7 APRIL 1959. - Koninklijk besluit tot inwerkingstelling van de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut der beroeps- en Reserveofficieren.
Art. 1-3
Artikel 1. De wet van 1 Maart 1958 betreffende het statuut der beroeps- en reserveofficieren wordt inwerking gesteld.
Art.2. In afwijking van artikel 1 :
1° zullen artikel 20, 3°, en artikel 22, § 1 en § 2, later in werking treden;
2° treedt artikel 98, 10°, 11° en 12°, slechts onder het volgende voorbehoud in werking : onderminderd de toepassing van artikel 52 van genoemde wet en totdat de opleiding van alle onderluitenants en kandidaat-onderluitenants die bij de inwerkingtreding van de wet nog leerling zijn in een school is voltooid, blijven voor hen in werking :
a) artikel 7, 2°, c, tweede lid, en d, tweede lid, alsook artikel 9, derde en vierde lid, van de wet van 15 September 1924 betreffende de stand en de bevordering der officieren, zoals zij zijn gewijzigd bij de wetten van 14 Juli 1930 en 30 Mei 1951;
b) artikel 14, derde lid, van de wet van 3 April 1948 op de stand en de bevordering van de officieren van de luchtmacht;
c) artikel 13, tweede lid, van de wet van 14 Juni 1951 op de stand en de bevordering van de officieren van de zeemacht.
Art. 3. Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.