Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

16 MEI 1960. - Wet betreffende 's lands roerend cultureel patrimonium. (NOTA : opgeheven voor de Franse Gemeenschap bij DFG 2002-07-11/62, art. 36; Inwerkingtreding : 24-09-2002) (NOTA : opgeheven voor de Duitstalige gemeenschap bij DDG2017-02-20/19, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 17-04-2017) (NOTA : opgeheven voor het Brusselse Gewest bij ORD2019-04-25/21, art. 51, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2019)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-04-2017 en tekstbijwerking tot 17-05-2019)



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Ter vrijwaring van 's lands cultureel patrimonium kan de Koning de uitvoer van de hierna opgesomde werken die meer dan honderd jaar oud zijn of waarvan de auteurs sedert meer dan vijftig jaar overleden zijn, reglementeren en, met name, van een voorafgaande vergunning afhankelijk stellen :
  a) Schilderijen, beeldhouwwerken, prenten en tekeningen, ongeacht de aard, de herkomst of de uitvoeringstechniek ervan;
  b) Sierkunstprodukten, zoals tapijtwerk, edelsmeedwerk, dinanderie en andere bewerkte metalen, keramiek, email en gebrandschilderde ramen;
  c) Eigenhandig geschreven brieven, manuscripten, incunabelen en archiefstukken.
  Geen vergunning kan echter worden geëist voor de uitvoer van werken, die na de inwerkingtreding van deze wet in België zijn ingevoerd en er minder dan dertig jaar zijn gebleven.

Art.2. De vergunning kan slechts worden geweigerd in uitzonderingsgevallen, wanneer de aangevraagde uitvoer zware schade berokkenen aan 's lands cultureel patrimonium.

Art.3. Bij het Ministerie van Openbaar Onderwijs wordt een Nationale Commissie voor het cultureel patrimonium ingesteld, die ermede belast is de M1nister van advies te dienen nopens elke maatregel ter vrijwaring van 's lands roerend cultureel patrimonium.
  Zij brengt inzonderheid haar advies uit omtrent de vraag of de aangevraagde uitvoer schadelijke gevolgen kan hebben.

Art.4. De Koning bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de Commissie. Deze zal onder meer bestaan uit conservators van musea, vertegenwoordigers van de voornaamste betrokken beroepsgroeperingen en particuliere verzamelaars.

Art.5. Overtreding van de in het artikel 1 bepaalde regeling wordt opgespoord, vervolgd en gestraft overeenkomstig de artikelen 1 en 4 van de wet van 20 december 1897 betreffende de beteugeling van de sluikhandel inzake goederen waarvan de in-, uit- en doorvoer verboden is, gewijzigd bij de wet van 30 juni 1951.

Art.6. Ambtenaren, door de Koning daartoe bijzonder gemachtigd, hebben het recht mede te werken met de ambtenaren die bevoegd zijn om overtredingen op te sporen en vast te stellen.

Art.7. Het wetens willens belemmeren van het vervallen der opdracht waarmede de in artikel 6 bedoelde ambtenaren bijzonder belast zijn, wordt opgespoord, vervolgd en gestraft overeenkomstig artikel 324 van de algemene wet van 26 augustus 1822 op het heffen van in-, uit- en doorvoerrechten en accijns, gewijzigd bij artikel 33, § 1, van de wet van 10 april 1933 houdende voorlopige wijziging van sommige douanerechten, accijnsrechten en bijzondere verbruikstaxes en invoering van nieuwe maatregelen om de sluikhandel te beletten.

Art. 8. Inbeslaggenomen of verbeurdverklaarde werken worden onder de bewaring of ter beschikking van de Minister van Openbaar Onderwijs gesteld.