28 JULI 1964. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de therapeutische bloedzelfstandigheden van menselijke oorsprong mogen worden ingevoerd. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-01-1997 en tekstbijwerking tot 03-04-2018)
Art. 1-4
Artikel 1.De therapeutische bloedzelfstandigheden van menselijke oorsprong mogen alleen in België worden ingevoerd wanneer daartoe vooral een vergunning is verleend door de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin of door een daartoe afgevaardigde ambtenaar [1 van Sciensano]1. <KB 2003-07-11/83, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 29-09-2003>
Die bepaling is echter niet toepasselijk op de therapeutische bloedzelfstandigheden die door de diensten van de krijgsmacht, met de voorafgaande instemming van de inspecteur-generaal van de Militaire Gezondheidsdienst, ingevoerd worden.
De invoerders kunnen verzocht worden het bewijs te leveren dat de ingevoerde therapeutische bloedzelfstandigheden van menselijke oorsprong afgenomen werden in gelijkwaardige omstandigheden als die welke in België op de afneming van therapeutische bloedzelfstandigheden van menselijke oorsprong toegepast worden.
----------
(1)<KB 2018-03-28/02, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
Art.2. Met de bewaring, distributie en terhandstelling van de ingevoerde zelfstandigheden mogen alleen worden belast in instellingen die onder de in artikel 4 der wet van 7 februari 1961 bepaalde voorwaarden erkend worden.
Art.3. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 1964.
Art. 4. Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin en Onze Minister van Landsverdediging zijn, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit belast.