21 MAART 1961. - Ministerieel besluit betreffende de modelgoedkeuring en de installatie der taxameters. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-03-1961 en tekstbijwerking tot 19-07-2001).
Art. 1-28
Artikel 1. <MB 21-12-1962, art. 1> De taxameters geplaatst op de voertuigen moeten vanaf 1 april 1963 overeenstemmen met een goedgekeurd model.
Art.2. De modelgoedkeuring wordt afgeleverd aan één of meer bij naam aangeduide beneficianten, voor een model bepaald in het certificaat van goedkeuring.
Art.3. Om een aanvraag tot modelgoedkeuring in te dienen moet de fabrikant of de invoerder van taxameters bij de Dienst van het IJkwezen neerleggen :
- het beschrijvend bundel in dubbel van het bewust model, bevattend de beschrijving van het principe der werking, de algemene tekening, de gecoteerde tekeningen der essentiële onderdelen en de tabellen der verhoudingen voor de regelingskamwielen;
- twee toestellen overeenstemmend met de hierboven vermelde betekeningen en beschrijvingen.
Art.4. De neergelegde toestellen die met goed gevolg de proeven ondergaan hebben, noodzakelijk om hun overeenkomst vast te stellen met de technische voorwaarden in dit besluit bepaald, blijven bezwaard op de Dienst van het IJkwezen. Elk dezer toestellen is vergezeld van het beschrijvend bundel, aangevuld met een afschrift van het certificaat van goedkeuring waarvan het origineel afgeleverd wordt aan de beneficiant.
Art.5. Elke taxameter overeenstemmend met een goedgekeurd model moet op zijn voorzijde voorzien zijn van het overeenstemmend goedkeuringsnummer, het fabricatienummer, evenals de naam of de firmanaam van de fabrikant, en, gebeurlijk, van de invoerder van het toestel.
Art.6. De modelgoedkeuring wordt enkel toegestaan indien het model beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in de artikels 7 tot 24 van dit besluit.
Art.7. De onderdelen van het mechanisme van een taxameter moeten vervaardigd zijn in zulke materialen en op zodanige wijze dat hun stevigheid en stabiliteit een zekere en doeltreffende werking verzekeren bij normale gebruiksomstandigheden.
De kast moet, in dezelfde omstandigheden, stof- en waterdicht zijn. Zij moet zodanig opgevat zijn dat het bereiken van de onderdelen, waardoor ontregeling of bedrog zou mogelijk zijn, kan belet worden.
Art.8. De voorzijde moet op elk ogenblik het te betalen bedrag aanduiden, te weten opeenvolgend :
1. het bedrag van opneming, vóór en op het ogenblik, of enkel op het ogenblik, van het in werking stellen van het toestel;
2. het bedrag overeenstemmend met dit van de opneming, vermeerderd met dit voortkomend van de afgelegde afstand en de verstreken wachttijden, tijdens de werking van het toestel;
3. het eindbedrag in de stand " EINDE ", waarin het toestel dient gebracht op het ogenblik van aankomst ter bestemming.
De cijfers die het te betalen bedrag aanduiden moeten een hoogte hebben van minstens 10 mm.
Art.9. (In de onmiddellijke nabijheid van het of de kijkraampje(s) waarin het te betalen bedrag verschijnt moet op duidelijke wijze de vermelding aangebracht zijn "TE BETALEN" en/of "A PAYER", en rechts van deze kijkraampjes het symbool " euro " van de munteenheid.) <MB 2001-06-25/31, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2001>
Art.10. Indien de taxameter een mechanisme bevat dat de te betalen toeslagen registreert, moet de vermelding " TOESLAG " en/of " SUPPLEMENT " voorkomen op de voorzijde van de taxameter, in de onmiddellijke nabijheid van het overeenstemmend kijkraampje.
Dit kijkraampje moet in vrije stand nul aanwijzen als bedrag.
Art.11. De werkingsstanden van de taxameter moeten op zijn voorzijde aangeduid zijn, te weten opeenvolgend :
1. " VRIJ " en/of " LIBRE " wanneer het voertuig niet bezet is;
2. (Het tarief in munteenheden, onder de vorm " euro ", op grond waarvan het toestel registreert wanneer het in werking is. In de onmiddellijke nabijheid van het overeenstemmend kijkraampje moet de aanduiding "TARIEF per km" en/of "TARIF par km" voorkomen". ".) <MB 2001-06-25/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2001>
3. " EINDE " en/of " FIN " op het ogenblik dat de gebruiker ter bestemming is aangekomen en het te betalen bedrag vereffent.
Art.12. De aanduidingen die krachtens artikel 8 tot 11 van dit besluit voorkomen op de voorzijde van de taxameter moeten gemakkelijk leesbaar en op onuitwisbare wijze aangebracht zijn, terwijl zij duidelijk moeten afsteken bij de achtergrond en tot geen verwarring mogen aanleiding geven.
Art.13. <KB 21-10-1975, art. 13> (De aanwijzing van het te betalen bedrag moet, vanaf het in werking stellen van de taxameter, voortschrijden per aanslagen van een constante muntwaarde, gelijk aan 10 cent. De aanduiding moet gebeuren in euro en cent. De euro's en de centen worden gescheiden door een goed leesbare komma.) <MB 2001-06-25/31, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2001>
Art.14. De taxameters moeten op zodanige wijze vervaardigd zijn dat het mechanisme van prijsaanduiding uitsluitend aangedreven wordt op grond van de afgelegde afstand vanaf een bepaalde snelheid van het voertuig, en dat onder deze snelheid, evenals bij stilstand van het gehuurde voertuig, enkel het tijdwerk dit mechanisme aandrijft.
Art.15. Het mechanisme van prijsaanduiding, aangedreven op grond van de afstand, moet vooruitgaand werken bij het vooruitrijden van het voertuig; het vooruitgaan van dit mechanisme bij achteruitrijden van het voertuig is facultatief.
Bij werking van het mechanisme op grond van de afstand, moet de eerste aanslag zich voordoen na het afleggen van een bepaalde beginafstand. De volgende aanslagen moeten zich voordoen na het afleggen van afstanden die onderling gelijk zijn.
Art.16. Het tijdwerk moet bestaan uit een uurwerkmechanisme dat door de aanzetter van het toestel in gang gebracht wordt. Dit uurwerkmechanisme moet gedurende minstens 2 uur lopen zonder opnieuw opgewonden te worden.
Bij aandrijving op grond van de verlopen tijd moet de eerste aanslag plaats vinden na verloop van een bepaalde beginduur. De volgende aanslagen moeten zich voordoen na tijdsintervallen die onderling gelijk zijn.
Art.17. Wanneer het toestel in de stand " VRIJ " staat moeten alle aantekeningsmechanismen uitgeschakeld zijn, behalve het registermechanisme van de totale afstand door het voertuig afgelegd.
Vanaf de stand " VRIJ " moeten de volgende standen elkaar opvolgen :
1° de werkingsstand(en) gedurende dewelke de mechanismen van afgelegde afstand en tijd gelijktijdig moeten ingeschakeld zijn;
2° (de stand " EINDE "; in deze stand moet de aandrijving op basis van de tijd losgekoppeld zijn en moet de aandrijving op basis van de afgelegde afstand ingeschakeld zijn op het tarief I, zoals dit beschreven is in artikel 4 van het koninklijk besluit van 2 april 1975 houdende politiereglement betreffende de exploitatie van de taxidiensten; het moet onmogelijk zijn terug te keren tot de vorige stand;) <MB 1993-08-06/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1993><nota : de taximeters welke voordien zijn geþnstalleerd, moeten uiterlijk op 1 oktober 1994 aan de nieuwe voorschriften voldoen.>
3° bij de terugkeer tot de stand " VRIJ " moet, hetzij in het kijkraampje van de te betalen som de aanduiding van het bedrag van opneming terug verschijnen, hetzij het gebeurlijke bestaande scherm neergelaten wordt.
Art.18. Indien het registreren van de toeslagen geschiedt door het enig bedieningsapparaat van het toestel, is een bijkomende stand van dit apparaat toegelaten. In deze stand moet het tijdwerk uitgeschakeld zijn.
Het registreren van toeslagen mag ook geschieden door een onafhankelijk bedieningsapparaat.
Art.19. Het vlug doordraaien van de aanzetter doorheen de stand " VRIJ " moet onmogelijk zijn.
Het moet onmogelijk zijn het aanzetmechanisme te plaatsen tussen de standen voorzien in de artikels 17 en 18 van dit besluit.
(Te dien einde moet de terugkeer naar een vorige werkingsstand door terugdraaiing van de aanzetter in tegengestelde richting, onmogelijk zijn.) <MB 21-12-1962, art. 2>
Art.20. Een aangepast justeringsmechanisme moet voorzien zijn waarbij een correcte regeling van de taxameter mogelijk weze bij het opstellen van deze laatste op een bepaald voertuig. Dit mechanisme moet zodanig opgevat zijn, dat, wanneer het van de eigenlijke taxameter losgemaakt is, het onmogelijk is deze laatste een wijziging te doen ondergaan. Op de buitenzijde van de kast van dit mechanisme moet de justeringsverhouding die het verwezenlijkt, vermeld staan, zodanig dat zij duidelijk zichtbaar blijft na montage van het geheel.
De installateur is verantwoordelijk voor de juistheid van deze aanduiding.
Art.21. De taxameter moet op zijn voorzijde de vermelding dragen van zijn constante onder de vorm C = ... tr/km, waarbij de karakteristiek van de aandrijvingsas voor de afgelegde afstand aangegeven wordt.
Art.22. <MB 21-12-1962, art. 3> De taxameters dienen voorzien te zijn van totalisatoren die de controle van het gebruik van het voertuig waarop zij geplaatst zijn, moeten toelaten, evenals van de geïnde sommen; die behelst in het algemeen volgende totalisatoren : aantal opnemingen, aantal aanslagen, aantal toeslagen, totale afgelegde afstand, afstand in huur afgelegd. Deze aanduidingen moeten niet noodzakelijk voorkomen op de voorzijde, doch moeten gemakkelijk kunnen afgelezen worden zonder verplaatsing van de taxameter.
Art.23. De voorzijde van de taxameter moet van een geschikt verlichtingssysteem voorzien zijn, dat het openen van het toestel niet noodzakelijk maakt om de lichtbronnen te vervangen. Het systeem dient te werken in alle werkingsstanden, uitgenomen in stand " VRIJ ".
Art.24. De taxameters moeten de volgende nauwkeurigheid bereiken :
Aanduiding op grond van de afgelegde afstand :
beginafstand + 0 tot - 20 m
volgende afstanden + 0,0 tot - 2,0 %
Aanduiding op grond van de tijd :
+ 0,0 tot - 5,0 %.
Art.25. De taxameters moeten, zo nodig door middel van een reductor en met de vereiste nauwkeurigheid, kunnen aangepast worden aan de karakteristieken van de voertuigen waarop zij zullen geplaatst worden.
Art.26. <MB 21-12-1962, art. 4> Op de kast van elke taxameter van een goedgekeurd model of in zijn onmiddellijke nabijheid, moet een plaatje aangebracht worden met de vermelding van de verhouding van de gebeurlijke tussenreductor, van de constante aan de uitgang van de versnellingsbak, van de werkelijke omtrek en de druk der banden voor dewelke het geheel geregeld is.
Deze aanduidingen worden op dit plaatje aangebracht door de zorgen en onder de verantwoordelijkheid van de installateur van de taxameter op het voertuig.
Onder werkelijke omtrek van de banden verstaat men de afstand over dewelke het voertuig zich verplaatst voor één omwenteling van de aandrijvingswielen, bij de aangeduide druk en een belasting van 2 personen.
Art.27. Wanneer de werkingsstanden van de taxameter herhaald worden door eender welk bijkomstig systeem, van buiten het voertuig zichtbaar of niet, moeten de aanduidingen van dit systeem automatisch bevolen worden door het bedienen van de taxameter en op elk ogenblik overeenstemmen met de werkelijke werkingsstand.
Art. 28. Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.