30 NOVEMBER 1966. - Koninklijk besluit houdende maatregelen ter vrijwaring van de rechten verkregen voor de ambtenaren die in dienst waren op 9 juli 1932.
Art. 1-7
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de beambten die op 9 juli 1932 in dienst waren en verbonden zijn aan een van de openbare diensten bedoeld in artikel 1 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, of aan een van de in hetzelfde artikel bedoelde personen, voor zover die onder het gezag van een openbare macht staan.
Om voor dit besluit in aanmerking te komen, moeten de betrokkenen zonder onderbreking sedert 9 juli 1932 de hoedanigheid van beambte van enige in het eerste lid vermelde dienst of persoon behouden hebben.
Art.2. De beambte die in een betrekking van een bevorderingsgraad benoemd zou zijn geweest indien de wetgeving op het gebruik van de talen in bestuurszaken niet toegepast had hoeven te worden, wordt in overtal bevorderd in dezelfde graad en op dezelfde datum als de inderdaad bevorderde beambte die tot de andere taalrol behoort.
Art.3. Onverminderd de toepassing van de wetsbepalingen tot regeling van het gebruik van de talen in bestuurszaken, wordt de op grond van dit besluit in overtal bevorderde beambte aangewezen voor de eerste betrekking van zijn graad die vacant wordt, indien hij aan de eisen voor benoeming in die betrekking voldoet.
In afwachting dat hij overeenkomstig het eerste lid wordt aangewezen, blijft de in overtal bevorderde beambte zijn vroegere betrekking bekleden in het kader.
Art.4. De Ministers onder wier hiërarchische of toezichthoudende bevoegdheid de diensten ressorteren, kunnen de nodige aanvullende verordeningen vaststellen opdat dit besluit in die diensten wordt toegepast.
Art.5. Het besluit van de Regent van 28 april 1947 behoudende, in het kader van het nieuw geldelijk statuut van het door de Staat bezoldigd personeel, de waarborgbepalingen genomen ten voordele van de beambten, die in hun loopbaan mochten voorbijgegaan zijn om redenen van taalkundige aard, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 april 1958, wordt opgeheven.
Art.6. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.