7 APRIL 1953. - Koninklijk besluit houdende regeling van de vorm en van de wijze van onderzoek der aanvragen tot het bekomen van een uitsluitende vergunning tot het opsporen of ontginnen van petroleum en brandbare gassen. - (NOTA : houdt op van toepassing te zijn op het Vlaamse Gewest bij BVR1997-07-23/47, art. 22; Inwerkingtreding : 18-10-1997) (NOTA : opgeheven wat betrekking heeft op de exploratie en de exploitatie van koolwaterstoffen van het continentaal plat en in de territoriale zee; KB1997-10-30/36, art. 20, Inwerkingtreding : 06-12-1997.) (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij <BWG2009-03-19/64, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 09-05-2009>) en tekstbijwerking tot 27-02-2008)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-02-2008 en tekstbijwerking tot 29-04-2009)
Art. 1-5, 5bis, 5ter, 6-10
Artikel 1. De aanvragen tot het bekomen van een uitsluitende vergunning voor het opsporen of ontginnen van petroleum of brandbare gassen worden bij de Minister tot wiens bevoegdheid het mijnwezen behoort, bij eenvoudig verzoekschrift ingediend.
Het verzoekschrift moet naam, voornamen, beroep en woonplaats van de aanvrager vermelden. Indien het verzoekschrift van een vennootschap uitgaat, worden daarbij gevoegd een exemplaar der statuten en de stukken tot staving van de volmachten van de ondertekenaars van het verzoekschrift.
De aanvrager van vreemde nationaliteit is verplicht woonplaats in het Rijk te kiezen.
(Vijf exemplaren van een regelmatig bovengronds plan met de grenzen van de omtrek, waarbinnen de aanvrager zich voorneemt petroleum of brandbare gassen op te sporen of te ontginnen, dienen bij het verzoekschrift gevoegd. Dat plan, op een schaal van 1/100 000 getekend, moet bovendien vermelden de grenzen der belendende zones waarvoor reeds een opsporings- of ontginningsvergunning werd verleend, alsmede de mijnconcessies gelegen onder het grondgebied waarop het verzoekschrift betrekking heeft.) <KB 15-03-1960, art. 1> <Zie nota onder TITEL>
Art.2. Het verzoekschrift wordt de dag waarop het wordt ingediend door toedoen van de directeur-generaal van het mijnwezen in een daartoe bestemd register overgeschreven. Voor eensluidend gewaarmerkte uittreksels uit deze overschrijving worden de aanvrager op zijn verzoek afgegeven.
Van het bijzonder register kan iedere belanghebbende inzage nemen. <Zie nota onder TITEL>
Art.3. De aanvrager moet bovendien, op eigen kosten het verzoekschrift bekendmaken. Te dien einde brengt de Minister, tot wiens bevoegdheid het mijnwezen behoort, de verzoeker binnen dertig dagen na de in bovenstaand artikel 2 bedoelde overschrijving en bij een ter post aangetekende brief ter kennis in welke vorm de bekendmaking moet geschieden.
Het verzoekschrift wordt ten minste tweemaal en met dertig dagen tussentijd geplaatst in het Belgisch Staatsblad en in twee dagbladen van elk der provincies, over welker grondgebied de zone waarvoor een opsporings- of ontginningsvergunning wordt gevraagd, zich uitstrekt.
De verzoeker is gehouden, de Minister het bewijs te leveren dat de formaliteiten van bekendmaking die hem werden voorgeschreven, nagekomen zijn. <Zie nota onder TITEL>
Art.4. De in artikel 1 van dit besluit bepaalde formaliteiten zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid van het verzoekschrift; die welke in de artikelen 2 en 3 bepaald zijn, op straffe van nietigheid van de behandeling. <Zie nota onder TITEL>
Art.5. Eenieder, die in het gehele gebied waarop het verzoekschrift om vergunning betrekking heeft, of in een gedeelte daarvan petroleum of brandbare gassen wenst op te sporen of te ontginnen, kan de Minister een aanvraag om mededinging laten geworden.
Elke belanghebbende mag tegen een krachtens bovenstaand artikel 1 ingediend verzoekschrift verzet doen.
De aanvraag om mededinging en het verzet moeten worden gedaan binnen dertig dagen na de laatste door de Minister voorgeschreven bekendmaking. Zij worden de Minister bij een ter post aangetekend schrijven betekend en door de zorgen van de directeur-generaal van het mijnwezen in het bij bovenstaand artikel 2 bedoeld register overgeschreven. Zij worden bovendien, op verzoek van de stellers, door bemiddeling van een deurwaarder aan de belanghebbende personen betekend.
Voor de aanvragen om mededinging dienen de bij bovenstaand artikel 3 bedoelde bekendmakingsvoorwaarden alleen te worden nageleefd, indien zij betrekking hebben op gronden gelegen buiten de zone waarvan sprake in de oorspronkelijke aanvraag (...) <KB 15-03-1960, art. 2> <Zie nota onder TITEL>
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 5bis. (WAALSE GEWEST) <ingevoegd bij BWG 2007-12-20/A3, art. 18; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
Binnen zestig dagen na afloop van de termijn voorgeschreven voor de indiening van de aanvraag tot mededinging en van het verzet wordt een openbaar onderzoek gevoerd overeenkomstig de bepalingen van titel III van deel III van Boek I van het Milieuwetboek. Een afschrift van het aanvraagdossier wordt overgemaakt aan de gemeenten die door de directeur-generaal van het mijnwezen worden aangewezen overeenkomstig artikel D.29-4, tweede lid, van Boek I van het Milieuwetboek.
++++++++++
Art. 5ter. (WAALSE GEWEST) <ingevoegd bij BWG 2007-12-20/A3, art. 19; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
Binnen tien dagen, met ingang van de datum waarop het openbaar onderzoek is afgesloten, geeft de gemeente de directeur-generaal van het mijnwezen kennis van het afschrift van de opmerkingen en klachten, alsook van het proces-verbaal van sluiting.
++++++++++
Art.6. Binnen zestig dagen na het verstrijken van de termijn gesteld voor het doen van de aanvraag om mededinging en van het verzet, brengt de directeur-generaal van het mijnwezen bij de Minister verslag uit. Dit verslag wordt opgemaakt op advies van de aardkundige dienst en vermeldt alle gegevens, welke het mogelijk maken de financiële en technische middelen van de aanvrager en, bij voorkomend geval, van de aanvrager in mededinging te beoordelen. <Zie nota onder TITEL>
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 6. (WAALSE GEWEST)
Binnen zestig dagen na (het ontvangen van de stukken bedoeld in artikel 5ter), brengt de directeur-generaal van het mijnwezen bij de Minister verslag uit. Dit verslag wordt opgemaakt op advies van de aardkundige dienst en vermeldt alle gegevens, welke het mogelijk maken de financiële en technische middelen van de aanvrager en, bij voorkomend geval, van de aanvrager in mededinging te beoordelen. <BWG 2007-12-20/A3, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
++++++++++
Art.7. De directeur-generaal van het mijnwezen maakt zijn verslag samen met het dossier aan de Raad van State over. Deze geeft zijn advies met inachtneming van de regelen gesteld in artikel 3 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 waarbij de wetten op de mijnen, groeven en graverijen, samengeordend bij koninklijk besluit van 15 september 1919, in overeenstemming worden gebracht met de wet van 23 december 1946 houdende instelling van een Raad van State. <Zie nota onder TITEL>
Art.8. De militaire overheid wordt door de Minister van Economische Zaken en Middenstand na het advies van de Raad van State geraadpleegd. <Zie nota onder TITEL>
Art.9. Voor de aanvragen om verkoop, gehele of gedeeltelijke afstand, verdeling, verhuring en verpachting van de door de vergunningen verleende rechten, en voor de aanvragen om goedkeuring van de erfelijke overgang van deze rechten, gelden dezelfde voorschriften als voor de aanvragen om vergunning.
De formaliteiten van bekendmaking worden echter beperkt tot het plaatsen van de aanvraag in het Belgisch Staatsblad.
Verzet kan binnen dertig dagen na deze bekendmaking worden gedaan.
Het verslag van de directeur-generaal van het mijnwezen moet binnen negentig dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad worden opgemaakt. <Zie nota onder TITEL>
Art. 10. Onze Minister van Economische Zaken en Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit. <Zie nota onder TITEL>