Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 APRIL 1970. - Wet op het kamperen.(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-01-1989 en tekstbijwerking tot 01-08-1995)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. Bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. Kampeerterreinen.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. Kampeerverblijfparken.
Art. 6
HOOFDSTUK IV. Kamperen buiten de kampeerterreinen en kampeerverblijfparken.
Art. 7
HOOFDSTUK V. Comité van advies voor het kampeerwezen. <NOTA : Voor de Franse Gemeenschap wordt hoofdstuk V opgeheven. (DFG 1988-12-02/32, art. 9, § 3, 002; Inwerkingtreding : 24-04-1989)>
Art. 8
HOOFDSTUK VI. Controle en strafmaatregelen.
Art. 9-12
HOOFDSTUK VII. Slotbepalingen.
Art. 13-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1972051603 



Artikels:

HOOFDSTUK I. _ Bepalingen.
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> § 1. Voor de toepassing van deze wet wordt onder kamperen verstaan, het als woongelegenheid gebruiken door andere personen dan kermisexploitanten of nomaden die als zodanig handelen, van een van de volgende verblijven : tent, caravan, woonaanhangwagen of een ander soortgelijk verblijf.
  § 2. Voor de toepassing van deze wet wordt onder kampeerterrein verstaan, het terrein waarop gewoonlijk of bij gelegenheid wordt gekampeerd door meer dan tien personen tegelijk, of waarop meer dan drie verblijven staan als bedoeld in § 1.Indien de houder van een kampeervergunning binnen de grenzen van een kampeerterrein, chalets, bungalows, huisjes, paviljoenen of andere soortgelijke verblijven die niet ontworpen zijn om als vaste woning te dienen optrekt, blijft dit een kampeerterrein.
  § 3. Voor de toepassing van deze wet wordt onder kampeerverblijfpark verstaan, elk geheel van meer dan twee percelen begrepen in een verkaveling bestemd voor het beoefenen van het kamperen door middel van verblijven als bedoeld in § 1.

HOOFDSTUK II. _ Kampeerterreinen.
Art.2. <Zie nota onder TITEL> § 1. Onverminderd de toepassing van de wet van 29 maart 1962, houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw, mag niemand zonder voorafgaande schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en schepenen het terrein waarvan hij het genot heeft, als kampeerterrein gebruiken of laten gebruiken.
  Deze vergunning wordt kampeervergunning genoemd.
  § 2. Onverminderd de toepassing van de algemene reglementering en van de aanvullende reglementering voorzien in artikel 7, wordt er geen kampeervergunning geëist indien gedurende maximum zestig dagen per jaar wordt gekampeerd door georganiseerde groepen kampeerders die onder het toezicht van een of meer monitors staan en alleen tenten als kampeerverblijf gebruiken.

Art.3. <Zie nota onder TITEL> § 1. Aan de afgifte van de kampeervergunning kunnen voorwaarden worden verbonden die door de Koning worden vastgesteld.
  Die voorwaarden worden vastgelegd in algemene verordeningen en mogen alleen betrekking hebben op de openbare hygiëne, rust, veiligheid, gezondheid en zedelijkheid, alsook op de behoorlijke plaatselijke aanleg.
  § 2. De bouwvergunning die nodig is voor het uitvoeren van alle werken of verrichtingen op het kampeerterrein, kan alleen aan de houder van de kampeervergunning worden toegestaan.
  § 3. De gemeenteraden mogen aanvullende verordeningen uitvaardigen met hetzelfde doel als dat door de algemene verordeningen nagestreefd.

Art.4. <Zie nota onder TITEL> § 1. De kampeervergunning wordt verleend, geweigerd, geschorst of ingetrokken volgens de procedure welke de Koning vaststelt.
  § 2. Tot die procedure behoort inzonderheid dat de beslissingen om een vergunning te weigeren, te schorsen of in te trekken, gemotiveerd moeten zijn en dat een systeem van beroep, gelijkaardig als dat voorzien in de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw, wordt georganiseerd.
  § 3. De vergunning mag door het college van burgemeester en schepenen alleen worden afgegeven op eensluidend advies van de ambtenaren die gemachtigd zijn door de Ministers tot wier bevoegdheid onderscheidenlijk de hygiëne, de stedebouw en de ruimtelijke ordening behoren.
  Zij moet geschorst of ingetrokken worden wanneer, volgens het advies van die ambtenaren, niet langer voldaan is aan één of meer voorwaarden die tot hun ambtsbevoegdheid behoren.
  § 4. In afwijking van artikel 2, § 1, wordt de vergunning afgegeven door de Minister die het toerisme in zijn bevoegdheid heeft of door zijn gemachtigde, indien het verzoek uitgaat van een van de publiekrechtelijke rechtspersonen bij koninklijk besluit aangeduid.
  De Minister vraagt voorafgaandelijk het advies van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op wier grondgebied het kampeerterrein wordt ontworpen, alsook het advies van de Ministers tot wier bevoegdheid onderscheidenlijk de hygiëne, de stedebouw en de ruimtelijke ordening behoren.

Art.5. <Zie nota onder TITEL> De Koning bepaalt : 1° de regelen betreffende de indeling in categorieën van de kampeerterreinen, met inachtneming van hun inrichting en werking.
  Deze regelen voorzien inzonderheid de indeling door de Commissaris-Generaal voor Toerisme en een recht om in beroep te gaan bij de Minister die het toerisme in zijn bevoegdheid heeft;
  2° de eisen inzake toekenning, aanwending en intrekking van een schild uitgereikt door de Commissaris-Generaal voor Toerisme en bestemd om de categorie van indeling van de kampeerterreinen aan te duiden;
  3° de verplichtingen van de exploitanten van kampeerterreinen inzake naleving en bekendmaking van de prijzen en kenmerken van hun kampeerterrein;
  4° het bedrag van de heffingen die de houders van schilden verschuldigd zijn bij wijze van deelneming in de onkosten van toezicht, administratie en controle;
  5° de regelen betreffende de controle op de kampeerders op de kampeerterreinen.

HOOFDSTUK III. _ Kampeerverblijfparken.
Art.6. <Zie nota onder TITEL> § 1. Onverminderd de toepassing van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw, kunnen aan de oprichting van een kampeerverblijfpark voorwaarden worden verbonden die door de Koning worden vastgesteld.
  § 2. Hetzelfde geldt voor de beoefening van het kamperen in zulke parken.
  § 3. De voorwaarden bedoeld in § 1 en § 2 worden vastgelegd in algemene verordeningen en mogen alleen betrekking hebben op de openbare hygiëne, rust, veiligheid, gezondheid en zedelijkheid alsook op de behoorlijke plaatselijke aanleg.
  § 4. De gemeenteraden mogen aanvullende verordeningen uitvaardigen met hetzelfde doel als dat door de algemene verordeningen nagestreefd.

HOOFDSTUK IV. _ Kamperen buiten de kampeerterreinen en kampeerverblijfparken.
Art.7. <Zie nota onder TITEL> De Koning kan de algemene verordeningen vaststellen betreffende de beoefening van het kamperen door middel van verblijven als bedoeld in artikel 1, § 1, buiten de kampeerterreinen waarvoor een vergunning vereist is en kampeerverblijfparken, ten einde de voorschriften inzake openbare hygiëne, rust, veiligheid, gezondheid en zedelijkheid alsook inzake behoorlijke plaatselijke aanleg te doen naleven.
  De gemeenteraden mogen aanvullende verordeningen uitvaardigen met hetzelfde doel als dat door de algemene verordeningen nagestreefd.

HOOFDSTUK V. _ Comité van advies voor het kampeerwezen.
Art.8. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : Voor de Franse Gemeenschap wordt artikel 8 opgeheven. (DFG 1988-12-02/32, art. 9, § 3, 002; Inwerkingtreding : 24-04-1989)>
  Er wordt een comité van advies voor het kampeerwezen ingesteld waarvan samenstelling en werkwijze door de Koning worden bepaald.
  Dit comité heeft tot taak :
  1. zelf of op verzoek van de Minister die het toerisme in zijn bevoegdheid heeft, advies uit te brengen over de problemen die de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten zou meebrengen en, in 't algemeen, over alle problemen betreffende de beoefening van het kamperen;
  2. advies uit te brengen over alle ontwerpen van besluit tot uitvoering van deze wet;
  3. gemotiveerd advies uit te brengen ingeval beroep wordt ingesteld als bedoeld in artikel 5, 1°, tweede lid.

HOOFDSTUK VI. _ Controle en strafmaatregelen.
Art.9. <Zie nota onder TITEL> § 1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van zesentwintig tot duizend frank, of met een van die straffen alleen wordt gestraft, hij die artikel 2 of de koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van artikelen 5, 5°, en 6, § 1, overtreedt of de uitoefening van het recht tot inspectie, door artikel 11 aan de aldaar genoemde ambtenaren toegekend, belemmert.
  § 2. Met gevangenisstraf van een dag tot zeven dagen en met geldboete van een tot vijfentwintig frank, of met een van die straffen alleen wordt gestraft, hij die de op grond van de artikelen 3, 6, § 2, of 7, vastgestelde algemene verordeningen overtreedt of wederrechtelijk houder is van het in artikel 5, 2°, bedoelde schild of wederrechtelijk gebruik maakt van de indelingscategorie die dit schild moet aanduiden.
  § 3. Rechtspersonen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe hun organen of aangestelden veroordeeld worden.
  § 4. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn toepasselijk op de misdrijven in de §§ 1 en 2 omschreven.
  Artikel 85 van dat Wetboek wordt evenwel niet toegepast in geval van herhaling binnen vijf jaar.
  § 5. De misdrijven bedoeld in de §§ 1 en 2 vallen onder de bevoegdheid van de politierechtbank.

Art.10. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, zijn belast met het opsporen en het vaststellen, bij processen-verbaal die rechtsgeldig zijn tot het tegendeel bewezen is, van de in artikel 9, §§ 1 en 2, bedoelde overtredingen : het personeel van de rijkswacht, de met de plaatselijke politie belaste ambtenaren en beambten en, op aanwijzing van de Minister waaronder zij ressorteren, de ambtenaren en beambten van het Bestuur van Waters en Bossen, de ambtenaren en beambten van het Commissariaat-Generaal voor Toerisme, de gezondheidsinspecteurs, de ambtenaren en beambten van het Bestuur van de Stedebouw en de Ruimtelijke Ordening en de inspecteurs voor lichamelijke opvoeding, sport en openluchtleven.
  Die processen-verbaal worden aan de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie doorgezonden en een afschrift ervan binnen vier werkdagen na de vaststelling van de overtreding gezonden aan de overtreder en aan de minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort; worden die formaliteiten niet vervuld, dan gelden die processen-verbaal louter als inlichting.

Art.11. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd de rechten die hun door andere wettelijke bepalingen zouden worden toegekend, hebben de personen in artikel 10 vermeld, het recht om de kampeerterreinen en kampeerverblijfparken te inspecteren tussen 9 uur en 18 uur.

Art.12. <Zie nota onder TITEL> In spoedeisende gevallen en bij ernstige tekortkomingen aan de voorwaarden die tot hun ambtsbevoegdheid behoren, nemen de gezondheidsinspecteurs de nodige maatregelen om de kampeerterreinen en kampeerverblijfparken te doen ontruimen, in voorkomend geval zelfs vooraleer de vergunning geschorst of ingetrokken is overeenkomstig artikel 4, § 3, tweede lid.
  Zij hebben onder meer het recht om te verzegelen en om een beroep te doen op de openbare macht.

HOOFDSTUK VII. _ Slotbepalingen.
Art.13. <Zie nota onder TITEL> De wet van 23 maart 1954 waarbij de Koning ertoe gemachtigd wordt de beoefening van het kamperen te regelen ten einde op dat gebied de openbare hygiëne, veiligheid, rust en zedelijkheid te verzekeren, wordt opgeheven.

Art.14. <Zie nota onder TITEL> De Koning bepaalt de overgangsmaatregelen betreffende de kampeerterreinen en kampeerverblijfparken die reeds op de dag waarop deze wet in werking treedt voor de beoefening van het kamperen gebruikt worden.

Art. 15. <Zie nota onder TITEL> De Koning bepaalt de datum waarop deze wet in werking treedt.
  De Koning kan de inwerkingtreding van artikel 8 evenwel vaststellen op een datum vóór die welke hij voor de inwerkingtreding van de wet zal vaststellen.