5 MAART 1969. - Koninklijk besluit betreffende de Dienst voor Begrotingsenquêtes.
Art. 1-11
Artikel 1. De bijzondere dienst voor begrotingsenquêtes ingesteld bij het koninklijk besluit van 4 juli 1966, wordt aan het bestuur van de begroting en van de controle op de uitgaven van het Ministerie van Financiën verbonden onder de benaming " Dienst voor begrotingsenquêtes ".
Art.2. Zonder af te wijken van de bevoegdheid van de bestaande diensten, heeft de dienst tot taak :
1° door middel van enquêtes of deskundig onderzoek zich ervan te vergewissen of de actiemiddelen aan materieel, personeel, kredieten, beschikbare fondsen of andere middelen, die ter beschikking van de in artikel 5 bedoelde diensten en instellingen zijn gesteld, worden aangewend :
a) op dienstige wijze, gelet op het doel of de taak van de diensten of instellingen;
b) op efficiënte en doeltreffende wijze, gelet op de omvang van de verkregen resultaten en van de gebruikte middelen;
2° alle voorstellen te doen om eventueel vastgestelde gebreken in de organisatie of in de werking te verbeteren of om het rendement van een dienst of van een werkzaamheid te verhogen.
Art.3. De dienst handelt hetzij op instructie van het ministerieel comité tot wiens bevoegdheid het budgettair beheer behoort, hetzij op gezamenlijke instructie van de Eerste Minister, de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort en de betrokken Ministers.
Hij brengt aan die Ministers rapport uit over zijn bevindingen.
De Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort, brengt het ministerieel comité tot welks bevoegdheid het budgettair beheer behoort op de hoogte van de besluiten van de enquête of van het deskundig onderzoek, en stelt eventueel de nodige maatregelen voor die de toestand kunnen verhelpen.
Art.4. De dienst beschikt voor het vervullen van zijn taak over de ruimste onderzoekingsbevoegdheid.
De dienst kan voor bepaalde opdrachten worden bijgestaan door deskundigen die door de Eerste Minister, de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort en de betrokken Ministers gezamenlijk worden aangewezen.
De dienst mag zich niet mengen in het beheer van de diensten of instellingen.
Art.5. De in artikel 2 bepaalde taak strekt zich uit tot de rijksdiensten die onder het gezag van een Minister staan. Onder voorbehoud van de wettelijke bepalingen, mag zij tevens worden uitgebreid tot de instellingen of diensten die onderworpen zijn aan het hiërarchisch gezag, de voogdijmacht of de controle van een Minister, evenals tot alle instellingen of personen die rechtstreekse of onrechtstreekse rijksbijdragen genieten.
Art.6. Het personeel van de dienst bestaat uit leden van het korps van de inspectie van financiën en uit ambtenaren van het bestuur van de begroting en van de controle op de uitgaven, die overeenkomstig de behoeften voor deze opdracht worden aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort.
Art.7. De personeelsleden van de dienst en de deskundigen zijn verplicht tot geheimhouding van alles wat zij in de uitoefening van hun ambt vernemen of vaststellen; deze plicht blijft bestaan nadat zij de dienst hebben verlaten.
Art.8. De Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort, sluit de contracten met de bij artikel 4 bedoelde deskundigen af; hij bepaalt de opdracht van deze deskundigen en stelt, in voorkomend geval, hun honorarium vast.
Art.9. Het koninklijk besluit van 4 juli 1966 tot instelling van een bijzondere dienst voor begrotingsenquêtes wordt opgeheven.
De artikelen 6, 9 en 10 van dat besluit blijven echter, tot het einde van hun ambtsuitoefening, toepasselijk op de personen die, op de datum van de inwerkingtreding van het tegenwoordige besluit, krachtens een aanwijzing of een arbeidsovereenkomst een functie bij de bijzondere dienst bekleden.
Art.10. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 11. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 maart 1969.
BOUDEWIJN
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
G. EYSKENS
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting,
A. COOLS