Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

29 SEPTEMBER 1953. - Koninklijk Besluit tot wederinstelling van het pleidooirecht.



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2000003479 



Artikels:

Artikel 1. Als pleidooirecht wordt toegekend een som van :
  A. (12,50 EUR) voor de burgerlijke zaken ingeleid voor het Hof van verbreking; <KB 2000-07-20/56, art. 8; BS 30-08-2000>
  B. (7,50 EUR) voor de zaken ingeleid voor de burgerlijke kamers van het Hof van beroep; <KB 2000-07-20/56, art. 8; BS 30-08-2000>
  C. (3,70 EUR) voor de zaken ingeleid voor de burgerlijke kamers van de rechtbanken van eerste aanleg en waarover in eerste aanleg een beslissing gewezen werd met inbegrip van de zaken in kort geding; <KB 2000-07-20/56, art. 8; BS 30-08-2000>
  D. (1,85 EUR) voor de zaken ingeleid voor de burgerlijke kamers van de rechtbanken van eerste aanleg en waarover in laatste aanleg een beslissing gewezen werd, met inbegrip van de zaken in kort geding, alsmede voor het beroep van vonnissen van de vrederechter; <KB 2000-07-20/56, art. 8; BS 30-08-2000>
  E. (3,70 EUR) voor de zaken ingeleid voor de rechtbanken van koophandel en waarover in eerste aanleg een beslissing gewezen werd, met inbegrip van de zaken in kort geding; <KB 2000-07-20/56, art. 8; BS 30-08-2000>
  F. 35 frank voor de zaken ingeleid voor de rechtbanken van koophandel en waarover in laatste aanleg een beslissing gewezen werd, met inbegrip van de zaken in kort geding;
  G. 25 frank voor de zaken ingeleid voor de vrederechters en waarover in eerste aanleg een beslissing gewezen werd;
  H. (5 EUR) voor de burgerlijke vorderingen in verband met een strafvordering, bij rechtstreekse dagvaarding voor de correctionele kamers van het Hof van beroep ingeleid; <KB 2000-07-20/56, art. 8; BS 30-08-2000>
  I. (3,70 EUR) voor de burgerlijke vorderingen in verband met een strafvordering, bij rechtstreekse dagvaarding voor de correctionele rechtbanken ingeleid; <KB 2000-07-20/56, art. 8; BS 30-08-2000>
  J. 35 frank voor de burgerlijke vorderingen in verband met een strafvordering, bij rechtstreekse dagvaarding voor de politierechtbanken ingeleid;
  K. 75 frank voor de burgerlijke zaken in verband met een strafvordering, bij rechtstreekse dagvaarding voor de krijgsraden ingeleid;
  L. (3,70 EUR) voor de burgerlijke vorderingen in verband met een strafvordering, bij rechtstreekse dagvaarding voor het Militair Gerechtshof ingeleid. <KB 2000-07-20/56, art. 8; BS 30-08-2000>

Art.2. Het pleidooirecht wordt geïnd door de voorzorgskas voor advocaten waarbij de balie van het rechtsgebied aangesloten is, voor rekening van elk betrokken advocaat die gehouden is haar het bedrag er van af te staan. Dit recht wordt geïnd onder de vorm van plakzegels door deze Kas uitgegeven; deze stelt de modellen er van vast, beantwoordend aan de in artikel 1 opgegeven waarden.

Art.3. <KB 25-02-1954, art. 1, BS 28-02-1954> De (gerechtsdeurwaarder), belast met de kennisgeving van het exploot, brengt de plakzegel van de bij artikel 1 voorgeschreven waarde aan op de dagvaarding, de akte van beroep of elke andere akte waarbij een geding wordt ingeleid, wanneer een advocaat van de kennisgeving van de akte af tussenbeide komt. <W 04-07-1963, art. 48 § 4, BS 17-07-1963>
  Wanneer geen enkele advocaat vóór deze kennisgeving is tussenbeide gekomen, brengt de (gerechtsdeurwaarder) de plakzegel aan op de uitgifte van de eerste beslissing waaruit blijkt dat een advocaat is tussenbeide gekomen. <W 04-07-1963, art. 48 § 4, BS 17-07-1963>
  De (gerechtsdeurwaarder) maakt de plakzegel onbruikbaar overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 12 en 13 van het besluit van de Regent van 18 September 1947 betreffende de uitvoering van het Wetboek der zegelrechten.
  gerechtsdeurwaarder " en " huissier de justice ", ingevolge art. 48, § 4 W. 4 juli 1963 tot regeling van het statuut der gerechtsdeurwaarders. <W 04-07-1963, art. 48 § 4, BS 17-07-1963>

Art.4. Het recht wordt slechts eenmaal geïnd bij elke rechtsinstantie, zonder het aantal advocaten die in de zaak tussenbeide kwamen in aanmerking te nemen.
  Het is in de kosten begrepen en valt ten laste van de in het ongelijk gestelde partij.

Art.5. Wanneer de rechter de bij hem aanhangige zaak volledig heeft berecht zonder dat een advocaat in het geding tussenbeide is gekomen, neemt hij het bedrag van het pleidooirecht niet op in de begroting; (...). <KB 25-02-1954, art. 2, BS 28-02-1954>

Art.6. De griffiers vermelden in elke beslissing de naam van de advocaten die in de zaak tussenbeide zijn gekomen.

Art.7. Het pleidooirecht is niet verschuldigd wanneer de inleidende akte werd opgemaakt op verzoek van iemand die, zelfs gedeeltelijk, het voordeel der kosteloze rechtspleging heeft verkregen.

Art.8. Dit besluit treedt 1 maart 1954 in werking. <KB 30-12-1953, enig art., 10-01-1954>

Art. 9. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.