9 JULI 1970. _ Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 119bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.
Art. 1-6
Artikel 1. De kinderbijslaginstellingen kunnen afzien van de invordering door gedwongen tenuitvoerlegging van de hun verschuldigde sommen wegens bijdragen of onverschuldigd betaalde uitkeringen, van inschulden wegens gerechtskosten en van inschulden wegens bijdrageopslagen en/of nalatigheidsinterest, wanneer hun inschuld minder dan (3000) F bedraagt. <K.B. 26-3-1979, art. 1>Wanneer hun inschuld minder dan (3.000) F bedraagt, kunnen de kinderbijslaginstellingen eveneens verzaken de curator over het faillissement van hun schuldenaar in toelating te dagvaarden. <KB 26-3-1979, art. 1>
Art.2. De kinderbijslaginstellingen kunnen afzien van de gedwongen tenuitvoerlegging door derdenbeslag op lonen, wanneer het loon van hun schuldenaar niet meer dan (18.000) F per maand bedraagt, of indien hun inschuld enkel bestaat uit bijdrageopslagen en nalatigheidsinterest. <KB 26-03-1979, art. 2>
Art.3. De kinderbijslaginstellingen kunnen afzien van de gedwongen tenuitvoerlegging ten laste van een in het buitenland gevestigde schuldenaar die in België of in zijn land van verblijf geen enkel voor beslag vatbaar goed bezit.
Art.4. De kinderbijslaginstellingen kunnen afzien van de gedwongen tenuitvoerlegging, wanneer de waarde van de goederen waarop beslag is gelegd, onvoldoende blijkt tot het dekken van de kosten welke verbonden zijn aan het voortzetten van de procedure.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1969.
Art. 6. Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit.