28 SEPTEMBER 1953. - Koninklijk besluit betreffende de toetreding tot de voorzorgskassen der advocaten, het pleidooizegel in de betaling van bijdragen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1985 en tekstbijwerking tot 30-08-2000).
Art. 1-9
Artikel 1. Ten einde door onderlinge beroepshulp pensioenen ten voordele van de advocaten, hun weduwen en hun minderjarige kinderen te vestigen en, in het algemeen, door alle daartoe dienstige middelen de sociale zekerheid van de advocaten in al haar vormen te bevorderen, kan de raad van de orde dezen er toe verplichten zich bij de voorzorgskas die hij hun aanwijst, aan te sluiten en pleidooizegels te gebruiken.
Art.2. Het bedrag van de pleidooizegel mag per advocaat die in een zaak verschijnt, niet hoger zijn dan :
(6,20 EUR) voor de burgerlijke en fiscale zaken die vóór het Hof van verbreking worden gebracht; <KB 2000-07-20/56, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(3,70 EUR) voor de strafzaken die vóór het Hof van verbreking worden gebracht; <KB 2000-07-20/56, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(5 EUR) voor de zaken die vóór het Hof van assisen worden gebracht; <KB 2000-07-20/56, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(3,70 EUR) voor de zaken die vóór de burgerlijke en fiscale kamers van het Hof van beroep worden gebracht; <KB 2000-07-20/56, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(2,50 EUR) voor de zaken die vóór de correctionele kamers van het Hof van beroep worden gebracht; <KB 2000-07-20/56, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(7,45 EUR) voor de zaken die vóór scheidsmannen worden gebracht en waarvan de waarde hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 16 van de wet van 25 maart 1876 op de bevoegdheid in burgerlijke zaken; <KB 2000-07-20/56, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(3,70 EUR) voor de zaken die vóór scheidsmannen worden gebracht en waarvan de waarde gelijk is aan of lager is dan het bedrag in hetzelfde artikel 16 bepaald; <KB 2000-07-20/56, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(2,50 EUR) voor de zaken die vóór de burgerlijke kamers van de rechtbanken van eerste aanleg of vóór de voorzitters van die rechtbanken, zetelende in kort geding, worden gebracht, wanneer die zaken in eerste aanleg kunnen worden gevonnist; <KB 2000-07-20/56, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(1,25 EUR) voor de zaken die vóór de burgerlijke kamers van de rechtbanken van eerste aanleg of vóór de voorzitters van die rechtbanken, zetelende in kort geding, worden gebracht, wanneer die zaken in laatste aanleg kunnen worden gevonnist, evenals voor het beroep van vonnissen van de vrederechters; <KB 2000-07-20/56, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(1,25 EUR) voor de zaken die vóór de correctionele kamers van de rechtbanken van eerste aanleg worden gebracht; <KB 2000-07-20/56, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
30 frank voor de zaken die vóór de correctionele kamers van de rechtbanken van eerste aanleg, zetelende in beroep van politiezaken, worden gebracht;
(1,25 EUR) voor de zaken die vóór de rechtbanken van koophandel worden gebracht, wanneer die zaken in eerste aanleg kunnen worden gevonnist; <KB 2000-07-20/56, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
25 frank vor de zaken die vóór de rechtbanken van koophandel worden gebracht, wanneer de zaken in laatste aanleg kunnen worden gevonnist, evenals voor de zaken die vóór de voorzitters van die rechtbanken, zetelende in kort geding, worden gebracht;
20 frank voor de zaken die vóór de vrederechters worden gebracht, wanneer die zaken in eerste aanleg kunnen worden gevonnist;
20 frank voor de zaken die vóór de vrederechters, zetelende in politiezaken, worden gebracht;
20 frank voor de zaken die vóór de werkrechtersraden van beroep worden gebracht;
10 frank voor de zaken die vóór de werkrechtersraden worden gebracht.
Art.3. De pleidooizegels worden uitgegeven door de voorzorgskassen, die het model en de waarde er van bepalen en zorgen voor de verkoop er van aan hun aangeslotenen, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de balies waartoe deze laatsten behoren.
De voorzorgskassen bepalen het bedrag van de pleidooizegels binnen de perken bij artikel 2 voor iedere categorie van zaken gesteld.
Art.4. De zegels worden aangebracht op de conclusie die de advocaat neerlegt ter tafel van het gerecht waarbij de zaak aanhangig is. Bij ontstentenis van conclusie worden de zegels aangebracht op een placet, opgemaakt op ongezegeld papier en neergelegd ter tafel van het gerecht waarbij de zaak aanhangig is. De zegels worden gedagtekend en ondertekend door de advocaat en geparafeerd door de voorzitter van het gerecht waarbij de zaak aanhangig is.
Art.5. Het pleidooizegel wordt vóór ieder gerecht slechts eenmaal door ieder advocaat aangebracht, welke ook het aantal en de aard zijn van de beslissingen waartoe de zaak aanleiding geeft.
Art.6. Behalve wanneer hij aangewezen is om kosteloos een behoeftige te verdedigen, mag geen enkel advocaat toegelaten worden om vóór de in artikel 2 genoemde gerechten een conclusie te nemen of te pleiten tenzij hij doet blijken dat hij overeenkomstig artikel 4 het pleidooizegel dat hij gehouden is te gebruiken, heeft aangebracht en onbruikbaar gemaakt.
Art.7. De raad van de orde kan de advocaten verplichten bijdragen te betalen.
Art.8. Op niet-naleving van de verplichtingen die bij toepassing van dit besluit de leden van de balies worden opgelegd, staan de straffen bij artikel 25 van het decreet van 14 december 1810 gesteld.
Art. 9. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.