27 JUNI 1963. - Wet tot vaststelling van het vakantiegeld voor de personeelsleden van sommige instellingen van openbaar nut. - (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap, wat betreft het personnel van Export Vlaanderen door BVR 2000-09-22/35, art. XV 1 (1D15); Inwerkingtreding : 01-12-2000) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-2004 en tekstbijwerking tot 09-03-2011)
Art. 1-3
Artikel 1.<Zie NOTA onder TITEL> § 1. Van 1 januari 1962 af genieten, met uitsluiting van enige andere regeling, het vakantiegeld, zoals dit aan het personeel van 's lands algemeen bestuur wordt toegekend :
1° De leden van het personeel van de instellingen van openbaar nut, die ingedeeld zijn bij de categorieën A, B en C van artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut;
2° De leden van het personeel van het Instituut voor geneeskundige controle.
[3° De leden van het personeel van de Commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen, [1 en van de Nationale Bank van België]1 wat betreft het personeel overgeplaatst van de Controledienst voor de verzekeringen, dat geen arbeidsovereenkomst heeft gesloten na 1 januari 2004.] <W 2004-12-27/30, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
§ 2. Deze wet vindt geen toepassing op de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 341, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.2. <Zie NOTA onder TITEL> De Rijkskas voor jaarlijks verlof betaalt aan de in artikel 1 beoogde instellingen van openbaar nut het bedrag terug van de bijdragen als bedoeld in artikel 9, lid 2, 2°, van de wetten betreffende het jaarlijks verlof der loonarbeiders, samengeschakeld op 9 maart 1951, gewijzigd bij de wetten van 11 maart 1954, 4 juli 1956 en 28 april 1958, en door deze betaald vanaf het verlofjaar 1961.
De verlofgelden door deze kas betaald uit hoofde van de krachtens dit artikel terug te betalen bijdragen, zijn terugvorderbaar.
Art. 3. <Zie NOTA onder TITEL> In afwijking van het bepaalde in artikel 1, § 1, worden de bedragen, die 3.000 frank overtreffen en in 1962, bij toepassing van de wets- en verordeningsbepalingen als vakantiegeld werden uitgekeerd voor het verlofjaar 1961-1962 aan de personeelsleden van de bij het eerste artikel beoogde instellingen, niet teruggevorderd.