Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

23 JANUARI 1968. _ Ministerieel besluit houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van de tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten, verleend door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen aan de werkgevers die minder-valide werknemers tewerkstellen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1984 en tekstbijwerking tot 11-06-1997.) (NOTA : Wat het Waalse Gewest betreft is het ministerieel besluit opgeheven; BWG 1994-10-06/41, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1994) (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest; BVR 1995-04-05/75, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1995) (NOTA : opgeheven voor de Franse Gemeenschap van Brussel bij BESL 1997-03-13/44, art. 20, Inwerkingtreding : 01-01-1997, met uitzonderingen)



Inhoudstafel:


Art. 1-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Art.1. (Zie nota onder TITEL) Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° minder-valide werknemer: de minder-valide, tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst welke aanleiding geeft tot onderwerping aan de maatschappelijke zekerheid, uitgezonderd de arbeidsovereenkomst voor dienstboden, of krachtens een reglementair statuut, en voor wie het omscholings- en sociale reclasseringsproces, vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen, of, indien zijn proces nog niet werd opgemaakt, een afzonderlijke beslissing, voorziet in de tewerkstelling in een normale betrekking, met eventuele toekenning van de tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten;
  2° werkgever: ieder privaatrechtelijk of publiekrechtelijk persoon die een onder 1° bedoelde minder-valide werknemer te werk stelt.
  (NOTA : Voor de Duitstalige Gemeenschap, worden de woorden "of publiekrechetelijk" in de artikel 1, 2° geschrapt; <BDG 1994-04-26/34, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 25-08-1994>)

Art.2. (Zie nota onder TITEL) De tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten betaald ten gunste van een minder-valide werknemer, wordt aan de werkgever verleend wanneer de minder-valide werknemer, hoewel hij de vereiste lichamelijke, geestelijke en professionele geschiktheid bezit, wegens zijn handicap een periode van aanpassing aan zijn dienstbetrekking nodig heeft, om een normaal rendement te bereiken.

Art.3. (Zie nota onder TITEL) De periodes van aanpassing aan de dienstbetrekking die aanleiding kunnen geven tot de toekenning van de tegemoetkoming zijn degene die een aanvang nemen op het ogenblik dat de minder-valide werknemer:
  1° in dienst van de werkgever treedt, na geen enkele beroepsactiviteit te hebben uitgeoefend gedurende ten minste zes maanden in de loop van de negen maanden onmiddellijk vóór deze indiensttreding;
  2° bij dezelfde werkgever het werk hervat, na een onderbreking van zijn beroepsactiviteit gedurende een periode van ten minste zes maanden, tijdens welke de minder-valide werknemer hetzij uitkeringen genoten heeft inzake verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit of inzake vergoeding der schade voortspruitende uit arbeidsongevallen of uit ongevallen overkomen op de weg van en naar het werk, of voortspruitende uit beroepsziekten of uit ongevallen van gemeen recht, hetzij, in voorkomend geval, onverschillig welke andere voordelen die een dergelijke uitkering vervangen, genoten heeft, indien het een minder-valide werknemer betreft, tewerkgesteld door een publiekrechtelijk persoon;
  3° geplaatst is in een arbeidspost, die speciaal aangepast is aan zijn handicap, wanneer het Rijksfonds tegemoetkomt in de kosten tot aanpassing van deze arbeidspost.
  Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, worden de periode van beroepsopleiding, omscholing of herscholing bedoeld bij artikel 56, § 2 van voornoemd koninklijk besluit van 5 juli 1963 en de periode van arbeid in een beschermde werkplaats gelijkgesteld met een periode van beroepsinactiviteit.

Art.4. (Zie nota onder TITEL) Het Rijksfonds beslist over de aanvragen om tegemoetkoming en bepaalt, in voorkomend geval, de duur van de periode van aanpassing aan de dienstbetrekking, gedurende welke het de tegemoetkoming verleent, rekening houdend met de aard en de ernst van de handicap van de betrokken minder-valide werknemer alsmede met de particulariteiten van de arbeidspost die hij bekleedt.
  De duur van de periode waarin de tegemoetkoming wordt verleend, mag niet minder dan vier weken en niet meer dan tweeënvijftig weken belopen, wanneer het een arbeider betreft, en niet minder dan één maand en niet meer dan twaalf maanden, wanneer het een bediende betreft.
  In voorkomend geval, wordt de duur van de periode van tegemoetkoming, die door het Rijksfonds is vastgesteld, verlengd met een duur welke gelijk is aan die van de periodes waarin, tijdens deze periode van tegemoetkoming, de uitvoering van de overeenkomst geschorst werd en geen enkel loon, zelfs niet een gedeeltelijk, door de werkgever betaald werd.

Art.5. (Zie nota onder TITEL) Het bedrag van de tegemoetkoming wordt vastgesteld:
  1° gedurende een periode van maximum zes maanden: op 18 F per uur of 3 600 F per maand, naargelang het een arbeider of een bediende betreft; deze bedragen worden echter respectievelijk op 23 F en 4 600 F gebracht, wanneer de minder-valide werknemer, op het ogenblik dat de aanpassingsperiode ingaat, ten minste 55 jaar of 40 jaar oud is, naargelang het een arbeider of een bediende betreft;
  2° gedurende een periode van maximum drie maanden volgende op de periode bedoeld onder 1°: op 9 F per uur of 1 800 F per maand, naargelang het een arbeider of een bediende betreft;
  3° gedurende een periode van maximum drie maanden volgende op de periode bedoeld onder 2°: op 5 F per uur of 900 F per maand, naargelang het een arbeider of een bediende betreft.
  De in het eerste lid, 1°, bepaalde bedragen worden beperkt tot 50 t.h. van de door de werknemer betaalde brutobezoldiging wanneer deze lager is dan 32 F per uur of 6 400 F per maand, naargelang het een arbeider of een bediende betreft.

Art.6. (Zie nota onder TITEL) <MB 28-3-1972, art. 5.> De bedragen vastgesteld in artikel 5, eerste lid, worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

Art.7. (Zie nota onder TITEL) Op straffe van niet-ontvankelijkheid, moet de aanvraag om tegemoetkoming bij het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen worden ingediend binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf het ingaan van de periode van aanpassing aan de dienstbetrekking welke, overeenkomstig artikel 3, tot de toekenning van een tegemoetkoming aanleiding kan geven.
  De werkgever is verplicht, op straffe van uitsluiting, alle documenten en inlichtingen aan het Rijksfonds te doen geworden binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de datum waarop deze hem werden gevraagd.
  De raad van beheer kan, bij gemotiveerde beslissing, de bij het eerste en tweede lid bedoelde termijnen met een kwartaal verlengen, indien de werkgever doet blijken dat de vertraging te wijten is aan een oorzaak buiten zijn wil.

Art.8. (Zie nota onder TITEL) Kunnen de bij dit besluit bepaalde tegemoetkoming niet genieten:
  1° de beschermde werkplaatsen;
  2° de werkgevers die voldoen aan de voorwaarden tot toekenning van de door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening verleende tegemoetkoming in het loon van de moeilijk te plaatsen werklozen.

Art.9. (Zie nota onder TITEL) Wordt uitgesloten van het genot van de tegemoetkoming en is, in voorkomend geval, verplicht de tegemoetkoming die hij reeds zou genoten hebben, terug te betalen:
  1° de werkgever die, volgens nauwkeurige en overeenstemmende vermoedens, een of meer werknemers ontslagen heeft en ze vervangen heeft door een of meer minder-valide werknemers met het enige doel de bij dit besluit bepaalde tegemoetkoming te genieten;
  2° de werkgever die niet voldoet aan de wettelijke of reglementaire verplichtingen die hem als werkgever opgelegd zijn.

Art.10. (Zie nota onder TITEL) De uitbetaling van de tegemoetkoming geschiedt, na het verstrijken van elk kalenderkwartaal, tegen overlegging van de aan de werkgever gevraagde bewijsstukken.

Art.11. (Zie nota onder TITEL) Opgeheven worden:
  1° het ministerieel besluit van 17 maart 1965 tot vaststelling van de voorwaarden voor toekenning, door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen, van een tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten welke worden gedragen door de personen die minder-validen tewerkstellen;
  2° het ministerieel besluit van 29 oktober 1965 tot wijziging van het ministerieel besluit van 17 maart 1965 tot vaststelling van de voorwaarden voor toekenning, door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen, van een tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten welke worden gedragen door de personen die minder-validen tewerkstellen;
  3° artikel 1, 1° van het ministerieel besluit van 17 januari 1967 tot wijziging van de voorwaarden voor toekenning door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen, van een tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten welke worden gedragen door de personen die minder-validen tewerkstellen, in de kosten tot aanpassing van een arbeidspost en in de kosten van arbeidsgereedschap en werkkleding.
  Deze besluiten blijven nochtans van toepassing voor de aanvragen om tegemoetkoming, ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 12. (Zie nota onder TITEL) Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.