Details





Titel:

1 MAART 1971. - Koninklijk besluit betreffende de profylaxe tegen overdraagbare ziekten. (NOTA : Opgeheven, voor de Vlaamse Gemeenschap, DVR 1995-04-05/81, art. 9, lid 1, 2°, Inwerkingtreding : 5555-55-55). (NOTA : opgeheven door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad <BESL2009-04-23/29, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 28-06-2009>) (NOTA : opgeheven voor de Duitstalige Gemeenschap bij BDG2017-07-20/17, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 30-10-2017) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2022-07-19/10, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 20-09-2022) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-03-2004 en tekstbijwerking tot 20-09-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1-6, 6bis, 6ter, 6quater, 6quinquies, 6sexies, 6septies, 7-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2002029454  2009031344  2017204722 



Artikels:

Artikel 1. Aangifte moet worden gedaan van alle bewezen of verdachte gevallen van onderstaande ziekten:
  (I. Quarantainabele ziekten:
  1. Quarantainabele ziekten die zijn opgenomen in het Internationaal Sanitair Reglement van de Wereldgezondheidsorganisatie:
  Cholera, gele koorts, pest en pokken (ook Alastrim);
  2. Ziekten die in het nationale vlak als quarantainabele ziekten worden behandeld:
  Al dan niet hemorragische koortstoestanden, veroorzaakt door een virus uit de volgende families:
  a) Arbo- en Togavirus (type knokkelkoorts en Kongovirus);
  b) Arenavirus (type Lassakoorts en Amerikaanse hemorragische koortstoestanden);
  c) Rhabdovirus (type Marburgkoorts en Johannesburgkoorts);) <KB 18-11-1976, art. 1>.
  II. Niet-quarantainabele ziekten met verplichte internationale aangifte:
  Vlektyfus, febris recurrens, poliomyelitis, griep die epidemische afmetingen aanneemt, paludisme;
  III. Overdraagbare ziekten met verplichte nationale aangifte:
  1. Bacteriële ziekten:
  Tuberculose, buiktyfus en paratyfus, salmonellose, shigellose, botulisme, andere bacteriële intoxicaties, difterie, roodvonk, lepra, kwade droes, miltvuur, tularemie, tetanus, meningitis cerebrospinalis epidemica, febris ondulans, leptospirose, puerperale streptococcie, pemphigus neonatorum, erisipelas neonatorum, epidemische buikloop bij zuigelingen;
  2. Virusziekten:
  Virusencefalitis, hepatitis infectiose, hondsdolheid;
  3. Ziekten die door rickettsiae en pararickettsiae worden veroorzaakt:
  Rickettsiose, ornithose, psittacose, trachoom;
  4. Parasitaire ziekten:
  Distomatosie, ankylostomiasis, amoebiasie, toxoplasmose.
  Aangifte moet eveneens worden gedaan van elk pathologisch geval waarover een onzekere diagnose bestaat, maar waarvan het epidemische karakter vaststaat of waarvan de symptomatologie die is van een ernstige epidemische aandoening.
  De met de aangifte belaste personen moeten bovendien op de in het tweede lid van artikel 2 van dit besluit bepaalde wijze, de gezondheidsinspecteur inlichten over elk geval dat de kenmerken vertoont van een andere ernstige of epidemische infectieziekte, zelfs indien de diagnose nog niet definitief is gesteld.

Art.2. Van de quarantainabele ziekten bepaald in artikel 1, I, moet aangifte worden gedaan aan:
  1° de gezondheidsinspecteur van het ambtsgebied, door de geneesheer die het geval heeft vastgesteld of, bij ontstentenis van een geneesheer, door de persoon die de zieke verpleegt; die aangifte moet per staatstelegram worden gedaan, zodra het geval is vastgesteld;
  2° de burgemeester, door het gezinshoofd; bij ontstentenis van een gezinshoofd, door gezinsleden van de zieke, ouder dan 18 jaar, die in de woning aanwezig zijn; bij gebrek aan verwanten door de voornaamste bewoner van de woning of door de persoon bij wie de zieke verblijft of is ondergebracht.
  Wanneer het geval zich voordoet aan boord van een schip, een boot of een schuit, is de kapitein, de schipper of diens vervanger met de aangifte ervan belast.
  De in 2° bepaalde aangiften moeten worden gedaan binnen twaalf uur na de vaststelling van het geval.
  De burgemeester houdt notitie van de aangiften die hem worden gedaan en deelt ze binnen vierentwintig uur mee aan de g

Art.3. Van de niet-quarantainabele en de overdraagbare ziekten, die zijn bepaald in II en III van artikel 1, moet aangifte worden gedaan aan:
  a) de burgemeester en de gezondheidsinspecteur:
  door iedere geneesheer die het geval heeft vastgesteld of ervan kennis heeft.
  Wanneer het om een tuberculosegeval gaat, zal alleen aangifte worden gedaan aan de gezondheidsinspecteur;
  b) de gezondheidsinspecteur:
  door de laboratoriumdirecteur of door welke persoon ook, die ingevolge een bacteriologisch of serologisch onderzoek, een geval van overdraagbare ziekte heeft opgespoord of bevestigd.

Art.4. Behalve de aangifte waartoe ze overeenkomstig artikels 7 en 8 van het koninklijk besluit van 16 oktober 1962 betreffende het uitoefenen van het beroep van vroedvrouw is gehouden, moet de vroedvrouw, op dezelfde wijze, aan de gezondheidsinspecteur van het ambtsgebied de gevallen van kraamvrouwenkoorts aangeven, die ze bij haar cliënteel heeft waargenomen. Ze moet die ambtenaar eveneens kennis geven van de zonder geneeskundige hulp onder haar cliënteel overkomen gevallen van overlijden van kraamvrouw of kind.

Art.5. De in de twee voorgaande artikels bepaalde aangifte moet worden gedaan aan de hand van een door de Minister van Volksgezondheid voorgeschreven formulier. Ze wordt onder gesloten omslag verzonden, binnen vierentwintig uur na vaststelling van het geval.
  Bovendien moet de aangifte, per Rijkstelegram of per telefoon, aan de gezondheidsinspecteur worden gedaan onmiddellijk na de vaststelling van het geval:
  1° wanneer de ziekte dadelijk een ernstige of epidemische vorm aanneemt;
  2° wanneer, rekening houdend met de omstandigheden, de zieke een buitengewoon gevaar betekent voor de omgeving;
  3° wanneer isolering thuis onmogelijk is, en de afzondering in het ziekenhuis, door de zieke of door welk ander beletsel ook, wordt verhinderd.

Art.6. De burgemeester houdt notitie, in een daartoe bestemd register, van de aangiften die hem worden gedaan.
  Hij moet ervoor zorgen dat de door hem uitgevaardigde profylactische maatregelen strikt worden toegepast, overeenkomstig de onderrichtingen die door (de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid) of door (de Geneesheer-Gezondheidsinspecteur van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie) zijn gegeven. <BESL 2004-02-19/35, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
  Bij in gebreke blijven of nalatigheid van de burgemeester, zorgt (de Geneesheer-Gezondheidsinspecteur van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie), in zijn plaats, voor de uitvoering van de voorgeschreven maatregelen. <BESL 2004-02-19/35, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2004>

Art. 6bis. <Ingevoegd bij KB 18-11-1976, art. 2> Wanneer een bewezen of verdacht geval van quarantainabele ziekte gemeld wordt aan één van de overheidspersonen, vernoemd in artikel 2, eerste lid, 1° en 2°, kan elk van hen, in geval van noodzaak, elke ziekenhuisdienst binnen de grenzen van zijn ambtsgebied vorderen om de afzondering als voorzorgsmaatregel te bewerkstelligen en de gepaste geneeskundige zorgen te verzekeren.

Art. 6ter. <Ingevoegd bij KB 18-11-1976, art. 3> § 1. Die vordering heeft betrekking:
  1° zowel op het gebruik van de gebouwen, de terreinen, de uitrusting en het personeel van de gevorderde dienst;
  2° als op de gebouwen, de terreinen, de uitrusting en het personeel van de verplegingsinrichting waarvan die dienst deel uitmaakt en die noodzakelijk zijn voor de goede werking daarvan.
  § 2. De vorderende overheid kan bovendien bevel geven de gevorderde dienst, vooraf of onmiddellijk, geheel of gedeeltelijk, te doen ontruimen door de patiënten die er in opgenomen zijn en wier aanwezigheid in de betrokken dienst de doeltreffendheid van de profylaxe zou kunnen in gevaar brengen. Zij kan daartoe de diensten voor ambulantie en personenvervoer vorderen, vereist voor deze ontruiming.

Art. 6quater. <Ingevoegd bij KB 18-11-1976, art. 4> Indien een geneesheer-ambtenaar van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, tot wiens bevoegdheid de gezondheidsinspectie aan de lands-, zee-, rivier- en luchtgrenzen, en ondermeer in de havens en luchthavens, behoort, ervan in kennis wordt gesteld, dat er een bewezen of verdacht geval van een quarantainabele ziekte, zoals in artikel 1, I, van dit besluit bepaald, in België binnengebracht werd of aanwezig is, kan die geneesheer-ambtenaar eveneens elke ziekenhuisdienst gelegen op Belgisch grondgebied vorderen om voor de afzondering bij wijze van profylactische maatregel en voor de aangewezen geneeskundige behandeling te zorgen van personen die lijden aan of verdacht worden te lijden aan de betrokken quarantainabele ziekte.
  Die vordering heeft dezelfde uitwerking als die bedoeld in artikel 6ter.
  De gezondheidsinspecteur van het ambtsgebied en de burgemeester van de gemeente waarbinnen de gevorderde dienst gelegen is, moeten daarvan zo vlug mogelijk in kennis worden gesteld.

Art. 6quinquies. <Ingevoegd bij KB 18-11-1976, art. 5> Elke beslissing tot vordering treedt in werking zodra de vorderende overheid daarvan kennis heeft gegeven. Die kennisgeving wordt aan de directie van de betrokken verplegingsinrichting betekend.
  Mondelinge kennisgevingen moeten gelijktijdig schriftelijk bevestigd worden.
  De directie van de betrokken inrichting vergemakkelijkt, verzekert en controleert de uitvoering van de vordering, met alle middelen die in haar macht liggen, onder meer door elk bewezen of verdacht geval van de kwestieuze (overdraagbare) ziekte onmiddellijk in de gevorderde dienst op te nemen. <BESL 2004-02-19/35, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
  Elk gevorderd personeelslid wordt persoonlijk door toedoen van de directie, mondeling en daarna schriftelijk, in kennis gesteld van de vordering.
  Het geschreven stuk geldt als bewijs van vordering van het betrokken personeelslid.
  De vordering blijft van kracht zolang ze niet is ingetrokken door de vorderende overheid, op advies van de in artikel 6septies vermelde profylaxecommissie.
  Aan de gouverneur van (het administratief arrondissement van Brussel-Hoofdstad) en aan de burgemeester van de gemeente waar de gevorderde dienst gelegen is, wordt een kopie gezonden van de kennisgeving van vordering. <BESL 2004-02-19/35, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2004>

Art. 6sexies. <Ingevoegd bij KB 18-11-1976, art. 6> De vordering van een ambulancedienst of van een dienst voor vervoer van personen krachtens artikel 6ter, § 2, wordt door de vorderende overheid ter kennis gebracht van de gevorderde natuurlijke of rechtspersoon.
  Mondelinge kennisgevingen moeten gelijktijdig schriftelijk bevestigd worden.

Art. 6septies. <Ingevoegd bij KB 18-11-1976, art. 7> Elke persoon die ter uitvoering van artikel 6bis of 6quater in een ziekenhuisdienst is afgezonderd, wordt onderzocht door een profylaxecommissie, die als volgt is samengesteld:
  a) de gezondheidsinspecteur van het betrokken ambtsgebied;
  b) een geneesheer-ambtenaar afgevaardigd door de dienst van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, die belast is met de gezondheidsinspectie aan de grenzen;
  c) een geneesheer afgevaardigd door de opgevorderde ziekenhuisdienst of door de leiding van de verplegingsinrichting waar de dienst zich bevindt;
  d) een geneesheer gekozen door de patiënt of zijn gezinsleden of, bij ontstentenis, van ambtswege aangewezen door de burgemeester van de gemeente waar de opgevorderde dienst is gelegen.
  De aldus samengestelde profylaxecommissie komt zo snel mogelijk na de opneming van de patiënt in het ziekenhuis bijeen en tevens zo vaak als nodig is gedurende het verblijf van de patiënt in het ziekenhuis, met dien verstande dat zij tijdens de gehele duur van de opneming ten minste éénmaal per week samenkomt.
  Zij wordt voorgezeten door de gezondheidsinspecteur en brengt alle elementen en documenten samen die nodig zijn om te beslissen over het behoud of de opheffing van de maatregel die de afzondering van de patiënt tot gevolg heeft gehad. Op het einde van elke vergadering neemt zij terzake een beslissing die onmiddellijk uitvoerbaar is.
  Elke beslissing van de profylaxecommissie wordt bij meerderheid van stemmen genomen; bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.
  De profylaxecommissie beslist, in overleg met het comité voor ziekenhuishygiëne van de betrokken inrichting, over de profylactische maatregelen die moeten worden genomen en over de vraag of ze nog moeten worden verscherpt dan wel geheel of gedeeltelijk opgeheven.
  De profylaxecommissie dient de vorderende overheid te allen tijde van advies over de wenselijkheid om de opgelegde vordering in te trekken overeenkomstig artikel 6quinquies.

Art.7. Wanneer zulks nodig blijkt, kan de gezondheidsinspecteur zich doen vervangen door een afgevaardigd geneesheer, die door de Minister van Volksgezondheid is erkend.

Art.8. Voor gevallen van tuberculose, verricht de gezondheidsinspecteur, in overleg met de behandelende geneesheer het epidemiologisch onderzoek. Op dezelfde wijze, treft hij de noodzakelijke profylactische maatregelen.

Art.9. De gezondheidsinspecteurs hebben vrije toegang:
  overdag en bij nacht:
  1° tot alle verplegingsinrichtingen en inrichtingen voor geneeskundige hulpverlening, evenals tot de fabrieken en sanitaire installaties;
  2° tot de nachtasiels en de logeerhuizen;
  overdag:
  tot de woningen, schepen, boten of schuiten waar een geval van overdraagbare ziekte werd vastgesteld.

Art.10. De inbreuken op artikel 1, I en artikel 2 evenals op de verordeningen, die ter uitvoering van die artikels zijn vastgesteld, worden gestraft met de in artikel 14 van het gezondheidsdecreet van 18 juli 1831 bepaalde straffen.
  (Inbreuken op artikel 1, II en III, op artikelen 3 tot 6 en 7 tot 9 worden gestraft met straffen bepaald in de artikelen 5, 6 en 7 van de gezondheidswet van 1 september 1945.
  Inbreuken op de artikelen 6bis tot 6septies worden gestraft met de straffen bepaald in het gezondheidsdecreet van 18 juli 1831.) <KB 18-11-1976, art. 8>

Art.11. Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie, de bevoegdheid die hun is verleend en de bewijskracht, die bij de van kracht zijnde wetten en verordeningen aan hun processen-verbaal is toegekend, (is de Geneesheer-Gezondheidsinspecteur van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie speciaal belast) met het toezicht op de uitvoering van dit besluit en van de krachtens dit besluit vastgestelde verordeningen. <BESL 2004-02-19/35, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
  Een afschrift van (zijn) processen-verbaal zal aan de overtreders worden toegestuurd binnen achtenveertig uur na de vaststelling van de inbreuken. <BESL 2004-02-19/35, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2004>

Art.12. Opgeheven worden:
  - het koninklijk besluit van 10 juni 1922 houdende verplichte aangifte van de overdraagbare ziekten;
  - het Regentsbesluit van 6 februari 1946 betreffende de prophylaxe tegen de besmettelijke ziekten gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 september 1959.

Art. 13. Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.