Details





Titel:

23 MEI 1969. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de perken binnen en de voorwaarden onder welke de lasten die voor de minder-validen voortvloeien uit de verplaatsing naar en het verblijf op de plaats aangewezen voor hun schoolopleiding, door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen gedragen kunnen worden. (Vlaamse Overheid : Ministerieel besluit tot vaststelling van de perken binnen en de voorwaarden onder welke de lasten die voor de minder-validen voortvloeien uit de verplaatsing naar en het verblijf op de plaats aangewezen voor hun schoolopleiding, door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen gedragen kunnen worden. BVR2006-11-17/52, art. 8; Inwerkingtreding : 01-04-2006) (NOTA 1 : Opgeheven voor de Franse Gemeenschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij BESL 1998-12-03/38, art. 15; Inwerkingtreding : 01-09-1998) (NOTA 2 : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2013-07-04/32, art. 3 en 2, 53°, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2013)(NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij BVR2023-01-20/07, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2023) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-12-1990 en tekstbijwerking tot 02-03-2023)



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK I. De tegemoetkoming in de reiskosten
Art. 2-9
HOOFDSTUK II, De tegemoetkoming in de verblijfskosten
Art. 10-13
HOOFDSTUK III, Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 14-16
HOOFDSTUK IV, Eindbepalingen
Art. 17-19



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2007035043 



Artikels:

Artikel 1. De lasten die voor de minder-validen voortvloeien uit de verplaatsing naar en het verblijf op de plaats aangewezen voor hun schoolopleiding door de beslissing houdende vaststelling van hun omscholings- en sociale reclasseringsproces of, indien het proces nog niet werd opgemaakt, door een afzonderlijke beslissing, kunnen door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen gedragen worden binnen de perken en onder de voorwaarden vastgesteld bij dit besluit.

  Artikel 1. (Vlaamse Overheid)
  <BVR 2006-11-17/52, art. 9; Inwerkingtreding : 01-04-2006> Als personen met een handicap kosten moeten maken voor de verplaatsing naar de plaats die voor hun schoolopleiding wordt aangewezen in de beslissing houdende vaststelling van hun integratieprotocol, en voor hun verblijf kan het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap die dragen binnen de grenzen en onder de voorwaarden die in dit besluit zijn vastgesteld. Als de schoolopleiding gelijkgesteld kan worden met een beroepsopleiding, kan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding de bovengenoemde kosten dragen.

HOOFDSTUK I. _ De tegemoetkoming in de reiskosten
Art.2. Wat de minder-validen betreft die de leergangen volgen van het gewoon onderwijs op het niveau van het lager, middelbaar of hoger onderwijs, kunnen tot tegemoetkoming aanleiding geven :
  1° de verplaatsingen van de minder-valide door middel van een persoonlijk vervoermiddel;
  2° de verplaatsingen van de persoon die de minder-valide vergezelt bij zijn verplaatsingen door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel.

Art.3. (opgeheven) <MB 5 8 1974> .

Art.4. § 1. De verplaatsingen van de minder-valide door middel van een persoonlijk vervoermiddel kunnen slechts tot tegemoetkoming aanleiding geven wanneer het Rijksfonds heeft erkend dat omwille van de aard of de ernst van zijn handicap de verplaatsingen door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel onmogelijk zijn of ernstige bezwaren met zich brengen.
  § 2. De verplaatsingen van de persoon die de mindervalide vergezelt bij zijn verplaatsingen door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel kunnen slechts tot tegemoetkoming aanleiding geven wanneer het Rijksfonds erkend heeft dat omwille van de aard of de ernst van zijn handicap, de minder-valide hulp nodig heeft om deze verplaatsingen te doen.

  Art. 4. (Vlaamse Overheid)
  § 1. (De verplaatsingen van de minder-valide door middel van een persoonlijk, individueel of geïndividualiseerd vervoermiddel kunnen slechts tot tegemoetkoming aanleiding geven op voorwaarde :
  1° dat de minder-valide zich met een rolwagen verplaatst;
  2° of dat hij zich verplaatst zonder vergezeld te zijn van een derde persoon, en dat uit een omstandig geneeskundig verslag blijkt dat verplaatsingen te voet van minstens 300 meter onmogelijk zijn wegens cardiorespiratoire of locomotorische aandoeningen.
  De verplaatsingen door middel van een individueel vervoermiddel die niet beantwoorden aan de voorwaarden van vorig lid, kunnen aanleiding geven tot een tegemoetkoming die berekend wordt alsof het om een verplaatsing met een gemeenschappelijk vervoermiddel zou gaan.) <BVE 1990-03-07/38, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-1990; zie BVE 1990-03-07/38, art. 4>
  § 2. De verplaatsingen van de persoon die de mindervalide vergezelt bij zijn verplaatsingen door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel kunnen slechts tot tegemoetkoming aanleiding geven wanneer (het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of, in voorkomend geval, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) erkend heeft dat omwille van de aard of de ernst van zijn handicap, de minder-valide hulp nodig heeft om deze verplaatsingen te doen. <BVR 2006-11-17/52, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

  Art. 4. (Duitse Gemeenschap)
   § 1. (De verplaatsingen van de gehandicapte door middel van een persoonlijk of geïndividualiseerd vervoermiddel mogen slechts tot een tegemoetkoming aanleiding geven onder voorwaarde dat :
  1° de gehandicapte zich in een rolstoel verplaatst of;
  2° hij zich zonder begeleiding van een derde persoon verplaatst en uit een omstandig medisch attest blijkt dat verplaatsingen van 300 meter of minder te voet onmogelijk zijn wegens hart- en ademhalingsmoeilijkheden of bewegingsstoornissen.) <BDG 1990-10-18/35, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1990>
  § 2. De verplaatsingen van de persoon die de mindervalide vergezelt bij zijn verplaatsingen door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel kunnen slechts tot tegemoetkoming aanleiding geven wanneer het Rijksfonds erkend heeft dat omwille van de aard of de ernst van zijn handicap, de minder-valide hulp nodig heeft om deze verplaatsingen te doen.

  Art. 4. (Franse Gemeenschap)
  § 1. (De verplaatsingen met een individueel vervoermiddel geven aanleiding tot een tegemoetkoming berekend volgens de bij dit artikel bepaalde regels :
  1° wanneer de gehandicapte zich met een invalidenwagen verplaatst;
  2° wanneer de gehandicapte zich verplaatst zonder door een derde te worden begeleid en wanneer uit een omstandig geneeskundig verslag blijkt dat hij, als gevolg van hart- en ademhalingsstoornissen of van bewegingsstoornissen of van stoornissen die met voornoemde stoornissen kunnen worden gelijkgesteld door de raad van beheer, niet in staat is een afstand van ten minste 300 m te voet af te leggen.
  De verplaatsingen met een individueel vervoermiddel die aan de voorwaarden van dit artikel niet beantwoorden, kunnen aanleiding geven tot een tegemoetkoming die berekend wordt alsof het zou gaan om een verplaatsing met een gemeenschappelijk vervoermiddel.) <BFG 1990-10-25/45, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 04-02-1991; de wijziging is niet van toepassing voor de gehandicapten aan wie, voor de datum waarop dit buisluit in werking treedt, de verplaatsingen met een individueel of geïndividualiseerd vervoermiddel werden terugbetaald>
  § 2. De verplaatsingen van de persoon die de mindervalide vergezelt bij zijn verplaatsingen door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel kunnen slechts tot tegemoetkoming aanleiding geven wanneer het Rijksfonds erkend heeft dat omwille van de aard of de ernst van zijn handicap, de minder-valide hulp nodig heeft om deze verplaatsingen te doen.

Art.5. § 1. Kunnen in aanmerking worden genomen :
  1° wat de minder-validen betreft die niet verblijven in een internaat verbonden aan de bezochte onderwijsinstelling : een reis heen en terug per dag cursus, vanaf hun verblijfplaats tot de onderwijsinstelling;
  2° wat de minder-validen betreft die verblijven in een internaat verbonden aan de bezochte onderwijsinstelling : een reis heen en terug per week, vanaf hun verblijfplaats tot het internaat waar zij verblijven.
  Voor de minder-validen die een gewoon onderwijs op het niveau van het hoger onderwijs volgen, wordt voor de toepassing van het eerste lid, 2° , van deze paragraaf het verblijf in de agglomeratie waar de bezochte instelling is gelijkgesteld met een verblijf in een internaat verbonden aan de onderwijsinstelling; in deze hypothese kunnen, onder de voorwaarden voorzien bij het eerste lid, 1°, van deze paragraaf, de verplaatsingen van de plaats van verblijf tot de bezochte onderwijsinstelling eveneens in aanmerking worden genomen
  § 2. In afwijking van het eerste lid, 1°, van § 1, kunnen twee verplaatsingen heen en terug per dag cursus in aanmerking worden genomen op voorwaarde dat het Rijksfonds erkend heeft dat het, omwille van de aard of de ernst van zijn handicap, noodzakelijk is dat de minder-valide onder de middag naar zijn verblijfplaats terugkeert.
  § 3. Wat de verplaatsingen betreft van de persoon die
  de minder-valide vergezelt bij zijn verplaatsingen door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel, worden enkel de verplaatsingen gedaan in gezelschap van de minder-valide in aanmerking genomen.

  Art. 5. (Vlaamse Overheid)
  § 1. Kunnen in aanmerking worden genomen :
  1° wat de minder-validen betreft die niet verblijven in een internaat verbonden aan de bezochte onderwijsinstelling : een reis heen en terug per dag cursus, vanaf hun verblijfplaats tot de onderwijsinstelling;
  2° wat de minder-validen betreft die verblijven in een internaat verbonden aan de bezochte onderwijsinstelling : een reis heen en terug per week, vanaf hun verblijfplaats tot het internaat waar zij verblijven.
  Voor de minder-validen die een gewoon onderwijs op het niveau van het hoger onderwijs volgen, wordt voor de toepassing van het eerste lid, 2° , van deze paragraaf het verblijf in de agglomeratie waar de bezochte instelling is gelijkgesteld met een verblijf in een internaat verbonden aan de onderwijsinstelling; in deze hypothese kunnen, onder de voorwaarden voorzien bij het eerste lid, 1°, van deze paragraaf, de verplaatsingen van de plaats van verblijf tot de bezochte onderwijsinstelling eveneens in aanmerking worden genomen
  § 2. In afwijking van het eerste lid, 1°, van § 1, kunnen twee verplaatsingen heen en terug per dag cursus in aanmerking worden genomen op voorwaarde dat (het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of, in voorkomend geval, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) erkend heeft dat het, omwille van de aard of de ernst van zijn handicap, noodzakelijk is dat de minder-valide onder de middag naar zijn verblijfplaats terugkeert. <BVR 2006-11-17/52, art. 10; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  § 3. Wat de verplaatsingen betreft van de persoon die
  de minder-valide vergezelt bij zijn verplaatsingen door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel, worden enkel de verplaatsingen gedaan in gezelschap van de minder-valide in aanmerking genomen.

Art.6. Het bedrag van de tegemoetkoming mag in geen geval het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten overschrijden.

Art.7. § 1. Voor de verplaatsingen gedaan door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel, wordt de tegemoetkoming berekend in functie van de afstand en volgens het kilometertarief toegepast door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen voor de reizen in tweede klasse, zonder nochtans het bedrag te mogen overschrijden van het voordeligste vervoerbewijs voor het goedkoopste gemeenschappelijk vervoermiddel.
  Wanneer het voordeligste vervoerbewijs een abonnement is, geeft het gedeelte van de kosten van dit abonnement dat betrekking heeft op de dagen gedurende welke de minder-valide niet gereisd heeft slechts aanleiding tot tegemoetkoming zo de afwezigheid behoorlijk wordt gerechtvaardigd en de terugbetaling niet kan bekomen worden van de getrokken vervoermaatschappij.
  § 2. (opgeheven) <MB 5 8 1974> .

Art.8. <KB 17 1 1978> § 1. Voor de verplaatsingen gedaan door middel van een ander persoonlijk vervoermiddel dan een taxi, wordt de tegemoetkoming berekend in functie van de afstand en van het belastbare vermogen van het gebruikte voertuig, zonder dat rekening wordt gehouden met het belastbare vermogen dat 9 pk overschrijdt, en volgens de tarieven die voorkomen in kolom 4 van de tabel gevoegd in bijlage bij de algemene regeling inzake reiskosten.
  Wanneer de minder-valide vervoerd wordt door een derde, kunnen de verplaatsingskosten gemaakt door deze derde om de plaats van vertrek te bereiken en de minder-valide terug te halen, in aanmerking genomen worden onder dezelfde voorwaarden als in het eerste lid, in zoverre :
  1° de tijd die de derde moet wachten op de plaats van bestemming meer dan 2 uren bedraagt;
  2° de verplaatsing die de derde in staat stelt een tijdwinst te realiseren van minimum 2 uren, waarbij de duur van de reis berekend wordt in functie van een gemiddelde uursnelheid van 60 kilometer;
  3° de verplaatsing een heen- en terugreis betreft van minder dan 120 kilometer.
  De voorwaarden vermeld in het tweede lid, 1°, 2° en 3°, zijn niet van toepassing op de wekelijkse verplaatsingen uitgevoerd om een minder-valide te vervoeren die in een internaat verblijft.
  § 2. Voor de verplaatsingen gedaan per taxi, is de tegemoetkoming gelijk aan het tarief dat aan de minder-valide voor de rit aangerekend wordt. Dit bedrag mag echter de maximumprijs niet overschrijden, bepaald in het reglement dat de maximumprijzen voor het vervoer per taxi vaststelt.

Art.9. Voor de berekening van de afstanden binnen een zelfde gemeente wordt rekening gehouden met de werkelijke afstand; voor de berekening van afstanden tussen gemeenten worden diegene in aanmerking genomen die voorkomen in de officiële lijst van de wettelijke afstanden langs de gewone wegen tussen alle Belgische gemeenten; wanneer evenwel de werkelijke afstand 5 kilometers afwijkt van de aldus vastgestelde afstand, wordt er rekening gehouden met de werkelijke afstand.

HOOFDSTUK II,_ De tegemoetkoming in de verblijfskosten
Art.10. Het verblijf van de minder-validen die leergangen volgen van het gewoon onderwijs op het niveau van het lager, middelbaar of hoger onderwijs, in een internaat verbonden aan de bezochte onderwijsinstelling kan tot tegemoetkoming aanleiding geven wanneer het Rijksfonds erkend heeft dat omwille van de aard of de ernst van hun handicap, de dagelijkse verplaatsingen van hun verblijfplaats tot de onderwijsinstelling onmogelijk zijn of ernstige bezwaren met zich brengen.
  Voor de minder-validen die een gewoon onderwijs op het niveau van het hoger onderwijs bezoeken, wordt het verblijf in de agglomeratie waar de bezochte instelling gevestigd is gelijkgesteld met een verblijf in een internaat verbonden aan de onderwijsinstelling.

  Art. 10. (Vlaamse Overheid)
  Het verblijf van de minder-validen die leergangen volgen van het gewoon onderwijs op het niveau van het lager, middelbaar of hoger onderwijs, in een internaat verbonden aan de bezochte onderwijsinstelling kan tot tegemoetkoming aanleiding geven wanneer (het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of, in voorkomend geval, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) erkend heeft dat omwille van de aard of de ernst van hun handicap, de dagelijkse verplaatsingen van hun verblijfplaats tot de onderwijsinstelling onmogelijk zijn of ernstige bezwaren met zich brengen. <BVR 2006-11-17/52, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  Voor de minder-validen die een gewoon onderwijs op het niveau van het hoger onderwijs bezoeken, wordt het verblijf in de agglomeratie waar de bezochte instelling gevestigd is gelijkgesteld met een verblijf in een internaat verbonden aan de onderwijsinstelling.

Art.11. § 1. De tegemoetkoming is vastgesteld op 50 t.h. van het bedrag van de gemaakte verblijfkosten, zonder dat zij nochtans volgende bedragen mag overschrijden :
  1° wat de minder-validen betreft die leergangen volgen op het niveau van het lager onderwijs : 6 300 F per jaar;
  2° wat de minder-validen betreft die leergangen volgen op het niveau van het middelbaar onderwijs : 7 500 F per jaar;
  3° wat de minder-validen betreft die leergangen volgen op het niveau van het hoger onderwijs : -13 100 F per jaar, zo de minder-valide verblijft in een internaat verbonden aan de onderwijsinstelling; -2 200 F per volledige maand cursus, zo de minder-valide verblijft in de agglomeratie waar de onderwijsinstelling gevestigd is.
  § 2. Wat de minder-validen betreft die leergangen volgen op het niveau van het hoger onderwijs en die doen blijken dat zij, omwille van hun handicap, geen studiebeurs van het Nationaal Studiefonds hebben kunnen bekomen, wordt de tegemoetkoming gebracht op 75 t.h. van het bedrag van de gemaakte verblijfkosten, zonder dat zij nochtans volgende bedragen mag overschrijden : -19 700 F per jaar, zo de minder-valide verblijft in een internaat verbonden aan de onderwijsinstelling; -3 200F per maand volledige cursus, zo de minder-valide verblijft in de agglomeratie waar de onderwijsinstelling gevestigd is.

Art.12. De maximabedragen van de tegemoetkoming vastgesteld bij artikel 11 stemmen overeen met het indexcijfer 108,87 der consumptieprijzen.
  Deze bedragen worden voor elk schooljaar aangepast in functie van het cijfer waarop het indexcijfer der consumptieprijzen voor de maand augustus die het begin van het beschouwd schooljaar voorafgaat, is vastgesteld.

Art.13. De kosten gemaakt met het oog op een verblijf voor een bepaalde periode geven, wanneer het verblijf niet werkelijk heeft plaatsgevonden, slechts tot tegemoetkoming aanleiding wanneer de afwezigheid behoorlijk wordt gerechtvaardigd en de gemaakte kosten niet teruggevorderd kunnen worden.

HOOFDSTUK III,_ Gemeenschappelijke bepalingen
Art.14. De tegemoetkomingen bedoeld bij dit besluit kunnen slechts verleend worden in zover de leergangen gevolgd worden in een onderwijs :
  1° met volledig leerplan, volgens de normen vastgesteld door de reglementering die deze materie beheerst;
  2° verleend in een instelling bedoeld bij artikel 56, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen.

Art.15. De minder-validen zijn ertoe gehouden het Rijksfonds alle documenten en inlichtingen te laten geworden waarom het hen verzoekt met het oog op het onderzoek van hun aanvraag, inzonderheid wat het bewijs van de ingeroepen uitgaven betreft.

  Art. 15. (Vlaamse Overheid)
  De minder-validen zijn ertoe gehouden (het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of, in voorkomend geval, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) alle documenten en inlichtingen te laten geworden waarom het hen verzoekt met het oog op het onderzoek van hun aanvraag, inzonderheid wat het bewijs van de ingeroepen uitgaven betreft. <BVR 2006-11-17/52, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Art.16. De tegemoetkomingen verleend krachtens dit besluit worden verminderd met het bedrag van de tegemoetkomingen die de minder-valide terzake geniet of kan genieten, krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen andere dan deze betreffende de sociale reclassering van de minder-validen.
  Er wordt nochtans geen rekening gehouden met de studiebeurzen verleend door het Nationaal Studiefonds.

HOOFDSTUK IV,_ Eindbepalingen
Art.17. Onverminderd de bepaling van artikel 73 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 voornoemd,
  kunnen de verplaatsingen en verblijven gedaan sedert 23 april 1963 in aanmerking worden genomen voor de toekenning van de tegemoetkomingen voorzien bij dit besluit.

Art.18. Het besluit van 28 april 1966 houdende vaststelling van de perken binnen en de voorwaarden onder welke de lasten, die voor de minder-validen voortvloeien uit de verplaatsing naar en het verblijf op de plaats aangewezen voor hun schoolopleiding, door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen worden gedragen, wordt opgeheven met uitzondering van de artikelen 8 tot 10 die van toepassing blijven voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming verleend voor de verblijven die het schooljaar 1969-1970 voorafgaan.

Art. 19. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.