22 DECEMBER 1964. - KONINKLIJK BESLUIT betreffende de beroepsopleiding van het personeel van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-12-2001 en tekstbijwerking tot 25-12-2001)
Art. 1-3, 3bis, 3ter, 3quater, 4-12
Artikel 1. In dit besluit verstaat men onder beroepsopleiding:
1° de technische vervolmaking van de personeelsleden;
2° de voorbereiding van de ambtenaren met een graad ingedeeld in niveaus 2, 3 en 4, tot de proeven die ze moeten afleggen om op te klimmen in de administratieve hiërarchie.
Art.2. § 1. Om de technische vervolmaking van de personeelsleden te verzekeren, worden op het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid cursussen en conferenties georganiseerd.
Deze cursussen en conferenties hebben inzonderheid betrekking op de materie welke het voorwerp uitmaakt van de activiteit van het departement en op materies die daarmee in nauw verband staan.
§ 2. Ter voorbereiding van de bij artikel 1, 2°, bedoelde ambtenaren op de examens tot verhoging in graad in een~ zelfde niveau, tot toelating of tot overgang naar het niveau boven dat van de ambtenaar, organiseert de Minister cursussen, die onder meer ook verband houden met de wijze van opmaking van een verslag of de samenvatting van en de kritiek op een conferentie welke het voorwerp zijn van de eerste proef der maturiteitsexamens,
§ 3. Voor het geven van de onder §§ 1 en 2 bedoelde cursussen en conferenties kan de Minister een beroep doen op rijksambtenaren of op personen vreemd aan de administratie.
§ 4. De Minister neemt ook alle nodige maatregelen ter bevordering van de kennis van de landstalen, in hoofdzaak en van vreemde talen, in ondergeschikte orde.
Art.3.<KB 1967-11-30/31, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-1965> § 1. Een toelage van [1 24,79 €]1 per conferentie wordt verleend aan de voordrachthouders die medewerken aan de vorming of de voortgezette opleiding van ambtenaren met een bij niveau 1 ingedeelde graad.
Aan de voordrachthouders wordt een vacatiegeld van [1 4,47 €]1 per uur prestatie maar van ten minste [1 6,70 €]1 per halve dag toegekend.
Aan de voordrachthouders die tot een Rijksdienst of tot een andere openbare dienst behoren, wordt dat vacatiegeld slechts toegekend indien de vacatie ofwel na 18 uur, ofwel op een zaterdag, een zondag of een feestdag heeft plaatsgehad. Deze bepaling geldt niet voor de leden van het onderwijzend personeel.
Voor het berekenen van het vacatiegeld wordt rekening gehouden met het normale uur van vertrek uit de woonplaats of uit de administratieve standplaats en met het normale uur van terugkeer aldaar.
Het vacatiegeld bedraagt ten hoogste [1 29,75 €]1 per dag
werkelijke prestatie.
§ 2. De Minister bepaalt het bedrag van de toelagen die aan de lesgevers en monitors worden verleend.
Het bedrag van de toelage wordt vastgesteld met inachtneming van de stof en het gehalte van de cursus, alsook van het aantal verstrekte prestaties. Onder prestatie wordt verstaan een cursus van ten minste één uur.
Het hoogste bedrag van de toelage is [1 16,12 €]1 per prestatie voor de ambtenaren die tot een Rijksdienst of een andere openbare dienst behoren, [1 22,32 €]1 voor de anderen.
De Minister kan een aanvullende toelage verlenen voor het opstellen van de tekst van de cursus.
Die aanvullende toelage mag ten hoogste zoveel maal [1 6,70 €]1 bedragen als de cursus prestaties omvat.
Door het aanvaarden van die toelage, staat de lesgever de opgestelde cursussen en handboeken in volle eigendom af aan de Staat.
----------
(1)<KB 2001-12-04/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 3bis.<ingevoegd bij KB 1967-11-30/31, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1967> Een toelage van [1 6,82 €]1 per uur cursus of conferentie, eventueel vermeerderd met een aanvullende toelage van [1 3,10 €]1 voor de voorbereiding en het opstellen van een tekst, wordt verleend aan de voordrachthouders of lesgevers die medewerken aan de vorming en de voortgezette opleiding van de ambtenaren met een bij niveau 2 ingedeelde graad. Deze toelage wordt teruggebracht tot [1 4,34 €]1 wanneer de cursussen of conferenties gegeven worden door ambtenaren die tot een Rijksdienst of een andere openbare dienst behoren; het bedrag van de aanvullende toelage blijft onveranderd.
----------
(1)<KB 2001-12-04/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 3ter.<ingevoegd bij KB 1967-11-30/31, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-1967> Een toelage van [1 4,96 €]1 per uur cursus of conferentie, eventueel vermeerderd met een aanvullende toelage van [1 2,48 €]1 voor de voorbereiding en het opstellen van een tekst, wordt verleend aan de voordrachthouders of lesgevers die medewerken aan de vorming en de voortgezette opleiding van de ambtenaren met een bij niveau 3 of 4 ingedeelde graad. Deze toelage wordt teruggebracht tot [1 3,10 €]1 wanneer de conferenties of cursussen gegeven worden door ambtenaren die tot een Rijksdienst of een andere openbare dienst behoren; het bedrag van de aanvullende toelage blijft onveranderd.
----------
(1)<KB 2001-12-04/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 3quater.<ingevoegd bij KB 1967-11-30/31, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-1967> De in artikelen 3, 3bis en 3ter bedoelde personen kunnen bovendien een toelage van [1 1,24 €]1 per uur ontvangen voor de verbetering van de werken.
----------
(1)<KB 2001-12-04/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.4. De met de cursussen en conferenties belaste personen hebben voor hun verplaatsingen per spoor recht op vorderingen eerste klasse ofwel op de terugbetaling van de prijs van een reis in eerste klasse, naargelang zij al dan niet rijksambtenaar zijn.
[Zij bekomen de terugbetaling van de andere reiskosten volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.] <KB 1976-04-02/37, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-1965>
De personeelsleden die de cursussen en conferenties volgen hebben, wat de reiskosten betreft, eveneens recht op de voordelen van het in vorig lid vermeld besluit.
Art.5. [De met de cursussen en conferenties belaste personen hebben bovendien recht op de vergoedingen voor verblijfkosten volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries, gewijzigd bij koninklijk besluit van 14 december 1970.] <KB 1976-04-02/37, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1965>
Zij die geen personeelslid van het Rijk of van een openbare instelling zijn hebben recht op de vergoeding voor verblijfskosten voorzien in het in vorig lid vermeld besluit, voor de schalen F en Fbis.
Art.6. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid duidt de personen aan die gelast worden de cursussen en de conferenties te geven.
Art.7. De personeelsleden van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid die buiten de diensturen, ofwel als regelmatig leerling cursussen volgen in een officiële of vrije onderwijsinstelling, ofwel vervolmakingscursussen betreffende de stof van de examens bedoeld bij artikel 2, § 2, kunnen te dien einde een geldelijke tegemoetkoming bekomen.
Een geldelijke tegemoetkoming kan ook worden verleend aan de personeelsleden die voor de centrale examencommissie examens afleggen.
Art.8. Het bekomen van de geldelijke tegemoetkoming voorzien bij artikel 7 is afhankelijk van het indienen door het personeelslid van een aanvraag langs hiërarchische weg aan de directeur-generaal van de administratie waaronder hij ressorteert en waarin hij zijn verlangen te kennen geeft, aanvullende studiën te verrichten.
Aan deze aanvraag kan slechts gevolg gegeven worden, voor zover de voorgenomen studies ten doel hebben de beroepskennis te ontwikkelen of de administratieve toestand van het betrokken personeelslid te verbeteren.
Art.9. De geldelijke tegemoetkoming dekt het bedrag van het schoolgeld en van de kosten van inschrijving voor het eindejaarsexamen.
De geldelijke tegemoetkoming wordt toegekend voor het eerste studiejaar.
Voor de latere studiejaren wordt zij afhankelijk gesteld van het slagen voor de examens van het vorige schooljaar.
Art.10. De bij artikel 7 bedoelde geldelijke tegemoetkoming kan voor de eerste maal worden toegekend aan de personeelsleden die aan de gestelde voorwaarden hebben voldaan tijdens het schooljaar 1963-1964.
Te dien einde dienen zij een aanvraag in binnen de maand volgend op de bekendmaking van dit besluit.
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1963.
Art. 12. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.