13 DECEMBER 1954. - Koninklijk besluit betreffende de provinciale visserijcommissies en het centraal comité van het visserijfonds. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-05-1990 en tekstbijwerking tot 05-09-2017)
HOOFDSTUK I. - Provinciale visserijcommissies.
Art. 1
Art. 1 Vlaams Gewest
Art. 2-6
Art. 6 Vlaams Gewest
Art. 7
Art. 7 Vlaams Gewest
Art. 8-9
Art. 9 Vlaams Gewest
Art. 9 WAALS GEWEST
Art. 10-11
Art. 11 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK II. - Centraal comité van het visserijfonds.
Art. 12
Art. 12 Vlaams Gewest
Art. 13
Art. 13 Vlaams Gewest
Art. 13 WAALS GEWEST
Art. 14-15
Art. 15 Vlaams Gewest
Art. 16
Art. 16 Vlaams Gewest
Art. 17
Art. 17 Vlaams Gewest
Art. 18
Art. 18 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 19-21
HOOFDSTUK I. - Provinciale visserijcommissies.
Artikel 1.De provinciale visserijcommissies hebben tot taak, de inspanningen van de plaatselijke of gewestelijke vissersverenigingen te coördineren om te komen tot een gemeenschappelijk optreden in het belang van visvangst en visteelt; voorstellen te doen voor, en met inachtneming van de onderrichtingen van de Minister van Landbouw, uitvoering te geven aan maatregelen, die dienstig kunnen zijn om de productiviteit van de waterlopen te verhogen, met name door aangepaste bepotingen, door het voortbrengen van pootvis en door het uitvoeren van werken.
Om het toezicht van de visvangst en de bestraffing van stroperij te verscherpen, kunnen de commissies aan de Minister van Landbouw voorstellen, visserijwachters aan te stellen. Deze worden, onverminderd de uitoefening van hun wettelijke bevoegdheid, ter beschikking van de commissies gesteld voor de uitvoering van de overeenkomstig het eerste lid van dit artikel gelaste maatregelen. De Minister van Landbouw regelt hun werving, hun dienst en hun bezoldiging.
Alle uitgaven van de provinciale commissies, daarin begrepen de bezoldiging der visserijwachters, komen ten laste van het visserijfonds.
Art. 1_VLAAMS_GEWEST. De provinciale visserijcommissies hebben tot taak, de inspanningen van de plaatselijke of gewestelijke vissersverenigingen te coördineren om te komen tot een gemeenschappelijk optreden in het belang van visvangst en visteelt; voorstellen te doen voor, en met inachtneming van de onderrichtingen van de [1 Vlaamse minister, bevoegd voor de Landinrichting en het Natuurbehoud]1, uitvoering te geven aan maatregelen, die dienstig kunnen zijn om de productiviteit van de waterlopen te verhogen, met name door aangepaste bepotingen, door het voortbrengen van pootvis en door het uitvoeren van werken. Om het toezicht van de visvangst en de bestraffing van stroperij te verscherpen, kunnen de commissies aan de [1 Vlaamse minister, bevoegd voor de Landinrichting en het Natuurbehoud]1 voorstellen, visserijwachters aan te stellen. Deze worden, onverminderd de uitoefening van hun wettelijke bevoegdheid, ter beschikking van de commissies gesteld voor de uitvoering van de overeenkomstig het eerste lid van dit artikel gelaste maatregelen. De [1 Vlaamse minister, bevoegd voor de Landinrichting en het Natuurbehoud]1 regelt hun werving, hun dienst en hun bezoldiging. Alle uitgaven van de provinciale commissies, daarin begrepen de bezoldiging der visserijwachters, komen ten laste van het visserijfonds. In het Vlaamse Gewest bestaan vijf provinciale commissies : de provinciale visserijcommissie van Antwerpen, de provinciale visserijcommissie van Limburg, de provinciale visserijcommissie van West-Vlaanderen, de provinciale visserijcommissie van Oost-Vlaanderen en de provinciale visserijcommissie van Vlaams-Brabant, waarvan het werkingsgebied samenvalt met de grenzen respectievelijk van de provincies Antwerpen, Limburg, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en van de administratieve arrondissementen Leuven en Halle-Vilvoorde-Asse. De commissie van Vlaams-Brabant is samengesteld uit de nederlandstalige leden van de commissie Brabant, die het werkingsgebied van de commissie Vlaams-Brabant vertegenwoordigen. (BVE 1989-11-29/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 18-05-1990)> ----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art.2. De provinciegouverneur bepaalt hoeveel werkelijke leden van de commissie deel uitmaken.
Art.3. De duur van de mandaten is vier jaar.
Zij zijn vernieuwbaar. Zij worden om de twee jaar voor de helft vernieuwd.
Bij vacature vóór het einde van een mandaat, voleindigt degene die in de plaats komt het mandaat van zijn voorganger.
Art.4. Een secretaris-penningmeester, door de gouverneur aangewezen buiten de werkelijke of plaatsvervangende leden, wordt aan de commissie verbonden. Hij is niet stemgerechtigd.
Hij houdt de notulen der vergaderingen, voert de briefwisseling, bewaart het archief, houdt de kas en betaalt op bevel van de voorzitter.
Art.5. (De commissie kan een beroep doen op personen die op het gebied van visserij en visteelt bijzonder bevoegd zijn, maar die dan slechts raadgevende stem hebben.) <KB 16-09-1955, art. 1>
Zij worden door de gouverneur erkend, maar er mogen er niet meer zijn dan de helft van het aantal werkelijke leden.
Art.6.Het lidmaatschap der commissie wordt niet bezoldigd. De leden kunnen echter hun reis- en verblijfkosten terugbetaald krijgen volgens de tarieven die voor de van het Ministerie van Landbouw afhangende commissies zijn aangenomen.
Art. 6_VLAAMS_GEWEST. Het lidmaatschap der commissie wordt niet bezoldigd. De leden kunnen echter hun reis- en verblijfkosten terugbetaald krijgen volgens de tarieven die voor de van het [1 Agentschap voor Natuur en Bos]1 afhangende commissies zijn aangenomen. ----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art.7.Op voorstel van de gouverneur, kan aan de secretaris-penningmeester een jaarlijkse vergoeding worden toegekend. De Minister van Landbouw bepaalt het bedrag daarvan.
Art. 7_VLAAMS_GEWEST. Op voorstel van de gouverneur, kan aan de secretaris-penningmeester een jaarlijkse vergoeding worden toegekend. De [1 Vlaamse minister, bevoegd voor de Landinrichting en het Natuurbehoud]1 bepaalt het bedrag daarvan. ----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art.8. (De commissie vergadert wanneer de voorzitter haar bijeenroept, ten minste tweemaal 's jaars en alleszins in de eerste helft der maanden Februari en September. Zij beraadslaagt, onverschillig hoeveel leden aanwezig zijn.) <KB 16-09-1955, art. 2, § 1>
De beslissingen worden bij meerderheid der stemmen genomen.
(...) <KB 16-09-1955, art. 2, § 2>
Is de voorzitter afwezig of verhinderd, dan treedt het oudste aanwezige lid in zijn plaats op.
Indien de voorzitter het nut er van erkent, kan de commissie ook elders dan in de provinciehoofdplaats vergaderen.
Art.9.(Federaal) De woudmeesters van de provincie kunnen de vergaderingen van de commissie bijwonen, maar zij zijn niet stemgerechtigd. Zij worden regelmatig opgeroepen. Bij voorkomend geval, kan de woudmeester een houtvester opdracht geven hem te vervangen.
Art. 9_VLAAMS_GEWEST. [1 De daartoe aangewezen ambtenaren van het Agentschap voor Natuur en Bos]1 kunnen de vergaderingen van de commissie bijwonen, maar zij zijn niet stemgerechtigd. Zij worden regelmatig opgeroepen. [1 ...]1 ----------
(1)<BVR 2009-05-29/33, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 03-09-2009>
Art. 9_WAALS_GEWEST. [De woudmeesters van de provincie en de ingenieur van de Dienst voor de Visserij, of hun afgevaardigde, kunnen de vergaderingen van de commissie bijwonen, maar zij zijn niet stemgerechtigd. Zij worden er regelmatig opgeroepen.] <BWG 01-08-1983, art. 2>
Art.10. De commissie doet ieder jaar voorstellen met het oog op de aanwending van het fonds en verantwoordt het gebruik van de haar toevertrouwde bedragen met inachtneming van het bepaalde in het reglement op de comptabiliteit van het fonds.
Art.11.De provinciale commissie stelt haar reglement van orde op; dit moet door de Minister van Landbouw worden goedgekeurd.
Art. 11_VLAAMS_GEWEST. De provinciale commissie stelt haar reglement van orde op; dit moet door de [1 Vlaamse minister, bevoegd voor de Landinrichting en het Natuurbehoud]1 worden goedgekeurd. ----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
HOOFDSTUK II. - Centraal comité van het visserijfonds.
Art.12.Het centraal comité van het visserijfonds controleert en coördineert de werkzaamheden van de provinciale visserijcommissies; het doet aan de Minister van Landbouw alle nuttige voorstellen voor het aanwenden van het fonds.
Art. 12_VLAAMS_GEWEST. Het centraal comité van het Visserijfonds controleert en coördineert de werkzaamheden van de provinciale visserijcommissies wat betreft hun bevoegdheid voor het Vlaamse Gewest; het doet aan de Gemeenschapsminister bevoegd voor de riviervisserij alle nuttige voorstellen voor het aanwenden van het fonds. <BREV 18-05-1983, art. 2>
Art.13.(Het Comité wordt voorgezeten door de directeur-generaal van Waters en Bossen of door zijn gemachtigde.
Het bestaat bovendien uit vijftien leden, met name :
1° Een lid van elke provinciale visserijcommissie;
2° Twee ambtenaren van het Bestuur van Waters en Bossen;
3° Een ambtenaar van de Landelijke Waterdienst;
4° Een ambtenaar van de Exploitatiedienst der Scheepvaartwegen;
5° Een ambtenaar van de Dienst voor Zuivering der Afvalwaters;
6° Een ambtenaar van het Ministerie van Financiën.
De Minister van Landbouw benoemt de leden van het comité op voordracht van de Ministers van wie de ambtenaren afhangen, en van de provinciale visserijcommissies.
De Minister van Landbouw benoemt op dezelfde wijze een plaatsvervanger voor elk der vijftien leden.) <KB 12-05-1955, art. 1>
(Indien bij de hernieuwing waarvan sprake in artikel 3, het mandaat van het lid van de commissie, afgevaardigde bij het centraal comité, niet hernieuwd wordt, wordt er ambtshalve een einde gesteld aan het mandaat van voornoemde afgevaardigde als lid van het centraal comité.) <KB 16-09-1955, art. 3>
Art. 13_VLAAMS_GEWEST. [1 Het comité, vermeld in artikel 12, is samengesteld uit de volgende leden : 1° een lid van elke provinciale visserijcommissie die bevoegdheid heeft over grondgebied van het Vlaamse Gewest; 2° drie ambtenaren van het Agentschap voor Natuur en Bos, die bevoegd zijn inzake het natuurbehoud, vermeld in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid in artikel 6, § 1, III; 3° een ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij, die bevoegd is inzake de zuivering van afvalwater of de landbouwhydraulica, en de onbevaarbare waterlopen, vermeld in de bijzondere wet van 8 augustus 1980, vermeld in punt 2°; 4° een ambtenaar van het beleidsdomein Financiën en Begroting; 5° een ambtenaar van het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken.]1 [1 De Vlaamse minister, bevoegd voor de Landinrichting en het Natuurbehoud, benoemt de leden van het Comité op voordracht van de leidend ambtenaren van de beleidsdomeinen van wie de ambtenaren voor de uitoefening van hun opdrachten afhangen, en van de provinciale visserijcommissies.]1 [1 De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het Natuurbehoud, benoemt op dezelfde wijze een plaatsvervanger voor elk van de elf leden.]1 Het lid en plaatsvervangend lid, afgevaardigden van de provinciale visserijcommissie van de provincie Brabant, moeten nederlandstalig zijn en hun woonplaats hebben in het Vlaamse Gewest. Het comité wordt voorgezeten door de ambtenaar met de hoogste administratieve rang onder de leden bedoeld in sub 2 van dit artikel. Indien bij de hernieuwing, waarvan sprake in artikel 3, het mandaat van het lid van de commissie, afgevaardigde bij het centraal comité, niet wordt hernieuwd, wordt er ambtshalve een einde gesteld aan het mandaat van voornoemde afgevaardigde als lid van het centraal comité. ") <BREV 18-05-1983, art. 3> ----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art.5, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art. 13_WAALS_GEWEST. Het Comité wordt voorgezeten door de hoogste ambtenaar die Waters en Bossen in zijn bevoegdheden heeft bij het Ministerie van het Waalse Gewest of door zijn gemachtigde. Het bestaat bovendien uit 18 leden, namelijk : 1° twee leden van elke der Provinciale Commissies van Brabant, Hainaut, Liège, Luxembourg en Namur. De leden van de Commissie van Brabant dienen franstalig te zijn en in het Waalse Gewest te wonen; 2° voor het Ministerie van het Waalse Gewest : a) drie ambtenaren van het Bestuur van Waters en Bossen waarvan de ingenieur van de Dienst voor de Visserij; b) een ambtenaar van de Landelijke Waterdienst; c) een ambtenaar van de Dienst voor Zuivering van Afvalwaters; d) een ambtenaar van de Administratie van Financiën; e) een lid van de [1 beleidsgroep "Landelijke Aangelegenheden", afdeling "Visvangst"]1 dat de wetenschappelijke milieu's vertegenwoordigd en dat op een lijst van drie kandidaten door bedoelde [1 beleidsgroep "Landelijke Aangelegenheden", afdeling "Visvangst"]1 voorgesteld wordt; 3° een ambtenaar van de Exploitatiedienst der Scheepvaartuigen. De Executieve benoemt de leden van het comité op voorstel van de Ministers van het Waalse Executieve voor wat betreft de ambtenaren van het Ministerie van het Waalse Gewest, van de Minister van wie de Waalse Hoge Raad voor de Riviervisserij afhangt, van de Minister van wie de ambtenaar van de Exploitatiedienst der Scheepvaartwegen afhangt, en van de provinciale visserijcommissies. Vervalt het mandaat van één der leden van de commissie, afgevaardigd bij de vernieuwing waarvan melding bij artikel 3, dan wordt ambtshalve een einde gesteld aan het mandaat van dezelfde gemachtigde als lid van het Centraal Comité. ") <BWG 01-08-1983, art. 3>
----------
(1)<BWG 2017-06-29/20, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
Art.14. De duur van de mandaten is vier jaar. Bij vacature vóór het einde van een mandaat, voleindigt degene die in de plaats komt het mandaat van zijn voorganger.
Art.15.Voor het secretariaat van het comité zorgen de diensten van het Bestuur van Waters en Bossen.
Art. 15_VLAAMS_GEWEST. Voor het secretariaat van het comité [1 zorgt het Agentschap voor Natuur en Bos]1. ----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art.16.Het lidmaatschap van het comité wordt niet bezoldigd. Niettemin kunnen de leden hun reis- en verblijfkosten terugbetaald krijgen volgens de tarieven, die voor de van het Ministerie van Landbouw afhangende commissies zijn aangenomen.
Art. 16_VLAAMS_GEWEST. Het lidmaatschap van het comité wordt niet bezoldigd. Niettemin kunnen de leden hun reis- en verblijfkosten terugbetaald krijgen volgens de tarieven, die voor de van het Ministerie van Landbouw afhangende commissies zijn aangenomen. Het lidmaatschap van het comité wordt niet bezoldigd. Niettemin kunnen de leden hun reis- en verblijfkosten terugbetaald krijgen volgens de tarieven, die voor de van het [1 Agentschap voor Natuur en Bos]1 afhangende commissies zijn aangenomen. ----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art.17.(Het comité vergadert te Brussel op eenvoudige bijeenroeping van de voorzitter, telkens wanneer het nut er van wordt erkend en alleszins in de maand October.) <KB 16-09-1955, art. 4>
Tijdens deze vergadering onderzoekt het comité de voorstellen van de provinciale commissies en maakt het de globale begroting van de provinciale commissies en van het centrale comité voor het volgende dienstjaar op, om aan de Minister van Landbouw ter goedkeuring te worden voorgelegd.
Art. 17_VLAAMS_GEWEST. (Het comité vergadert te Brussel op eenvoudige bijeenroeping van de voorzitter, telkens wanneer het nut er van wordt erkend en alleszins in de maand October.) <KB 16-09-1955, art. 4> Tijdens deze vergadering onderzoekt het comité de voorstellen van de provinciale commissies en maakt het de globale begroting van de provinciale commissies en van het centrale comité voor het volgende dienstjaar op, om aan de [1 Vlaamse minister, bevoegd voor de Landinrichting en het Natuurbehoud]1 ter goedkeuring te worden voorgelegd. ----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art.18.Het comité maakt zijn reglement van orde op en legt het aan de Minister van Landbouw ter goedkeuring voor. Dit reglement regelt onder meer de betrekkingen van het comité zowel met de provinciale commissies als met de Minister.
Art. 18_VLAAMS_GEWEST. Het comité maakt zijn reglement van orde op en legt het aan de [1 Vlaamse minister, bevoegd voor de Landinrichting en het Natuurbehoud]1 ter goedkeuring voor. Dit reglement regelt onder meer de betrekkingen van het comité zowel met de provinciale commissies als met de Minister. ----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.19. (De mandaten waarvan sprake in de artikelen 3 en 14 zullen, voor de eerste maal, een einde nemen op 31 December 1958.) <KB 16-09-1955, art. 5>
Op het einde van de eerste periode van twee jaar wijst een loting de uittredende leden van elke provinciale visserijcommissie aan. Indien een commissie uit een oneven getal leden bestaat, wijst een voorafgaande loting uit of het getal der uittredende leden even of oneven moet zijn.
Art.20. Dit besluit treedt op 1 Januari 1955 in werking.
Art. 21. Onze Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.