20 MEI 1966. - Koninklijk besluit tot toekenning aan de werkgevers van een financiële tegemoetkoming in het loon van de door hen in dienst genomen bejaarde of gehandicapte werknemers, ontslagen ten gevolge van sluitingen van steenkolenmijnen.
Art. 1-11
Artikel 1. Binnen de perken van de daartoe uitgetrokken begrotingskredieten wordt, aan de werkgevers die tengevolge van de sluiting van steenkolenmijnen afgedankte, bejaarde of gehandicapte werknemers in dienst nemen, een financiële tegemoetkoming verleend in het loon van die werknemers.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt beschouwd:
1° als bejaarde werknemer, de werknemer die, op het ogenblik van zijn indiensttreding, ten volle 50 jaar is of ten volle 40 jaar naargelang het een werkman of een bediende betreft;
2° als gehandicapte, de werknemer wiens arbeidsgeschiktheid is verminderd hetzij met ten minste 30 pct. wegens een vermindering van zijn lichamelijke geschiktheid, hetzij met ten minste 20 pct. wegens een vermindering van zijn geestelijke geschiktheid.
Voor de toepassing van het 2° van dit artikel gelden de bepalingen van artikel 35 van het koninklijk besluit van 20 december 1963.
Art.3. De bejaarde of gehandicapte werknemer moet sedert zijn afdanking gedurende ten minste zes maanden onafgebroken zonder betrekking geweest zijn.
(De Minister tot wiens bevoegdheid de tewerkstelling behoort kan echter, na advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, aan de directeur van het gewestelijk bureau van genoemde Dienst toelating verlenen om de ontslagen werknemers vrij te stellen van de voorwaarde gedurende ten minste zes maanden zonder betrekking te zijn geweest, zonder onderbreking sedert hun ontslag, indien de toestand van de arbeidsmarkt en de bijzondere toestand der belanghebbenden niet toelaten hen te herplaatsen zonder de financiële tegemoetkoming bedoeld in artikel 1 en in zover zij beantwoorden aan de voorwaarden betreffende de leeftijd of de geschiktheid bepaald bij artikel 54, paragraaf 1, 1° of 2°, van het koninklijk besluit van 20 december 1963, betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid.) <KB 10-12-1969, art. 1>
Art.4. De indienstneming door de nieuwe werkgever moet binnen de achttien maanden na de in artikel 1 bedoelde afdankingen en door bemiddeling van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening geschieden.
Art.5. Onder loon wordt verstaan het minimumloon vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst, bij al dan niet algemeen verbindend verklaarde beslissing van het paritair comité of, bij gebreke hiervan, door het gebruik, vermeerderd met de werkgeversbijdrage die verschuldigd is krachtens de wetgeving op de sociale zekerheid.
Art.6. <KB 11-10-1971, art. 1> De financiële tegemoetkoming bedoeld in artikel 1 bedraagt:
1° gedurende een periode van ten hoogste zes maanden : 24,30 frank per uur of 4 860 frank per maand, naargelang het een werkman of een bediende betreft; deze bedragen worden evenwel verhoogd tot respectievelijk 31.05 en 6 210 frank voor de werklozen die de leeftijd en geschiktheid hebben naar luid van artikel 2, lid 1, 1° en 2°;
2° gedurende een periode van ten hoogste drie maanden volgend op de onder 1° vernoemde periode : 12,15 frank per uur of 2 430 frank per maand, naargelang het een werkman of een bediende betreft;
3° gedurende een periode van ten hoogste drie maanden volgend op de onder 2° voornoemde periode : 6,75 frank per uur of 1 215 frank per maand, naargelang het een werkman of een bediende betreft.
De in het eerste lid, 1°, bedoelde bedragen werden beperkt tot 50 pct. van het door de werkgever betaald brutoloon wanneer dit loon minder bedraagt dan 43,20 frank per uur of 8 640 frank per maand, naargelang het een werkman of een bediende betreft.
De in het eerste lid bedoelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 114,20. Zij worden verhoogd of verminderd volgens de regels bedoeld in artikel 159 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid.
Art.7. (Opgeheven) <KB 10-12-1969, art. 3>
Art.8. De duur van de tegemoetkoming van het loon der werknemers wordt vastgesteld op ten hoogste een jaar.
Om de tegemoetkoming te genieten moeten de werkgevers de procedure bepaald in de artikelen 56, 57 en 58 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 in acht nemen.
De uitbetaling geschiedt door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
Art.9. De Rijksdienst voor arbeidsvoorziening houdt een naamlijst der werknemers bij voor wie een aanvraag tot het bekomen van de tegemoetkoming wordt ingediend.
Op deze lijst komt voor:
het verwijzingsnummer;
de naam van de werknemer;
de vroegere werkgever;
de nieuwe werkgever;
de datum van indienstneming;
het uitgeoefende beroep of vak;
de periode waarvoor de vergoeding is gestort;
het loon of de wedde, verbonden aan de nieuwe betrekking;
het bedrag der sociale lasten;
het totale bedrag van de uitbetaalde vergoeding.
Art.10. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 11. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.