art.14. <Zie nota onder TITEL> De houder van de kampeervergunning moet jaarlijks aan de commissaris-generaal voor toerisme, op diens verzoek, tegen de door hem bepaalde datum, kennis geven van de prijzen van de in de aanvraag opgegeven dienstverstrekkingen.

Art.15. <Zie nota onder TITEL> Bij definitieve vervanging van de persoon belast met het dagelijks beheer moet de houder van de kampeervergunning binnen tien dagen aan het college van burgemeester en schepenen het in artikel 4, 6° voorgeschreven bewijs met betrekking tot de plaatsvervanger overzenden.

HOOFDSTUK V. _ Controle op de kampeerders.
Art.16. <Zie nota onder TITEL> De houder van de kampeervergunning of zijn plaatsvervanger moet voor iedere persoon die een nacht doorbrengt op een kampeerterrein een dubbele fiche van het model zoals in bijlage 6 invullen of laten invullen.
  De echtgenote wordt echter ingeschreven op de fiche van haar echtgenoot en de ongehuwde kinderen worden ingeschreven op die van hun vader of van hun moeder.
  De inschrijving moet geschieden de dag zelf van de aankomst van de kampeerder op het terrein.
  De houder van de vergunning of zijn gemachtigde vergewist zich van de juistheid der verstrekte inlichtingen aan de hand van de identiteitsstukken die de kampeerder bij zich moet hebben.
  De kampeerder is verplicht die stukken over te leggen.
  De fiche wordt door de kampeerder ondertekend.
  Zo de kampeerder ongeletterd of niet bij machte is te schrijven, maakt de houder van de vergunning hiervan melding.
  Het eerste gedeelte van de fiche wordt door de houder van de vergunning of zijn plaatsvervanger ten laatste daags na de aankomst van de kampeerder aan de plaatselijke politieoverheid bezorgd.
  Het dubbel van de fiche wordt door de houder van de vergunning een jaar lang bewaard en kan te allen tijde door de politieoverheid en door de gemachtigde ambtenaren van het commissariaat-generaal voor toerisme ingekeken worden. Door de houder van de vergunning of zijn gemachtigde wordt binnen vierentwintig uur de datum van vertrek van de kampeerder op het dubbel aangeduid.

Art.17. <Zie nota onder TITEL> § 1. In afwijking van artikel 16 zijn de bepalingen van dit artikel, wat de georganiseerde groepen kampeerders betreft slechts toepasselijk op de verantwoordelijke groepsleider.
  De lijst van al de personen die deze vergezellen wordt aan de houder van de kampeervergunning of aan zijn gemachtigde afgegeven. Naam en voornamen, woonplaats, nationaliteit, geboortedatum, beroep en nummer van het identiteitsstuk van elk van die personen komen op de lijst voor.
  § 2. Bij het huren door de kampeerder van een plaats voor het hele seizoen dient de inschrijving voorgeschreven in artikel 16 slechts eenmaal te geschieden, t.w. bij de eerste aankomst van de kampeerder op het terrein.

HOOFDSTUK VI. _ Indeling van de kampeerterreinen in categorieën, schild, bijdrage en tarieven.
Art.18. <Zie nota onder TITEL> De kampeerterreinen worden ingedeeld in vier categorieën, volgens de minimale uitrustings- en werkingsvoorwaarden vermeld in de tabel, bijlage 7.
  Elk van die categorieën krijgt een bepaald aantal sterren toegewezen.
  (Na advies van het Comité van Advies voor het campeerwezen kan de Minister tot wiens bevoegdheid het Toerisme behoort, afwijkingen toestaan wat het percentage van de voor toeristen op doorreis voor te behouden kampeerplaatsen betreft, vermeld in de bijlage 7, 10. Die afwijkingen kunnen alleen worden toegestaan gelet op de aardrijkskundige ligging of de bijzondere beheersvorm van het kampeerterrein.) <KB 26-05-1978, art. 2>
  <NOTA : Voor de Franse Gemeenschap, in artikel 18, lid 3, worden de woorden " van het Comité van Advies voor het kampeerwezen " vervangen door de woorden " van het Technisch Comité voor het openlucht-hotelwezen " (BFG 1988-12-02/32, art. 9, § 5, 002; Inwerkingtreding : 24-04-1989)>

Art.19. <Zie nota onder TITEL> Elk terrein waarvoor een kampeervergunning is uitgereikt, wordt ambtshalve in de categorie met één ster ingedeeld.
  Indien het terrein echter aan de minimale uitrustings- en werkingsvoorwaarden van een hogere categorie beantwoordt, kan de houder van de kampeervergunning vragen om in die categorie te mogen ingedeeld worden.
  De aanvraag, gedaan op het door de commissaris-generaal voor toerisme uitgereikte speciaal formulier, wordt deze laatste bij ter post aangetekend schrijven toegezonden.

Art.20. <Zie nota onder TITEL> De commissaris-generaal voor toerisme beslist over het classificatieverzoek en brengt zijn beslissing binnen vijfenveertig dagen na de ontvangst van het verzoek bij ter post aangetekende brief ter kennis van de aanvrager.

Art.21. <Zie nota onder TITEL> De houder van een kampeervergunning kan tussen 1 april en 1 augustus van elk jaar bij ter post aangetekende brief gericht aan de commissaris-generaal voor toerisme om herziening van de indeling van zijn terrein verzoeken.
  De commissaris-generaal voor toerisme beslist over die aanvraag en geeft, binnen vijfenveertig dagen na de ontvangst van de aanvraag, bij ter post aangetekende brief kennis van zijn beslissing aan de aanvrager.

Art.22. <Zie nota onder TITEL> De commissaris-generaal voor toerisme kan een kampeerterrein in een lagere categorie indelen indien het niet meer beantwoordt aan de uitrustings- en werkingsvoorwaarden betreffende de categorie waarin het was ingedeeld. De houder van de kampeervergunning wordt hiervan bij ter post aangetekend schrijven kennis gegeven.

Art.23. <Zie nota onder TITEL> Iedere beslissing genomen door de commissaris-generaal voor toerisme bij toepassing van de artikelen 20, 21 en 22 wordt gemotiveerd.
  In de gevallen bedoeld in de artikelen 20 en 21 opent de ontstentenis van een beslissing binnen de termijn het recht op een beroep zoals bepaald in artikel 24.

Art.24. <Zie nota onder TITEL> De houder van de kampeervergunning kan, bij ter post aangetekende brief, bij de Minister tot wiens bevoegdheid het toerisme ressorteert, een gemotiveerd beroep indienen tegen iedere beslissing van de commissaris-generaal voor toerisme inzake indeling, weigering tot herziening van de indeling of declassering. Het beroep moet worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf het ter post bezorgen van de brief waarin kennis gegeven wordt van de betwiste beslissing of, in het geval bepaald in artikel 21, 2de lid, vanaf de verstrijking van de termijnen waarbinnen de beslissing moet ter kennis gebracht worden.
  De Minister brengt een gemotiveerde beslissing uit. De beslissing wordt na het gemotiveerd advies van het Comité van Advies voor het kampeerwezen te hebben ingewonnen bij ter post aangetekende brief ter kennis gebracht binnen negentig dagen na ontvangst van het beroep.
  <NOTA : Voor de Franse Gemeenschap, in artikel 24, lid 2, worden de woorden " van het Comité van Advies voor het kampeerwezen " vervangen door de woorden " van het Technisch Comité voor het openlucht-hotelwezen " (BFG 1988-12-02/32, art. 9, § 5, 002; Inwerkingtreding : 24-04-1989)>

Art.25. <Zie nota onder TITEL> De commissaris-generaal voor toerisme reikt aan de houder van de kampeervergunning een schild uit dat eigendom blijft van de Staat en goed zichtbaar nabij de hoofdingang van het kampeerterrein dient aangebracht te worden.
  Op het schild is de categorie vermeld waartoe het terrein behoort en, voor de hogere categorieën dan de categorie met één ster, het nummer van de indelingsbeslissing.
  In geval van ontvreemding, verlies of vernieling van het schild dient zulks aan de plaatselijke politie- of rijkswachtoverheid aangegeven te worden. Alleen tegen het bewijs dat deze verklaring werd gedaan, wordt een nieuw schild uitgereikt.
  Bij intrekking van de vergunning, moet het schild binnen tien dagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing tot intrekking teruggegeven worden.

Art.26. <Zie nota onder TITEL> De houder van de kampeervergunning betaalt als bijdrage in de bestuurs-, controle en toezichtskosten een jaarlijkse vergoeding van :
  (1 000 F voor terreinen met minder dan 50 kampeerplaatsen;
  2 000 F voor terreinen met 50 tot 199 kampeerplaatsen;
  3 000 F voor terreinen met 200 en meer kampeerplaatsen.) <KB 13-02-1974, art. 2>
  De vergoeding wordt geïnd door toedoen van de commissaris-generaal voor toerisme.
  Zij dient te worden gekweten vooraleer het schild wordt uitgereikt en vervolgens vóór 1 maart van elk jaar na dat van de uitreiking zij kan in geen geval worden terugbetaald.

Art.27. <Zie nota onder TITEL> Het commissariaat-generaal voor toerisme publiceert elk jaar een Camping gids met de kenmerken van de kampeerterreinen die ten minste 15 pct. van hun kampeerplaatsen ter beschikking van de toerist stellen, alsook de prijzen van de dienstverstrekkingen.

Art.28. <Zie nota onder TITEL> Het aantal beschikbare kampeerplaatsen en de tarieven moeten goed zichtbaar uitgehangen worden nabij de hoofdingang van het kampeerterrein.
  Op de tarieven voor kinderen staat de leeftijd vermeld waarboven de volle prijs toepasselijk is.

HOOFDSTUK VII_ Kamperen buiten kampeerterreinen.
Art.29. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd de toepassing van andere wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften, is het kamperen verboden :
  1° op de openbare weg, gedurende een onafgebroken tijdruimte van meer dan 24 uur;
  2° aan de zeeoevers;
  3° binnen een straal van 100 meter van plaatsen waar water voor menselijk verbruik gewonnen wordt;
  4° in een landschap geklasseerd bij toepassing van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, of in een oord dat niet beantwoordt aan de voorschriften van de gewestplannen.
  De in 3° en 4° hierboven vastgestelde verbodsbepalingen worden ter kennis van het publiek gebracht door middel van borden op verzoek van de gemeenteoverheid geplaatst aan de gewone toegangen tot de verboden zone.

HOOFDSTUK VIII_ Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art.30. <Zie nota onder TITEL> Het koninklijk besluit van 23 december 1954 houdende reglementering van het kamperen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 mei 1958, wordt opgeheven.

Art.31. <Zie nota onder TITEL> De houder van een vergunning uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het besluit van 23 december 1954 kan, mits hij binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag om een kampeervergunning indient, de exploitatie van zijn kampeerterrein vervolgen tot de eventuele kennisgeving, van een definitieve beslissing tot weigering van de vergunning.

Art.32. <Zie nota onder TITEL> De kampeervergunning, overeenkomstig artikel 31 aangevraagd, mag slechts worden uitgereikt indien al de in artikel 2 opgelegde voorwaarden vervuld zijn.
  (De aanpassing van het kampeerterrein aan de in artikel 2, 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, a), b), c), d), e), h), i), j), en 10°, vastgestelde voorwaarden moet echter pas geschied zijn binnen vier jaar na de inwerkingtreding van dit besluit) <KB 13-02-1974, art. 3>

Art.33. <Zie nota onder TITEL> Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art.34. <Zie nota onder TITEL> Onze Ministers van Verkeerswezen, van Landbouw, van Openbare Werken, van Franse Cultuur, van Volksgezondheid, van Binnenlandse Zaken, van Nederlandse Cultuur zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. <Zie nota onder TITEL> Bijlage 1 : Samenstelling van de verbandkist.
  Verbanden :
  5 Cambric-zwachtels (breedte 3 cm);
  5 cambric-zwachtels (breedte 5 cm);
  1 rol tensoplast of urgoplast;
  1 rol leucoplast (breedte 2,5 cm);
  1 crêpe-windsel (breedte 5 cm);
  1 crêpe-windsel (breedte 7 cm);
  1 doos slorpwat.
  Geneesmiddelen :
  1 fl. mercurochroom;
  1 fl. ether;
  1 tube aspirines.
  Allerlei :
  1 schaar;
  12 veiligheidsspelden;
  1 knevelverband.

Art. N2. <Zie nota onder TITEL> Bijlage 2 : Huishoudelijk reglement.
  Art. 1. Al wie op het terrein verblijft, is verplicht dit reglement in acht te nemen.
  Elke inbreuk op de voorschriften kan uitsluiting tot gevolg hebben.
  Art. 2. De kampeerders moeten zich bij hun aankomst laten inschrijven.
  Art. 3. De kampleider wijst de kampeerplaatsen aan.
  Art. 4. De minimumafstand tussen op verschillende kampeerplaatsen gelegen verblijven bedraagt, op de grond gemeten, 4 m.
  Art. 5. Op toegangs- en binnenwegen mogen er geen rijtuigen parkeren.
  Art. 6. De kampeerders moeten de zedelijkheid, de openbare rust en de welvoeglijkheid in acht nemen.
  Niemand mag zich door gedrag, houding of uitlatingen aan kritiek blootstellen.
  Art. 7. Het laten spelen van radio's, platendraaiers en andere geluidstoestellen mag niemand storen en na 22 uur is er stilte vereist.
  Art. 8. Het verkeer van motorvoertuigen is verboden tussen 22 uur en 7 uur, behalve voor de kampeerders die pas aankomen.
  Art. 9. De koop en verkoop van eetwaren en dranken mag alleen geschieden op de daartoe bestemde plaatsen.
  Voor het verkopen en uitdelen van andere voorwerpen is de uitdrukkelijke toelating van de kampleider vereist.
  Art. 10. Generlei wapen mag het terrein worden binnengebracht zonder de uitdrukkelijke toelating van de kampleider.
  Art. 11. In de kampeerverblijven mogen geen bedrijvigheden plaatsgrijpen of goederen worden opgestapeld die het gevaar voor brand of de gevolgen van een brand kunnen vergroten.
  Art. 12. Gas-, petroleum-, elektrische en andere kook- en verwarmingstoestellen moeten derwijze opgesteld zijn dat zij alle veiligheidswaarborgen bieden. Zij moeten staan op een goed geventileerde plaats, op een warmtewerende plaat.
  Art. 13. Krachten artikel 89, 8°, van het veldwetboek, mag geen vuur gemaakt worden op minder dan 100 m van huizen, bossen, heide, boomgaarden, hagen, koren, stro, hooischelven en plaatsen waar het vlas te drogen ligt. Buiten de kampeerverblijven mogen vuren en komforen slechts worden aangestoken wanneer het terrein binnen een kring van ten minste een meter vrijgemaakt is van alle takken, twijgen, dode blaren, groen, enz.
  Zodra aangestoken, moeten zij onder permanent toezicht staan.
  Kampvuren mogen in geen geval worden aangestoken zonder de uitdrukkelijke toelating van de kampleider.
  Na uitdoving van de haarden, moeten zij zorgvuldig met zand of aarde bedekt of overvloedig met water besproeid worden.
  Art. 14. De kampeerverblijven en de plaats errond alsook de installaties voor gemeenschappelijk gebruik moeten volkomen rein gehouden worden.
  Art. 15. Het is verboden allerlei afval of vuilnis elders dan in de daartoe bestemde vuilnisbakken te werpen.
  Art. 16. Uitgraven en omwoelen van de grond is verboden Greppels voor afvoer van het regenwater mogen alleen rond de tenten gegraven worden, en dan nog uitsluitend volgens de aanwijzingen van de kampleider.
  Art. 17. Het afvalwater dient te worden uitgegoten op de daartoe bestemde plaatsen.
  Art. 18. In geval van schade aan de installaties van het kampeerterrein en bij ongeval moet de kampleider onmiddellijk gewaarschuwd worden.

Art. N3. <Zie nota onder TITEL> Bijlage 3 : Aanvraag om kampeervergunning.
  <Deze bijlage werd om technische redenen niet opgenomen; zie B.St. 04-11-1971, blz. 13154>

Art. N4. <Zie nota onder TITEL> Bijlage 4 : Aanvraag om kampeervergunning.
  <Deze bijlage werd om technische redenen niet opgenomen; zie B.St. 04-11-1971, blz. 13154>

Art. N5. <Zie nota onder TITEL> Bijlage 5 : Kampeervergunning.
  <Deze bijlage werd om technische redenen niet opgenomen; zie B.St. 04-11-1971, blz. 13155>

Art. N6. <Zie nota onder TITEL> Bijlage 6.
  <Deze bijlage werd om technische redenen niet opgenomen; zie B.St. 04-11-1971, blz. 13155>

Art. N7. <Zie nota onder TITEL> Bijlage 7 : Klasseringstabel van de Kampeerterreinen.
  <Deze bijlage werd om technische redenen niet opgenomen; zie B.St. 04-11-1971, blz. 13156>