9 DECEMBER 1968. - Koninklijk besluit betreffende het bijhouden van de individuele rekening van de werknemers. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-12-1989 en tekstbijwerking tot 09-04-2024)
Art. 1-9, 9bis, 10-16, 16bis, 17-18
Artikel 1. <KB 2003-10-01/34, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. De individuele rekening bedoeld in artikel 36 van de programmawet van 2 augustus 2002 en in artikel 28 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, bevat voor elke werknemer de volgende inlichtingen :
1° de identificatiegegevens van de sociaal verzekerden, inzonderheid :
a) het identificatienummer voor de sociale zekerheid (INSZ);
b) de naam;
c) de voornaam (voornamen);
d) het adres : de straat, het huisnummer, de postbus, de postcode, de gemeente, de landcode;
e) de geboortedatum;
f) de geboorteplaats en de code van het geboorteland;
g) het geslacht;
h) de nationaliteit;
2° identificatiegegevens met betrekking tot de werkgever, inzonderheid :
a) het inschrijvingsnummer R.S.Z. of RSZPPO;
b) het uniek ondernemingsnummer;
c) het paritair comité waaronder de werkgever of de in de plaats gestelde voor de betrokken sociaal verzekerde ressorteert;
d) de werkgeverscategorie;
3° gegevens met betrekking tot de aangifte door de werkgever, inzonderheid :
a) het kengetal van de werknemer;
b) de notie " grensarbeider ";
c) in voorkomend geval, de conversie naar het stelsel van de vijfdagenweek;
d) de datum waarop de vakantie begint;
4° gegevens met betrekking tot de tewerkstelling en het contract tussen de sociaal verzekerde en de werkgever, inzonderheid :
a) de begin- en einddatum van de tewerkstelling;
b) de begin- en einddatum van het contract;
c) het aantal dagen per week van het arbeidsstelsel;
d) het contracttype;
e) het gemiddeld aantal uren per week van de maatpersoon in geval van deeltijdse arbeid of ingeval van voltijdse arbeid die hiermee is gelijkgesteld voor de aangifte van de werkgevers bij de in artikel 3 bedoelde instellingen;
f) het gemiddeld aantal uren per week van de werknemer;
en in voorkomend geval :
g) de betrokken maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd;
h) de betrokken maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid;
i) het statuut van de werknemer;
j) de notie " gepensioneerd ";
k) het type leerling;
l) de bezoldigingswijze;
m) de categorie " vliegend personeel; "
5° het bedrag met, in voorkomend geval, de looncode van de lonen en vergoedingen door elke werkgever of in de plaats gestelde betaald aan de werknemer, inzonderheid :
a) het refertebrutoloon, eventueel begrensd tot het bedrag op grond waarvan de gewone sociale zekerheidsbijdragen berekend worden;
b) het bedrag van de andere lonen en vergoedingen, betaald aan de werknemer;
6° het aantal dagen van de prestatie met, in voorkomend geval, de prestatiecode, inzonderheid :
a) de arbeidsdagen zoals bedoeld voor de toepassing van de pensioenwetgeving;
b) de andere gewerkte dagen of dagen waarvoor een loon of een vergoeding door de betrokken werkgever of in de plaats gestelde wordt betaald;
7° het aantal dagen van inactiviteit met in voorkomend geval de prestatiecode, inzonderheid :
a) de met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen voor de toepassing van de pensioenwetgeving;
b) de andere dagen van inactiviteit of van deeltijdse werkhervatting;
8° het aantal uren van de prestatie en de maatpersoon in geval van deeltijdse arbeid of ingeval van voltijdse arbeid die voor de aangifte van de werkgevers bij de in artikel 3 bedoelde instellingen ermee is gelijkgesteld, alsmede ingeval van voltijdse arbeid indien deze gegevens moesten worden meegedeeld in de bedoelde aangiften;
9° in voorkomend geval, het aantal vliegminuten;
§ 2. De individuele rekening bevat de gegevens bedoeld onder § 1, 5°, 6° en 7° van dit artikel voor al de jaren na 1954, waarvoor artikel 9, § 2, 2°, 3° en 4°, van het voornoemd koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 geen forfaitair loon bepaalt. Wat evenwel de werknemers betreft die beoogd waren bij hoofdstuk VIII van het koninklijk besluit van 17 juni 1955 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders, vindt deze bepaling geen toepassing voor het eerste semester van het jaar 1955.
Bovendien bevat de individuele rekening, voor de werknemers te werk gesteld als werklieden, onderworpen aan de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, het aantal dagen bedoeld onder § 1, 6° en 7° van dit artikel voor het jaar 1954, en, voor de werknemers die onderworpen waren aan de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden, de inlichtingen bedoeld onder § 1, 5°, 6° en 7° van dit artikel voor het tweede semester van het jaar 1957.
Art.2. <KB 2003-10-01/34, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De inschrijving van de gegevens bedoeld in artikel 1 geschiedt derwijze dat het mogelijk is de bepalingen van de pensioenreglementering voor werknemers toe te passen.
Art.3.<KB 2003-10-01/34, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Met het oog op het inschrijven op de individuele rekening doen de instellingen die, hetzij in uitvoering van één van de stelsels van sociale zekerheid, hetzij in uitvoering van het voornoemd koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967, met de inning en de invordering van de bijdragen bestemd voor de sociale zekerheid van de werknemers, aan [1 de VZW Sigedis, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, hierna "Sigedis" genoemd,]1 documenten toekomen welke de in artikel 1, § 1 van dit besluit bedoelde gegevens bevatten en dit in zover deze gegevens moesten worden aangegeven door de werkgevers in hun aangiften bij deze instellingen.
----------
(1)<KB 2024-03-28/17, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2024>
Art.4.§ 1. Voor de werknemer die (opgeroepen wordt voor het vervullen van militaire dienst bij het Belgisch leger), zendt de Minister van Landsverdediging binnen zes maanden volgend op de beëindiging van de militaire dienst aan [1 Sigedis]1 een getuigschrift vermeldende, wat de werknemer betreft, zijn naam, voornamen, plaats en datum van geboorte, adres, inschrijvingsnummer bij [1 Sigedis]1 en periode gedurende welke hij onder de wapens was, en, wat de tewerkstelling onmiddellijk vóór de oproeping onder de wapens betreft, de aard van de uitgeoefende arbeid, de naam en het adres van de werkgever, zijn aansluitingsnummer bij de instelling, belast met de inning en invordering van de pensioenbijdragen, en bij voorkomend geval de benaming van het vakantiefonds waarbij hij is aangesloten. <K.B. 3 augustus 1976, art. 1, 1°> <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(Voor de werknemer die aangewezen werd voor een interventiedienst van de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut bij publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organen bij toepassing van de wet van 3 juni 1964 betreffende het statuut van de gewetensbezwaarden, zendt de Minister van Binnenlandse Zaken binnen de zes maanden volgend op de beëindiging van de aanwijzing of eventueel het behoud in dienst bij toepassing van de tuchtregeling, aan [1 Sigedis]1 een getuigschrift vermeldende, wat de werknemer betreft, zijn naam, voornamen, plaats en datum van geboorte, adres, inschrijvingsnummer bij [1 Sigedis]1 en de periode gedurende welke hij werd aangewezen en eventueel bij toepassing van de tuchtregeling in dienst werd behouden, en, wat de tewerkstelling onmiddellijk vóór de aanwijzing betreft, de aard van de uitgeoefende arbeid, de naam en het adres van de werkgever, zijn aansluitingsnummer bij de instelling belast met de inning en invordering van de pensioenbijdragen, en bij voorkomend geval, de benaming van het vakantiefonds waarbij hij is aangesloten.) <K.B. 3 augustus 1976, art. 1, 2°> <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Bij ontstentenis van voormeld getuigschrift mag dit vervangen worden door een getuigschrift af te leveren door het gemeentebestuur van de woonplaats van de werknemer.
§ 2. De werknemer die onderworpen is aan de voornoemde besluitwet van 7 februari 1945 alsmede de werknemer, die onderworpen is aan het voornoemd koninklijk besluit nr 50 van 24 oktober 1967 zonder dat één van de stelsels van sociale zekerheid op hem toepasselijk is, moet voor elke periode van gewone of dringende wederoproeping onder de wapens in dienst van het Belgisch leger, in de gevallen van mobilisatie, van verblijf in een recruterings- en selectiecentrum of van hospitalisatie bevolen door een recruterings- en selectiecentrum, ten laatste binnen zes maanden volgend op de beëindiging van deze periode aan [1 Sigedis]1 een getuigschrift doen geworden, uit te reiken door de Minister van Landsverdediging of door het gemeentebestuur van zijn woonplaats met vermelding van zijn adres, de inlichtingen bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van dit besluit en de in onderhavige paragraaf bedoelde periode. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(Voornoemde werknemer moet voor elke periode van disciplinaire wederoproeping bij toepassing van de wet van 3 juni 1964 betreffende het statuut van de gewetensbezwaarden, ten laatste binnen de zes maanden volgend op de beëindiging van deze periode, aan [1 Sigedis]1 een getuigschrift met de in het eerste lid bedoelde vermeldingen doen geworden, uit te reiken door de Minister van Binnenlandse Zaken of door het gemeentebestuur van zijn woonplaats.) <KB 03-08-1976, art. 2> <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2024-03-28/17, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2024>
Art.5.<KB 2003-10-01/34, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Voor elk kalenderjaar en ten laatste op 30 juni van het volgende jaar deelt de [1 Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering]1, voor wat de zeelieden betreft, benevens de inlichtingen bedoeld in artikel 1, § 1, 1° van dit besluit, de volgende inlichtingen aan [2 Sigedis]2 mee :
1° het aantal met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen van ziekte, invaliditeit of rust bij bevalling voor elke werknemer die na de periode van primaire arbeidsongeschiktheid in de loop van het betrokken kalenderjaar een uitkering heeft genoten inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering, alsmede voor elke werknemer die ten laste was van die verzekering, ook vóór het verstrijken van de periode van primaire arbeidsongeschiktheid, wanneer de gelijkstelling niet moest gemeld worden door middel van de documenten bedoeld in artikel 3, § 1, van dit besluit zoals gesteld vóór zijn wijziging met ingang van 1 januari 2003;
2° het aantal met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen voor elke werknemer die, in de loop van het betrokken kalenderjaar, een getuigschrift van voortgezette verzekering heeft ingediend, voor één van de perioden bedoeld in het artikel 34, § 1, B, 3°, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.
Voor de werknemers, in staat van primaire arbeidsongeschiktheid, van voortdurende arbeidsongeschiktheid of van invaliditeit, die met toestemming van de adviserende geneesheer beroepsarbeid uitoefenen, deelt, met het oog op de toepassing van artikel 26, § 2, d), van het voornoemd koninklijk besluit van 21 december 1967, de in het eerste lid van onderhavig artikel bedoelde instelling, volgens de modaliteiten in dit zelfde artikel vermeld, aan [2 Sigedis]2, benevens de inlichtingen bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van dit besluit, de periode mede waarvoor de toestemming werd verleend.
§ 2. Voor elk kwartaal en ten laatste vóór het verstrijken van het volgende kwartaal, deelt het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, voor de aan een stelsel van sociale zekerheid onderworpen werknemers de volgende inlichtingen mede aan [2 Sigedis]2 :
1° de identificatiegegevens van de sociaal verzekerde;
2° in voorkomend geval identificatiegegevens met betrekking tot de werkgever;
3° in voorkomend geval gegevens met betrekking tot de tewerkstelling en het contract tussen de sociaal verzekerde en de werkgever;
4° het type dagen (al dan niet vergoed);
5° het aantal dagen (al dan niet vergoed);
6° het type uitkering (normale dan wel voor aangepast werk);
7° de aard van de uitkering (volledig, beperkt of aan euro 0);
8° de begin- en einddatum van de arbeidsongeschiktheid.
§ 3. Jaarlijks deelt het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, benevens de inlichtingen bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van dit besluit, aan [2 Sigedis]2 mee :
- het aantal met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen mede voor elke werknemer die tewerkgesteld gesteld was als mijnwerker en die in de loop van het betrokken kalenderjaar het invaliditeitspensioen te zijnen laste heeft genoten;
- het aantal met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen voor elke werknemer die, in de loop van het betrokken kalenderjaar, verzekerd geweest is in het stelsel van de voortgezette verzekering voor één van de perioden bedoeld in het artikel 34, § 1, B, 3°, van het voornoemd koninklijk besluit van 21 december 1967.
----------
(1)<KB 2018-05-15/05, art. 16,1°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<KB 2024-03-28/17, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2024>
Art.6.§ 1. Voor elk kalenderjaar en ten laatste op 30 juni van het volgend jaar, deelt de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening aan [2 Sigedis]2, voor elke werknemer, benevens de inlichtingen bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van dit besluit het aantal dagen mede met arbeidsdagen gelijkgesteld wegens onvrijwillige werkloosheid, wegens tewerkstelling door het Rijk, de provinciën, de gemeenten en de openbare instellingen, en wegens beroepsopleiding met het oog op de uitoefening van een arbeid als werknemer, waarvoor de werknemer in de loop van het betrokken kalenderjaar de bij de reglementering inzake onvrijwillige werkloosheid bepaalde uitkeringen of loondervingsvergoedingen heeft genoten. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Voor de werknemer die uit eigen wil in een dienstbetrekking met verkorte werktijd werd te werk gesteld en uit hoofde van die tewerkstelling werkloosheidsuitkeringen heeft genoten, deelt de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening het aantal dagen, vergoed bij toepassing van artikel 149bis van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid, afzonderlijk en rekening houdend met volgend onderscheid mede:
- het aantal volledige dagen, vergoed volgens artikel 149bis, eerste lid;
- het aantal halve dagen vergoed volgens artikel 149bis, eerste lid;
- het aantal halve dagen, vergoed volgens artikel 149 bis, tweede lid.
Voor de werkloze werknemer die een einde heeft gesteld aan zijn werkloosheid doordat hij er in toestemde huishoudelijke arbeid te verrichten, hetzij op eigen initiatief, op voorwaarde daarvan vooraf kennis te hebben gegeven aan het gewestelijk bureau van voornoemde Rijksdienst, deelt deze, met het oog op de toepassing van artikel 26, § 2, c), van het voornoemd koninklijk besluit van 21 december 1967, volgens de modaliteiten in onderhavig artikel vermeld, aan [2 Sigedis]2, benevens de inlichtingen bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van dit besluit, de periode mede waarvoor de betrokken werknemer afstand gedaan heeft van de werkloosheidsuitkeringen of indien deze periode niet beëindigd is, de datum waarop bedoelde werknemer een einde aan zijn werkloosheid heeft gesteld. Bedoelde Rijksdienst maakt hierbij tevens melding van het feit of voor de werknemer al dan niet een attest met het oog op de voortgezette verzekering aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering werd afgeleverd. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(Voor de werknemer die zich in een situatie van tijdelijke werkloosheid bevinden, worden, voor elke kalendermaand en ten laatste vóór het verstrijken van de drie maanden die erop volgen, door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening de volgende gegevens aan [2 Sigedis]2 meegedeeld :
1° de identificatiegegevens van de sociaal verzekerde;
2° identificatiegegevens met betrekking tot de werkgever;
3° gegevens met betrekking tot de tewerkstelling en het contract tussen de sociaal verzekerde en de werkgever;
4° de types tijdelijke werkloosheid die in de beschouwde maand zijn voorgekomen;
5° per type tijdelijke werkloosheid :
- het aantal uren tijdelijke werkloosheid die in aanmerking zijn genomen voor de berekening van het aantal uitkeringen;
- het aantal betaalde uitkeringen;
- het aantal uren tijdelijke werkloosheid die wegens sanctie/uitsluiting niet vergoed konden worden en,
- het aantal uitkeringen die wegens sanctie/uitsluiting niet vergoed konden worden.) <KB 2003-10-01/34, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 2. Voor elk kalenderjaar en ten laatste op 30 juni van het volgend jaar deelt, voor de zeevarenden [1 de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]1, aan [2 Sigedis]2, benevens de inlichtingen bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van dit besluit, het aantal dagen mede vervat in de perioden van gecontroleerde onvrijwillige werkloosheid bedoeld bij artikel 36, § 1, A, 1°, van het voornoemd koninklijk besluit van 21 december 1967 en die met arbeidsdagen worden gelijkgesteld. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2018-05-15/05, art. 16,2°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<KB 2024-03-28/17, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2024>
Art.7.Voor elk kalenderjaar en ten laatste op 30 juni van het volgend jaar, [1 deelt de Rijksdienst voor sociale zekerheid]1 voor elke zeeman die in de loop van het betrokken kalenderjaar een studieverlof, toegelaten door het [1 Beheerscomité van de zeevarenden]1, heeft genoten, benevens de inlichtingen bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van dit besluit, de datum van aanvang en van beëindiging van het studieverlof en het hierin begrepen aantal werkdagen, aan [2 Sigedis]2 mede. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2018-05-15/05, art. 16,4°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<KB 2024-03-28/17, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2024>
Art.8.<KB 2003-10-01/34, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Voor de werknemers die getroffen werden door een arbeidsongeval of door een ongeval overkomen op de weg van of naar het werk, dat oorzaak werd van een tijdelijke arbeidsongeschiktheid, deelt [1 Fedris]1, voor elke kalendermaand en dit ten laatste vóór het verstrijken van de derde maand die erop volgt, de volgende gegevens mee aan [2 Sigedis]2 :
1° de identificatiegegevens van de sociaal verzekerde;
2° in voorkomend geval identificatiegegevens met betrekking tot de werkgever;
3° in voorkomend geval gegevens met betrekking tot de tewerkstelling en het contract tussen de sociaal verzekerde en de werkgever;
4° de datum van het arbeidsongeval;
5° de begin- en de einddatum van de betaalperiode van de uitkering voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een arbeidsongeval;
6° het percentage arbeidsongeschiktheid.
§ 2. Voor de werknemers die werden getroffen door een beroepsziekte, die oorzaak werd van een tijdelijke arbeidsongeschiktheid, deelt het Fonds van Beroepsziekten, voor elke kalendermaand en dit ten laatste vóór het verstrijken van de derde maand die erop volgt, de volgende gegevens mee aan [2 Sigedis]2 :
1° de identificatiegegevens van de sociaal verzekerde;
2° in voorkomend geval identificatiegegevens met betrekking tot de werkgever;
3° in voorkomend geval gegevens met betrekking tot de tewerkstelling en het contract tussen de sociaal verzekerde en de werkgever;
4° het globaal arbeidsongeschiktheidspercentage;
5° de begin- en einddatum van de arbeidsongeschiktheid.
----------
(1)<KB 2018-09-06/13, art. 84, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2024-03-28/17, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2024>
Art.9.§ 1. Voor alle werknemers, die slachtoffers zijn van een arbeidsongeval, van een ongeval overkomen op de weg van of naar het werk of van een beroepsziekte, wier recht op een aanvullende of bijkomende toelage werd erkend op basis van een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 30 pct., delen met het oog op de toepassing van artikel 26, § 2, b), van het voornoemd koninklijk besluit van 21 december 1967, [1 Fedris]1, de Gemeenschappelijke Kas voor de zeevisserij, de Gemeenschappelijke Kas voor de koopvaardij [1 ...]1 aan [2 Sigedis]2 benevens de inlichtingen bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van dit besluit mede: <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° het percentage blijvende arbeidsongeschiktheid;
2° de datum vanaf welke de toelage wordt verleend;
3° het adres van de werknemer.
Voornoemde inlichtingen worden éénmaal verstrekt op het ogenblik dat het recht van de getroffenen op de toelage wordt erkend.
Dezelfde instellingen geven kennis aan [2 Sigedis]2 van elke wijziging in het arbeidsongeschiktheidspercentage en van het eventueel intrekken van de toelage. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 2. Voor de werknemers die een tegemoetkoming als gebrekkige of verminkte genieten, deelt de Dienst voor gebrekkigen en verminkten van het Ministerie van Sociale Voorzorg aan [2 Sigedis]2 dezelfde inlichtingen en wijzigingen mede als deze vermeld in § 1 van dit artikel en zulks volgens dezelfde modaliteiten. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(Voor de werknemers die een inkomensvervangende en/of een integratietegemoetkoming aan gehandicapten genieten, deelt de Dienst voor tegemoetkomingen aan gehandicapten van het Ministerie van Sociale Voorzorg volgens dezelfde modaliteiten aan [2 Sigedis]2 de inlichtingen mede voorzien in § 1 van dit artikel, met uitzondering van deze bedoeld bij het eerste lid, 1°. In afwijking van de bepalingen van § 1, eerste lid, 1°, deelt voormelde dienst evenwel de mate van het verminderd verdienvermogen, zoals dit in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten werd vastgesteld, en elke wijziging daarin, aan [2 Sigedis]2 mede.) <KB 1990-07-05/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1987><KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2018-09-06/13, art. 85, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2024-03-28/17, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2024>
Art. 9bis. <Ingevoegd bij KB 2003-10-01/34, art. 9; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de arbeiders en ermee gelijkgestelden op het vlak van de wetgeving betreffende het jaarlijks verlof der loonarbeiders deelt de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie in het betrokken vakantiejaar en voor dit jaar de volgende gegevens mee :
1° de identificatiegegevens van de sociaal verzekerde;
2° identificatiegegevens met betrekking tot de werkgever;
3° gegevens met betrekking tot de tewerkstelling en het contract tussen de sociaal verzekerde en de werkgever;
4° gegevens voor het geglobaliseerde attest per werknemer per jaar :
- het vakantiejaar;
- het arbeidsregime;
- de code " wettelijke vakantie ";
- het brutovakantiegeld;
- het enkel brutovakantiegeld;
- het dubbel brutovakantiegeld;
- het aantal vakantiedagen (voltijds equivalent) in de vijfdagenweek;
- de code " algemeen bindend verklaarde CAO vakantie ".
Art.10.(Rijksdienst voor pensioenen) deelt aan [1 Sigedis]1 de inlichtingen mede die vereist zijn voor het bijhouden van de individuele rekeningen voor de gevallen waarbij toepassing wordt gemaakt van de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 35, § 1, H, en 36, § 1, F, van het voornoemd koninklijk besluit van 21 december 1967, alsmede voor de gevallen van regularisatie van stortingen zoals die bedoeld bij de voornoemde wet van 20 mei 1949, de wet van 28 juni 1960 betreffende de sociale zekerheid der personen die tijdelijke diensten hebben volbracht bij het leger, het koninklijk besluit van 19 februari 1968 tot uitvoering van artikel 30 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 en de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2024-03-28/17, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2024>
Art.11.§ 1. De mijnwerker die een beroepsopleidingscentrum voor leerlingmijnwerkers heeft bezocht en de voorwaarden vervult bepaald bij artikel 35, § 1, F, van het voornoemd koninklijk besluit van 21 december 1967, doet met het oog op de inschrijving op zijn individuele rekening, binnen zes maanden volgend op de aanvang van zijn tewerkstelling in een van de ondernemingen bedoeld bij artikel 3, § 1, eerste lid, 2°, van voornoemd koninklijk besluit van 21 december 1967 een getuigschrift, afgeleverd door de overheid welke de opleidingscursus heeft ingericht en vermeldend benevens de inlichtingen bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van dit besluit, de datum van aanvang en van beëindiging van de opleidingsperiode alsmede het aantal hierinbegrepen werkdagen, aan [1 Sigedis]1 geworden. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 2. De mijnwerker die tijdelijk het werk in de ondergrond van de steenkolenmijnen heeft verlaten om een werkzaamheid uit te oefenen bij een inrichting tot studie of opzoekingen die rechtstreeks verband houden met het eigenlijk mijnbedrijf, en die de voorwaarden vervult bepaald bij artikel 35, § 1, K, van het voornoemd koninklijk besluit van 21 december 1967, doet met het oog op de inschrijving op zijn individuele rekening binnen zes maanden volgend op het stopzetten van bedoelde werkzaamheid, een getuigschrift, afgeleverd door de overheid onder wier leiding deze werkzaamheid plaats vond en vermeldend, benevens de inlichtingen, bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van dit besluit, de datum van aanvang en van beëindiging van de bedoelde periode, alsmede het aantal hierin begrepen werkdagen, aan [1 Sigedis]1 geworden. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 3. De zeeman, die het werk heeft onderbroken ingevolge de uitvoering van syndicale verplichtingen, doet met het oog op de inschrijving op zijn individuele rekening, binnen zes maanden volgend op het einde van de periode van werkonderbreking een getuigschrift afgeleverd door de instelling of organisatie waarbij de syndicale opdracht werd vervuld en vermeldend, benevens de inlichtingen bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van dit besluit, de aard van de opdracht, de datum van aanvang en van beëindiging, alsmede het aantal eraan bestede werkdagen, aan [1 Sigedis]1 geworden. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2024-03-28/17, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2024>
Art.12.§ 1. De gegevens welke moesten voorkomen op de individuele rekeningen, waarvan het bijhouden opgelegd was bij de wet van 21 mei 1955 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders, de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden en het koninklijk besluit van 24 oktober 1936 houdende wijziging en samenordening van de statuten der Hulp- en Voorzieningskas voor zeevarenden onder Belgische vlag, worden overgenomen op de individuele rekening bedoeld bij artikel 28 van het voornoemd koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967.
Te dien einde delen de instellingen welke met het oog op het bijhouden van de individuele rekeningen bedoeld bij de voornoemde wet van 12 juli 1957 en het voornoemd koninklijk besluit van 24 oktober 1936, in het bezit werden gesteld van de in voorgaand lid bedoelde inlichtingen, deze mede aan [1 Sigedis]1. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 2. De gegevens betreffende de periode vóór het inwerkingtreden van het voornoemd koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967, welke op de individuele rekening van de werknemers moeten gebracht worden doch nog niet werden opgenomen in de individuele rekeningen bijgehouden in uitvoering van de voornoemde wetten van 21 mei 1955 en 12 juli 1957 en het voornoemd koninklijk besluit van 24 oktober 1936, zullen aan [1 Sigedis]1 op verzoek van deze instelling medegedeeld worden door de betrokken instellingen of personen. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 3. De aan het voornoemd koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 onderworpen werknemer, die vóór 1 augustus 1965 zich in één van de toestanden van werkonderbreking als vermeld in artikel 5, § 3, van onderhavig besluit bevond gedurende een periode welke in aanmerking komt voor inschrijving op de individuele rekening, is er toe gehouden zelf aan [1 Sigedis]1 binnen zes maanden volgend op de bekendmaking van dit besluit een getuigschrift gesteld op een formulier afgeleverd door deze instelling toe te zenden.
Wanneer deze periode van werkonderbreking voortduurt na het inleveren van voormeld getuigschrift, is de werknemer ertoe gehouden maandelijks aan [1 Sigedis]1 een nieuw getuigschrift te doen geworden tot staving van het voortduren van zijn arbeidsongeschiktheid. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2024-03-28/17, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2024>
Art.13.§ 1. De aan [1 Sigedis]1 krachtens de bepalingen van dit besluit verstrekte inlichtingen worden ingeschreven op documenten, in gemeen overleg opgemaakt door [1 Sigedis]1 en de betrokken instellingen. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(In overleg tussen [1 Sigedis]1 en de betrokken instellingen en diensten, kan bij het overmaken van de inlichtingen gebruik worden gemaakt van gegevensdragers aangepast aan centra voor elektronische informatieverwerking.) <KB 1989-12-15/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1990> <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 2. De betrokken instellingen delen aan [1 Sigedis]1 elke wijziging mede, die wordt gebracht aan de voorheen verstrekte inlichtingen. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2024-03-28/17, art. 15, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2024>
Art.14.Het uittreksel, dat in uitvoering van artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 december 1967 waarbij [1 Sigedis]1 belast wordt met het bijhouden van de individuele rekening van de werknemers, door die instelling aan de werknemer gezonden wordt, vermeldt de volgende inlichtingen betreffende het betrokken kalenderjaar: <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
- het bedrag der werkelijke brutolonen, eventueel begrensd tot het bedrag op grond waarvan de bijdrage inzake pensioen berekend wordt;
- het aantal arbeidsdagen;
- het aantal met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen.
Bovendien zal [1 Sigedis]1 bij de ontvangst van de documenten bepaald in de artikelen 4, § 1, 8, § 2, en 9 van dit besluit aan de werknemer ter kennis brengen dat er op de individuele rekening nota werd genomen van de in deze documenten vermelde inlichtingen. <KB 2003-10-01/34, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2024-03-28/17, art. 16, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2024>
Art.15. <Wijzigingsbepaling>
Art.16. <Wijzigingsbepaling>
Art. 16bis. <Ingevoegd bij KB 2003-10-01/34, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De bij dit besluit bedoelde begrippen moeten worden begrepen :
a) in de zin van de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsel, of
b) in de zin van de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot het in overeenstemming brengen van sommige koninklijke besluiten inzake sociale zekerheid met het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsel, of
c) bij ontstentenis van definitie, in de zin van de begrippen gehanteerd in het kader van de aangiften van de werkgevers bij de in artikel 3 bedoelde instellingen of in het kader van de aangiften van de andere broninstellingen.
Art.17. Dit besluit heeft uitwerking op 1 november 1967, met uitzondering van artikel 16 dat uitwerking heeft op 1 januari 1968.
Art. 18. Onze Minister van Sociale Voorzorg, Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.