6 DECEMBER 1956. _ Koninklijk besluit tot vaststelling van de werkwijze der Commissie van Beroep van het Speciaal Onderstandsfonds.
Art. 1-17
Artikel 1. Beroep tegen de beslissing van de Minister, die uitspraak doet over een aanvraag tot tegemoetkoming van het Speciaal Onderstandsfonds wordt bij de Beroepscommissie van het Speciaal Onderstandsfonds ingesteld door middel van een aan de voorzitter van die commissie gericht verzoekschrift.
Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat;
1° de naam, voornamen en woonplaats van degene voor wie de tegemoetkoming werd gevraagd;
2° de datum van de beslissing van de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin;
3° de tegen deze beslissing aangevoerde gronden;
4° de naam, voornamen en woonplaats van de verzoeker;
Het verzoekschrift wordt getekend door de verzoeker; indien deze niet kan tekenen of daartoe niet bij machte is wordt het door twee meerderjarige getuigen ondertekend.
Het beroep moet ingesteld worden voor het verstrijken van de dertigste dag die volgt op de dag waarop de beslissing van de Minister bij een per post aangetekend schrijven betekend werd.
Art.2. De Beroepscommissie van het Speciaal Onderstandsfonds heeft haar zetel te Brussel.
Zij wordt door de voorzitter bijeengeroepen telkens hij dit nodig acht voor de regelmatige behandeling der zaken.
De oproepingsbrief vermeldt plaats, dag en uur van de vergadering; hij wordt te zamen met de notulen der voorgaande vergadering volle vijf dagen voor de datum der vergadering aan de leden gezonden. In spoedeisende gevallen moet die termijn niet worden in acht genomen.
Art.3. Bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter, wordt hij vervangen door het oudste lid, dat de hoedanigheid van magistraat bezit.
Art.4. (opgeheven) <KB 25-2-1963, art. 1>
Art.5. <KB 25-2-1963, art. 2> De commissie van beroep kan slechts dan op geldige wijze zitting houden wanneer ten minste de voorzitter en twee leden aanwezig zijn of wanneer, bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter, drie leden, waaronder ten minste één magistraat, aanwezig zijn.
Ze beslist bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter of van zijn plaatsvervanger.
De commissie houdt zitting met gesloten deuren.
Art.6. De Beroepscommissie kan in haar schoot vaste secties aanstellen, speciaal belast met het onderzoek van de gevallen die op zekere ziekten of gebreken betrekking hebben.
Art.7. Voor ieder geval kan een verslaggever aangeduid worden, hetzij door de voorzitter, hetzij door de vaste sectie waaraan het geval toevertrouwd werd.
De naam van de verslaggever, met aanduiding van de zaak die hij onderzoekt en de datum waarop de zaak hem toevertrouwd werd, wordt door de secretaris in een daartoe bestemd register ingeschreven.
Art.8. De Beroepscommissie beslist niet alleen op grond van de door de appelant aangevoerde motieven, maar tevens op grond van alle gegevens die haar ter kennis gekomen zijn, zelfs al werden ze niet weerhouden door de overheid die in eerste aanleg beslist heeft.
Zo het onderzoek tot de noodzakelijkheid van een medisch onderzoek doet besluiten, duidt de commissie een geneesheer-specialist aan onder de op haar voorstel door de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin aangenomen geneesheren.
Art.9. De verzoeker is gehouden alle, hem door de Beroepscommissie gevraagde inlichtingen te verschaffen.
Bij gebreke deze binnen de 15 dagen van de door haar, bij een per post aangetekend schrijven gedane aanvraag te ontvangen, mag de Beroepscommissie het onderzoek sluiten.
Art.10. De beslissingen van de Beroepscommissie zijn gemotiveerd; ze vermelden de naam, voornamen en woonplaats van de persoon die het voorwerp van het beroep uitmaakt, de eenzelvigheid van de verzoeker en de datum der uitspraak.
Deze beslissingen worden, in naam van de Beroepscommissie, ondertekend door de voorzitter en medeondertekend door de secretaris of de adjunct-secretaris.
Art.11. De secretaris of de adjunct-secretaris betekent de beslissing aan de belanghebbende partijen, voor uitvoering, aan de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin.
Art.12. Elk jaar maakt de Beroepscommissie aan de Minister een verslag over betreffende haar werkzaamheden.
Art.13. <KB 22-4-1971, art. 3> Het bedrag van het presentiegeld en van de vergoedingen, welke toegekend worden aan de voorzitter en de leden van de commissie van beroep, wordt bepaald volgens de regels van het besluit van de Regent van 15 juli 1946 dat het bedrag van de presentiegelden en de kosten bepaalt, welke uitgekeerd worden aan de leden van de vaste commissies die van het departement van Volksgezondheid en van het Gezin afhangen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 januari 1960.
Art.14. <KB 22-4-1971, art. 4> Het bedrag van de erelonen toegekend aan de geneesheren-specialisten, aangesteld door de commissie van beroep, wordt bepaald, volgens het tarief van de uitkeringen inzake de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Art.15. De beslissingen van de Beroepscommissie worden getroffen in de taal waarin de in eerste aanleg gevelde beslissing genomen werd.
Art.16. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekend gemaakt.
Art. 17. Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.