Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

1 JULI 1965. - Koninklijk besluit betreffende de toekenning van een vergoeding voor sociale promotie aan de zelfstandigen en helpers die met goed gevolg een volledige tot het onderwijs met beperkt leerplan behorende cyclus hebben beëindigd, waardoor zij hun beroepskwalificatie kunnen verhogen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-05-1978 en tekstbijwerking tot 20-02-1998)



Inhoudstafel:


Art. 1-8
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1999027511 



Artikels:

Artikel 1. § 1. (Voor de vergoeding bedoeld in artikel 1, 2° en artikel 5 van de wet van 1 juli 1963, houdende toekenning van een vergoeding voor sociale promotie, komen in aanmerking de zelfstandigen en helpers uit de ambachts-, de handels- en de nijverheidssector, uit de vrije beroepen en uit de dienstverlenende beroepen die een eindestudiegetuigschrift, brevet of diploma kunnen voorleggen waaruit blijkt dat zij met goed gevolg een volledige cyclus van de in § 2 aangeduide leergangen hebben beëindigd.
  Dezelfde vergoeding wordt verleend aan de leerjongens en leermeisjes die een leercontract hebben gesloten overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 april 1959 betreffende de beroepsopleiding en beroepsvolmaking in de ambachten en neringen en het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de middenstand,voor de studiejaren waarvoor te hunne bate geen kinderbijslag werd toegekend.) <KB 20-03-1978, art. 1, § 1>
  § 2. (Worden in aanmerking genomen:
  a) de tot het technisch onderwijs behorende technische en beroepsleergangen van de groepen landbouwkunde, extractieve industrieën, bouw, hout, metaal en elektriciteit, scheikunde, boekbedrijf, textiel, kleding, leder, voeding, diensten aan personen, personenverzorging, handel en administratie, toegepaste kunsten, voorbereidende leergangen die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend werden door de Staat krachtens de wetten op het technisch onderwijs, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 30 april 1957.
  Elk jaar van de volledige cyclus moet ten minste 140 lesuren bevatten;
  b) de leergangen van de groep plastische kunsten, die de afdelingen bouwkunde en urbanisme, nijverheidstekenen en industriële vormgeving, voorbereiden onderwijs, monumentale kunst, sierkunsten, grafische kunsten, meubelkunst, kunsttapijtweven en kunstweven omvat, die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend werden door de Staat krachtens de wet van 14 mei 1955 tot regeling van het kunstonderwijs en van haar uitvoeringsbesluiten.
  Elk jaar van de volledige cyclus moet tenminste 140 lesuren bevatten;) <KB 14-01-1970, art. 1>
  c) (de leergangen voor scholing of voor patroonsbekwaamheid georganiseerd overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 april 1959 betreffende de beroepsopleiding en beroepsvolmaking in ambachten en neringen en het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de middenstand.
  Elk jaar van de volledige cyclus moet tenminste 140 lesuren bevatten) <KB 20-3-1978, art. 1, § 2>
  d) (de mondelinge A of B of C cursussen, georganiseerd overeenkomstig het koninklijk besluit van 23 augustus 1974 betreffende de scholing van de personen die in de landbouw werkzaam zijn, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 januari 1975.
  Een volledige cyclus moet ten minste 75 lesuren bevatten) <KB 20-3-1978, art. 1>
  (e) de leergangen op universitair niveau van het lange type en met volledig leerplan, welke 's avonds worden gegeven in inrichtingen van hoger onderwijs.) <KB 20-03-1978, art. 1, § 3>
  § 3. Niemand kan voor éénzelfde leergangsjaar op meer dan één vergoeding, ingevoerd in toepassing van artikel 1, 2°, en artikel 5,van voornoemde wet van 1 juli 1963, aanspraak maken.

Art.2. <KB 20-03-1978, art. 2> Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld op tweeduizend frank per jaar van de normale cyclus, met een maximum van tienduizend frank;
  De bedragen ingeschreven in de aangifte van schuldvordering ingediend in toepassing van het koninklijk besluit van 1 juli 1965, worden ambtshalve aangepast aan deze vermeld in dit artikel.

Art.3. <KB 20-03-1978, art. 2> Om de uitbetaling te bekomen van de vergoeding bedoeld bij artikel 1, richt de aanvrager in de vorm van het als bijlage gevoegd model, in drievoudig exemplaar, een schriftelijke aanvraag aan het Ministerie van Middenstand (Administratie voor Beroepsopleiding) uiterlijk binnen honderd tachtig dagen na de dag waarop het getuigschrift, brevet of diploma hem werd afgegeven.

Art.4. De bij artikel 3 bedoelde aanvraag moet vergezeld zijn van de volgende documenten:
  1° een voor eensluidend verklaard afschrift van het getuigschrift, het brevet of het diploma, waaruit moet blijken dat de belanghebbende met goed gevolg een der onder 1, § 2, bedoelde cyclussen van leergangen heeft beëindigd;
  2° een document vaststellende dat belanghebbende de hoedanigheid van zelfstandige of helper bezit met de melding van de sector, bedoeld bij artikel 1, § 1, in dewelke hij zijn activiteit uitoefent.
  Deze hoedanigheid mag door alle rechtsmiddelen bewezen worden.
  De leerjongens en leermeisjes bedoeld bij artikel 1, § 1 , tweede lid, leveren het bewijs van hun hoedanigheid door het erkenningsnummer van hun leercontract te vermelden en leggen tevens een getuigschrift over van de Kas voor kinderbijslag waarop de datum vermeld staat vanaf dewelke zij op de kinderbijslag geen recht meer hebben.

Art.5. <KB 20-03-1978, art. 3> <Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1998-02-05/34, art. 16, Inwerkingtreding : 02-03-1998> De controle op de toepassing van de wet wordt verricht door de ambtenaren van de Administratie voor Beroepsopleiding van het Ministerie van Middenstand.

Art.6. Voor de toepassing van dit besluit komen alleen in aanmerking de eindestudiegetuigschriften, brevetten of diploma's uitgereikt na 1 maart 1964.
  (Indien de uitreiking van het getuigschrift, brevet of diploma plaats heeft gehad vóór 31 december 1965, begint de termijn voor indiening van de aanvraag, genoemd in artikel 3, ten vroegste te lopen vanaf de dag van deze bekendmaking.) <KB 24-12-1965, art. 3>

Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art.8. Onze Minister van Middenstand en Onze Minister van Landbouw zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. Aangifte van schuldvordering <Dit formulier werd niet in het bestand opgenomen wegens technische redenen. Men kan het terugvinden in het B.St. van 27-7-1965>.