15 APRIL 1959. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 24 December 1958 waarbij beroepsuitoefeningsvoorwaarden kunnen worden ingevoerd in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen.
De aanvraag tot beroepsreglementering.
Art. 1-6
De beroepsuitoefeningsvoorwaarden.
Art. 7-14
De aanvraag tot beroepsreglementering.
Artikel 1. (Opgeheven) <KB 25-02-1971, art. 43>
Art.2. (Opgeheven) <KB 25-02-1971, art. 43>
Art.3. (Opgeheven) <KB 25-02-1971, art. 43>
Art.4. (Opgeheven) <KB 25-02-1971, art. 43>
Art.5. (Opgeheven) <KB 25-02-1971, art. 43>
Art.6. (Opgeheven) <KB 25-02-1971, art. 43>
De beroepsuitoefeningsvoorwaarden.
Art.7. (Opgeheven) <KB 25-02-1971, art. 43>
Art.8. <KB 04-12-1964, art. 1> Om in aanmerking te worden genomen, moeten de in artikel 7 bedoelde titels zijn uitgereikt ofwel door een afdeling of een inrichting van door de Staat georganiseerd, gesubsidieerd of erkend onderwijs, ofwel door een door de Minister van Nationale Opvoeding en Cultuur georganiseerde centrale examencommissie, ofwel in het raam van de regeling inzake beroepsopleiding en beroepsvolmaking in de ambachten en neringen, ofwel door een overeenkomstig artikel 13 ingestelde centrale examencommissie.
Art.9. (Opgeheven) <KB 25-02-1971, art. 43>
Art.10. (Opgeheven) <KB 25-02-1971, art. 43>
Art.11. (Opgeheven) <KB 25-02-1971, art. 43>
Art.12. (Opgeheven) <KB 25-02-1971, art. 43>
Art.13. <KB 04-12-1964, art. 4> De Minister van Middenstand bepaalt de samenstelling van de centrale examencommissies en regelt de werkingswijze ervan. De leden worden voor de helft benoemd op de voordracht van de Minister van Nationale Opvoeding en Cultuur.
Art. 14. (Opgeheven) <KB 25-02-1971, art. 43>