26 JULI 1963. - Organiek koninklijk besluit van de Rijkskas voor rust- en overlevingspensioenen.
Art. 1-8, 8bis, 9-27
Artikel 1. De Rijkskas voor rust- en overlevingspensioenen heeft tot opdracht over te gaan tot uitbetaling van de voordelen in uitvoering van de pensioenwetgevingen die haar uitdrukkelijk deze opdracht toevertrouwen.
De Minister van Sociale Voorzorg mag haar de uitbetaling van andere voordelen, voorzien bij andere sociale wetgevingen toevertrouwen.
Art.2. <KB 27-11-1967> De Rijkskas voor rust- en overlevingspensioenen wordt beheerd door een beheerscomité samengesteld uit :
1° een voorzitter, benoemd door de Koning;
2° de voorzitter van het beheerscomité, de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal van de Rijksdienst voor werknemerspensioenen;
3° (de voorzitter van de raad van beheer, de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen;) <KB 8-2-1971>
4° de ambtenaar van het Ministerie van Sociale Voorzorg die de Dienst voor ouderdomspensioenen leidt.
Art.3. De voorzitter van het beheerscomité wordt benoemd voor een termijn van zes jaar. Zijn mandaat is vernieuwbaar.
Art.4. <KB 4-5-1971, art. 1.> De Rijkskas voor rust- en overlevingspensioenen wordt geleid door een administrateur-generaal en een adjunct-administrateur-generaal. Zij worden benoemd door de Koning die hun statuut bepaalt. De administrateur-generaal wordt met het dagelijks beheer belast.
Het vacant verklaren van de voor die personen bestemde betrekkingen geschiedt door het beheerscomité.
Binnen vijftien dagen na de openverklaring van de betrekking wordt deze vacature in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De kandidaturen moeten binnen twintig dagen na deze bekendmaking bij de voorzitter van het beheerscomité toekomen.
Binnen een maand na deze laatste termijn geeft het beheerscomité aan de Minister, van wie de instelling afhangt, zijn advies over de verschillende kandidaten.
Art.5. De persoon belast met het dagelijks beheer, voert de beslissingen van het beheerscomité uit; hij verstrekt aan dit comité alle inlichtingen en onderwerpt het alle voorstellen die voor de werking van de instelling nuttig zijn.
Hij woont de vergaderingen van het beheerscomité bij.
Hij leidt het personeel en zorgt, onder het gezag en de controle van het beheerscomité, voor de gang van zaken.
Hij oefent de bevoegdheden uit inzake het dagelijks beheer, zoals het huishoudelijk reglement deze bepaalt.
Het beheerscomité kan hem andere bepaalde bevoegdheden overdragen.
Voor een vlottere gang van zaken kan het beheerscomité binnen de grenzen en voorwaarden, die het vaststelt, de met het dagelijks beheer belaste persoon machtigen een deel van de hem verleende bevoegdheden en het ondertekenen van sommige stukken en brieven over te dragen.
De persoon belast met het dagelijks beheer vertegenwoordigt de instelling in de gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen en treedt rechtsgeldig in haar naam en voor haar rekening op, zonder dat hij zulks door een beslissing van het beheerscomité moet staven.
Hij mag nochtans, met instemming van het beheerscomité zijn bevoegdheid om op te treden namens de instelling voor de administratieve rechtscolleges in de geschillen omtrent de rechten ontstaan uit een regeling van sociale zekerheid aan een of meer leden van het personeel overdragen.
Art.6. De adjunct van de met het dagelijks beheer belaste persoon staat deze bij voor de uitvoering van alle hem opgedragen taken. Hij woont eveneens de vergaderingen van het beheerscomité bij.
Ingeval de met het dagelijks beheer belaste persoon verhinderd is, worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door zijn adjunct of, bij diens ontstentenis, door een personeelslid van de instelling, dat door het beheerscomité aangewezen wordt.
Art.7. Voor de andere dan de in artikel 5 bedoelde gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen, wordt de instelling vertegenwoordigd door de persoon die met het dagelijks beheer belast is en de voorzitter, die, gezamenlijk, rechtsgeldig in haar naam en voor haar rekening optreden.
De voorzitter wordt, wanneer hij verhinderd is, door een lid van het beheerscomité vervangen, die door dit comité aangewezen wordt.
Wanneer de voorzitter, de persoon belast met het dagelijks beheer of zijn adjunct afwezig of verhinderd zijn, verrichten twee door het beheerscomité aangewezen leden samen de handelingen.
Art.8. Onder voorbehoud van de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, beschikt het beheerscomité over alle bevoegdheden welke tot beheer van de instelling nodig zijn.
Art. 8bis. <KB 4-5-1971, art. 2> Met uitzondering van de administrateur-generaal en van de adjunct-administrateur-generaal wordt het personeel benoemd, bevorderd en ontslagen door Onze Minister van Sociale Voorzorg, op advies van het beheerscomité.
Art.9. Bij de benoeming van het personeel wordt, zoals bepaald in artikel 9, § 4, van de wet van 28 juni 1932 betreffende het gebruik der talen in bestuurszaken, een passend evenwicht in acht genomen bij het vaststellen van het getal der betrekkingen welke voor de kandidaten van elke taalgroep worden voorbehouden.
Art.10. Het beheerscomité stelt zijn huishoudelijk reglement op, dat inzonderheid :
1° de regelen stelt in verband met de bijeenroeping van het beheerscomité op verzoek van de Minister of van zijn afgevaardigde, van de voorzitter, van de persoon belast met het dagelijks beheer van de instelling of van twee leden;
2° de regelen stelt in verband met het voorzitterschap van het beheerscomité, bij afwezigheid of belet van de voorzitter;
3° vaststelt welke handelingen van dagelijks beheer zijn;
4° bepaalt onder welke voorwaarden het beheerscomité voor het onderzoek van speciale vraagstukken een beroep op bijzonder bevoegde personen kan doen;
5° voor de leden van het beheerscomité voorziet in de mogelijkheid om zich te laten bijstaan door technische raadgevers.
Art.11. Het beheerscomité wijst onder de leden van het personeel van de instelling de persoon aan die het secretariaat van het comité waarneemt.
Art.12. Wanneer het comité in gebreke blijft om een maatregel te treffen of een handeling te verrichten die door de wet of de verordeningen is voorgeschreven, kan de Minister van wie het lichaam afhangt, zich in zijn plaats stellen na het verzocht te hebben de maatregelen te nemen of de noodzakelijke handelingen te verrichten binnen een door hem gestelde tijd, die niet minder dan acht dagen mag bedragen.
Dit geldt met name wanneer de maatregel niet kan worden genomen of de handeling niet kan worden verricht omdat de voorzitter vaststelt dat gedurende twee vergaderingen over hetzelfde punt bij de stemming geen meerderheid is bereikt.
De Minister kan de bevoegdheden van het beheerscomité uitoefenen wanneer, en voor de tijd, dat dit in de onmogelijkheid verkeert tot handelen wanneer, niettegenstaande regelmatige samenroeping, het beheerscomité in de onmogelijkheid is te handelen door de herhaalde afwezigheid van de meerderheid van de leden die stemgerechtigd zijn.
Art.13. De Koning bepaalt de aan de voorzitters en leden van het beheerscomité toe te kennen vergoedingen. Deze vergoedingen zijn ten laste van de instelling die deze personen beheren.
Art.14. De Koning benoemt bij de Kas twee regeringscommissarissen, de ene op voordracht van de Minister van Sociale Voorzorg, de andere op voordracht van de Minister van Financiën.
(De Koning benoemt eveneens bij de Kas een regeringscommissaris op voordracht van de Minister van Pensioenen.) <KB 20-4-1977, art. 1>
Deze commissarissen beschikken over de macht die hun door de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut wordt toegekend.
Zij wonen de zittingen van het beheerscomité bij en worden door deze gehoord wanneer zij zulks vragen.
Art.15. De Minister van Sociale Voorzorg en de Minister van Financiën benoemen in gemeen overleg een of meer revisoren die de functies welke bij vermelde wet van 16 maart 1954 aan de revisoren toebedeeld zijn.
Art.16. De Kas houdt een afzonderlijke boekhouding voor de bewerkingen betreffende elk der wetten krachtens dewelke zij met deze bewerkingen belast is.
Art.17. De gelden nodig voor de uitbetaling der voordelen bedoeld in artikel 1 van onderhavig besluit worden haar, binnen de perken der bedragen die op het budget van de Kas ingeschreven zijn, door de instellingen bedoeld in artikel 2 en door de Minister van Sociale Voorzorg, bij middel van maandelijkse voorschotten waarvan het bedrag, bij de aanvang van elk boekjaar, door het beheerscomité wordt vastgesteld, ter beschikking gesteld.
Bij de aanvang van elk boekjaar stelt het beheerscomité eveneens de voorlopige verdeling van al de werkingsonkosten van de Kas vast, en nodigt de bij artikel 2 bedoelde instellingen en de Minister van Sociale Voorzorg uit maandelijks hun deel in de last van genoemde onkosten voor te schieten.
Vóór de jaarlijkse definitieve afsluiting der rekeningen bepaalt het beheerscomité het bedrag van de uitbetalingen die voor elk der regimes werden verricht en stelt het de definitieve verdeling der werkingsonkosten vast.
Het nodigt de betrokken instellingen en de Minister van Sociale Voorzorg uit hun rekening aan te zuiveren.
Art.18. Het bedrijfskapitaal van de Kas wordt gevormd met de maandelijkse voorschotten die in voorgaand artikel worden voorzien. Het wordt in deposito of in lopende rekening belegd in door het beheerscomité na akkoord van de Minister van Sociale Voorzorg aangeduide instellingen.
Art.19. De Kas mag voor de uitoefening van haar opdracht in België gelegen gebouwde of ongebouwde onroerende goederen verwerven.
Art.20. De Kas draagt bij middel van haar inkomsten, al de beheers- en bestuursuitgaven.
De kosten voor voor verrichtingen uitgevoerd voor rekening van openbare instellingen, andere dan deze bedoeld in artikel 2, zijn volledig ten laste van deze laatsten en maken het voorwerp uit van een jaarlijkse afrekening welke door het beheerscomité wordt opgemaakt.
Art.21. Na beslissing van het beheerscomité en goedkeuring van de Minister van Sociale Voorzorg, mag de Kas schenkingen en legaten ontvangen en stichtingen beheren.
Al de maatregelen betreffende het beheer van die schenkingen, legaten en stichtingen behoren tot de bevoegdheid van het beheerscomité.
Art.22. De algemeen beheerder en de adjunct-algemeen beheerder van de Kas, in functie op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, worden rechtens in de graad en in de functies, respectievelijk van algemeen beheerder en van adjunct-algemeen beheerder, behouden.
Art.23. Het mandaat van de bij inwerkingtreding van dit besluit in functie zijnde regeringscommissarissen en revisoren wordt krachtens verlengd.
Art.24. Het organiek koninklijk besluit van 19 april 1958 van de Rijkskas voor rust- en overlevingspensioenen wordt opgeheven.
Art.25. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art.26. Zolang het beheerscomité niet zal samengesteld zijn, worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door de Minister van Sociale Voorzorg, vertegenwoordigd door de algemeen beheerder.
Art. 27. Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit.