Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 DECEMBER 1967. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 74, § 5, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. § 1. Het rustpensioen toegekend overeenkomstig de pensioenregeling voor arbeiders en dat daadwerkelijk en voor de eerste maal is ingegaan tussen 31 december 1961 en 31 december 1967 wordt verhoogd:
  1° wat de gerechtigden met een volledige homogene loopbaan als arbeider betreft, door het gedeelte van het pensioen, berekend op basis van 42 667 F of van 31 111 F, te berekenen respectievelijk op basis van 48 334 F en van 38 667 F;
  2° wat de andere dan in 1° beoogde gerechtigden betreft:
  a) met 10,14 t.h. of met 6,78 t.h. naargelang het een pensioen voor een tewerkstelling als arbeider of een pensioen voor een tewerkstelling als mijnwerker betreft, indien de belanghebbende beantwoordt aan de voorwaarden bepaald bij artikel 8, § 1, vierde lid, b, van de wet van 21 mei 1955 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders;
  b) met 18,54 t.h. of met 14,59 t.h. naargelang het een pensioen voor een tewerkstelling als arbeider of ee
  n pensioen voor een tewerkstelling als mijnwerker betreft, indien de belanghebbende beantwoordt aan de voorwaarden bepaald bij artikel 8, § 1, vierde lid, a, van de bovengenoemde wet van 21 mei 1955.
  § 2. Het overlevingspensioen toegekend in de pensioenregeling voor arbeiders en daadwerkelijk en voor de eerste maal tussen 31 december 1961 en 31 december 1967 ingegaan, wordt verhoogd:
  a) met 35,94 t.h. indien het pensioen berekend werd op basis van een rustpensioen toegekend krachtens bovengenoemde wet van 21 mei 1955;
  b) met 32,16 t.h. indien het pensioen berekend werd op basis van een ander dan in a bedoeld rustpensioen.
  Het aldus verhoogde overlevingspensioen dient nochtans beperkt tot (52 200) F. <K.B. 8 november 1971, art. 45>

Art.2. § 1. Het rustpensioen toegekend overeenkomstig de pensioenregeling voor bedienden en werkelijk en voor de eerste maal tussen 31 december 1961 en 31 december 1967 ingegaan, wordt verhoogd:
  1° voor de gerechtigden met een volledig homogene loopbaan door het gedeelte van het pensioen dat berekend is op basis van 56613 F, 49 709 F of 44 840 F, te berekenen op basis respectievelijk van 62 500 F, 52 700 F en 50 000 F;
  2° voor de andere dan in 1° bedoelde gerechtigden:
  a) met 7,94 t.h. indien het gaat om een bediende bedoeld bij artikel 10, § 1, lid 4, b, van de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden;
  b) met 4,59 t.h. of met 8,78 t.h. naargelang het een man of een vrouw betreft indien belanghebbende beantwoordt aan de voorwaarden voorzien bij artikel 10, § 1, lid 4, a, van de bovengenoemde wet van 12 juli 1957.
  § 2. Het overlevingspensioen toegekend in de pensioenregeling voor bedienden en daadwerkelijk en voor de eerste maal tussen 31 december 1961 en 31 december 1967 ingegaan, wordt verhoogd:
  a) met 27,18 t.h. indien het pensioen berekend werd op basis van een rustpensioen toegekend krachtens bovengenoemde wet van 12 juli 1957;
  b) met 25,47 t.h. indien het pensioen berekend werd op basis van een ander dan in a bedoeld rustpensioen.
  Het aldus verhoogde overlevingspensioen dient nochtans beperkt tot (67 500) F. <K.B. 8 november 1971, art. 45>

Art.3. De rust- en overlevingspensioenen toegekend overeenkomstig de pensioenregeling voor zeevarenden onder Belgische vlag worden verhoogd door het gedeelte van het pensioen dat berekend is op basis van 42 667 F, 56 613 F, 37 464 F, 49 709 F, 28 444 F of 37 742 F te berekenen respectievelijk op basis van 48 334 F, 62 500 F, 52 700 F, 38 667 F en 48 000 F.
  De bepalingen van artikel 5, § 4, van het koninklijk besluit van 4 april 1962 betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor zeevarenden onder Belgische vlag zijn van toepassing op de in vorig lid beoogde overlevingspensioenen.

Art.4. <K.B. 8 november 1971, art. 46.> Het bedrag van 52.200 F, bedoeld bij artikel 1, § 2, laatste lid, en het bedrag van 67.500 F, bedoeld bij artikel 2, § 2, laatste lid, veranderen overeenkomstig de bepalingen van artikel 29, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit nr 50 van 24 oktober 1967. Die bedragen zijn gekoppeld aan het indexcijfer 114,20 der consumptieprijzen.

Art.5. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 1968.

Art. 6. Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit.