25 JUNI 1951. _ Koninklijk besluit waarbij gepaste maatregelen om de veiligheid, hygiëne en welvoeglijkheid van de arbeiders in mijnen, ondergrondse groeven en graverijen, te verzekeren, worden voorgeschreven.
Art. 1-28
Artikel 1. De bij dit besluit voorgeschreven maatregelen zijn van toepassing op de kosteloze of tegen betaling van een huur aan de arbeiders in mijnen, ondergrondse groeven en graverijen door de leiders van bedoelde ondernemingen of door toedoen van dezen verschafte tijdelijke huisvesting.
Worden als tijdelijke huisvesting aangezien, de loodsen, huisjes en andere lokalen welke er toe bestemd zijn voormelde arbeiders voorlopig te huisvesten.
Art.2. De tijdelijke woningen en de bijgebouwen er van zullen gelegen zijn op een droog vlak, en zo mogelijk licht verheven terrein, beschermd tegen overstromingen en elke ongezondheid.
Art.3. Zij zullen opgericht worden in stevig materiaal. De muren, wanden en daken zullen waterdicht zijn. Ten einde de bewoners doeltreffend tegen vocht en koude te vrijwaren, zullen de buitenmuren of -wanden hetzij dik genoeg, hetzij dubbel, hetzij bedekt zijn met of doordrongen van vochtwerende of warmtewerende stoffen. Zo het dak rechtstreeks huisvestingslokalen bedekt, zal het verdubbeld zijn met een schotwerk of met elk ander middel om deze lokalen tegen de overdreven wijzigingen van de buitentemperatuur te beschermen.
Art.4. De nodige maatregelen zullen getroffen worden om het wegvloeien van het regenwater en van het neerstromend water te verzekeren. De daken zullen voorzien worden van een dakgoot en waterafleidingen die hetzij in waterdichte rioleringen of vergaarbakken met voldoende diameter, hetzij in reservoirs, welke voorzien zijn van een met rioleringen of waterleidingen verbonden verlaat, uitgeven of van elk ander middel om te voorkomen dat zij overlopen.
Art.5. De schoorstenen van de verwarmingstoestellen zullen gebouwd zijn in onbrandbaar materiaal en waterdicht zijn. Zij zullen bovendien derwijze gebouwd worden dat zij geen brand kunnen veroorzaken. Deze schoorstenen zullen tot boven de nok van het dak uitsteken.
Art.6. De grond van de lokalen zal voorzien zijn, hetzij van een gelijke en waterdichte bedekking, hetzij van een tegelvloer of van een aansluitende plankenvloer. Op de benedenverdieping zullen de plankenvloeren van de grond door een ledige ruimte gescheiden zijn om ze tegen de vocht te vrijwaren.
De zoldering en de zijwanden van de lokalen dienen derwijze gebouwd dat zij over hun gehele ruimte schoon kunnen gehouden worden.
In de kamers waar er voortdurend of gewoon wordt verbleven, zullen de zolderingen en de zijwanden met een laag, met verf of met een andere bedekking worden bekleed, waardoor zij gemakkelijk kunnen schoongemaakt worden.
Art.7. De hoogte van de lokalen waar er langdurig of gewoon wordt verbleven zal minstens 2 m 50 bedragen. De omvang van de slaapkamers en van de slaapzalen zal minstens 15 m**3 per bewoner boven de 14 jaar en minstens 10 m**3 per bewoner beneden die leeftijd bedragen.
Art.8. Elk lokaal waar er langdurig of gewoon wordt verbleven, zal voorzien zijn van een of van verscheidene glasramen waarvan de totale nuttige oppervlakte zal gelijk zijn aan minstens het tiende van de oppervlakte van de grond ervan.
Art.9. Al de lokalen zullen doeltreffend en voortdurend door middel van vensters, schuifraampjes, klapvensters of elk ander geschikt middel moeten kunnen verlucht worden.
Art.10. In de lokalen, welke tot keuken, eetzaal of rustzaal dienen, zullen er tafels, stoelen met rugleuning, eetkasten en kapstokken geplaatst zijn zodat zij kunnen gebruikt worden zoals voorzien.
In de slaapzalen zal elke bewoner over een persoonlijk bed, een stoel en twee haken van kapstokken beschikken. In de tot de gezinnen bestemde slaapkamers, zal het meubilair bestaan uit een of verscheidene bedden, van voldoende afmeting, alsmede uit twee stoelen, een tafeltje en, per persoon, minstens twee haken van kapstokken.
De haken van kapstokken zullen in hout of in geëmailleerd of roestvrij metaal zijn.
De bedrijfsleiders zullen het onmisbaar beddegoed verschaffen: één matras, één onderkussen en twee dekens, die warm genoeg zijn om degenen die ze gebruiken doeltreffend in elk seizoen te beschermen.
Art.11. De lokalen, welke tot keuken, eetzaal of rustzaal dienen, zullen voorzien zijn van één of meer verwarmingstoestellen met voldoend vermogen; minstens één van deze toestellen zal moeten toelaten het voedsel gemakkelijk te koken.
Deze toestellen zullen verbonden zijn aan schoorstenen met een goede trek, ten einde de regelmatige en volledige ontruiming van rook of gas te verzekeren; zij zullen nooit geen uitwaseming mogen veroorzaken. Het is verboden een sleutel of een schuifplaat op de ontruimingsleiding voor de rook en het gas te plaatsen.
Art.12. Al de lokalen zullen moeten kunstmatig kunnen verlicht worden zodra de avond valt. In de kamers welke tot keuken, eetzaal of rustzaal dienen, zal deze kunstmatige verlichting voldoende zijn om te naaien of te lezen.
Deze verlichting zal electrisch zijn, zo het mogelijk is de woongebouwen met het electriciteitsnet van de onderneming of van de gemeente te verbinden. Al de door het gebruikt verlichtingstelsel gerechtvaardigde voorzorgsmaatregelen zullen nageleefd worden.
De lampen zullen stevig aan de zoldering opgehangen of vastgehecht worden aan de wanden, en dit in voldoend aantal, opdat in elk lokaal een zoveel mogelijk even sterk licht wordt verzekerd.
Art.13. De tot huisvesting bestemde gebouwen zullen van gemakken voorzien worden, welke, volgens de voorschriften der artikelen 20 en 22 van het besluit van de Regent van 25 september 1947 houdende algemeen reglement van de maatregelen voor hygiëne en gezondheid der arbeiders in de mijnen, ondergrondse groeven en graverijen, zullen ingericht en onderhouden worden. Indien deze installaties evenwel buiten de gebouwen aangebracht worden, zullen ze noch van een waterspoeling noch van een reukafsnijder moeten voorzien zijn; in dezelfde eventualiteit, mogen bovendien de zetels van de gemakken en daaronder liggende putten vervangen worden door verplaatsbare en waterdichte kleine kuipen, met een bril boven, welke te gepasten tijde zullen geledigd worden.
De bij vorig lid beoogde sanitaire installaties zullen afzonderlijk staan en volledig gescheiden zijn voor elk van de beide geslachten, behalve wat de gemakken aangaat die uitsluitend tot de gezinnen bestemd zijn. In dit laatste geval zal elk gezin over een gemak beschikken, dat tot zijn persoonlijk gebruik voorbehouden is en met een sleutel kan gesloten worden.
Behoudens de bij vorig lid bepaalde uitzondering zal er minstens één gemak per 25 personen van mannelijke kunne en één per 15 personen van vrouwelijke kunne zijn; er zal één waterplaats per 15 gebruikers zijn.
Art.14. Zo de gemakken buiten de tot huisvesting bestemde gebouwen gelegen zijn, zal er in elk der tot de gezinnen bestemde slaapkamers een hygiënische emmer aanwezig zijn. In hetzelfde geval zullen er insgelijks ter beschikking van de bewoners van de slaapzalen hygiënische emmers gesteld worden; deze zullen geplaatst worden in nabij gelegen en door wanden en volle deuren van de slaapzalen en van de andere lokalen volledig gescheiden lokalen. Er zal ten minste één emmer per 25 personen bestaan.
Art.15. Elk gezin zal over een afzonderlijke woning beschikken die volledig van elke andere woning gescheiden is. De huisvestingslokalen voor algemeen gebruik zullen voor elk der beide geslachten gescheiden zijn.
De scheidingswanden zullen vol en dik genoeg zijn en geen deur of geen andere opening bevatten.
De echtgenoten en kinderen op jeugdige leeftijd zullen over een slaapkamer beschikken die gescheiden is van de andere lokalen door volle wanden en deuren.
Elk kind zal persoonlijk over een bed beschikken.
Het boven elkaar plaatsen der bedden is zowel in de slaapzalen als in de slaapkamers verboden.
De vensters van de slaapzalen en van de slaapkamers zullen voorzien zijn van speciale ruiten of van gordijnen bestemd om elke onbescheidenheid te verhinderen.
Art.16. De huisvestingslokalen zullen minstens een of verscheidene slaapzalen of slaapkamers, die uitsluitend daartoe bestemd zijn, en een kamer, die tegelijkertijd als keuken, eetzaal en rustzaal zal kunnen dienen, moeten omvatten.
De huisvestingslokalen zullen tot geen andere doeleinden mogen gebruikt worden.
Dieren zullen slechts mogen gekweekt of gehouden worden in daartoe ingerichte bijgebouwen.
Art.17. De bedrijfsleiders zullen aan de bewoners van de lokalen in voldoende hoeveelheid het nodig water voor het voedselverbruik, voor de keuken en voor de zindelijkheidszorgen verstrekken.
Dit water moet drinkbaar zijn of het door eenvoudig koken kunnen worden. De bewoners van de lokalen zullen persoonlijk door een geschreven en in de taal welke zij kunnen verstaan opgemaakte mededeling er van verwittigd worden dat het water drinkbaar is of dat er aanleiding toe bestaat het voor het verbruik en de keuken te laten koken.
Een dergelijke vermelding zal insgelijks voortdurend en goed leesbaar bij elke pomp en bij elk kraantje voor gemeenschappelijk gebruik aangebracht worden.
Zo het mogelijk is de huisvestingslokalen met een drinkwaterlevering te verbinden, zal deze verbinding verplicht zijn voor de waterlevering tot het voedselverbruik en voor de keuken. Deze verbinding zal evenwel niet noodzakelijk binnen de huisvestingslokalen moeten uitgeven; zij zal kunnen eindigen met gemeenschappelijke watervangen, die op gepaste plaatsen staan.
De bedrijfsleiders zullen de gepaste maatregelen treffen om te vermijden dat het gebruikt water niet blijft staan of in de nabijheid van de huisvestingsgebouwen een modderpoel vormt. Dit water zal op voldoende afstand van voornoemde gebouwen en op plaatsen worden ontruimd of uitgestort, zodat het geen hinder kan verwekken.
Art.18. De bedrijfsleiders zullen aan de bewoners van de lokalen de nodige brandstof verstrekken voor de verwarming en voor de keuken. Deze voorziening zal volgens tussen de bedrijfsleiders en de betrokken arbeiders gesloten overeenkomsten al dan niet kosteloos geschieden.
Art.19. De bedrijfsleiders zullen over de veiligheid, gezondheid en hygiëne van de huisvestingslokalen waken en zo spoedig mogelijk al de nodige herstellingen verzekeren, namelijk betreffende gebroken ruiten, het lekken van water, de beschadigingen aan de daken.
Het beddegoed zal zo dikwijls als het nodig is schoongemaakt of vernieuwd worden. Bij elke verandering van gebruiker zal het vernieuwd of ontsmet worden.
Zodra er in de lokalen of in het beddegoed ongedierte wordt aangetroffen, zullen onverwijld maatregelen getroffen worden om de onmiddellijke verdelging er van te verzekeren.
De bedrijfsleiders zullen de ontruiming of de vernietiging te gepasten tijde van het afval, waarvan sprake in volgend artikel, verzekeren.
Art.20. De bewoners zullen de woningen, de bijgebouwen, alsmede de onmiddellijke omgeving er van, zindelijk houden. Zij zullen dezelfde zorgen nemen betreffende het beddegoed en het te hunner beschikking gesteld ander materieel. Zij kunnen elke dag de slaapzalen en de slaapkamers verluchten, de toiletbehoeften ledigen en schoonmaken; zij zullen het afval, het vaagsel en alle voorwerpen welke onderhevig zijn aan gisting, ontbinding of op enigerlei wijze schade kunnen veroorzaken, dagelijks ontruimen en op de plaats, welke de bedrijfsleider zal aanwijzen, uitstorten; zij zullen de onderrichtingen van de bedrijfsleider naleven om het afvalwater te ontruimen.
Art.21. Het is aan de bewoners van de huisvestingslokalen verboden deze vrijwillig te beschadigen of te bevuilen.
Art.22. De huisvestingslokalen staan onder het toezicht van de Dienst voor Veiligheid en Hygiëne en van het Comité voor Veiligheid en Hygiëne der onderneming.
Deze dienst en dit comité zullen waken over de goede staat, het goed onderhoud en het goed gebruik der lokalen. Zij zullen namelijk het brandgevaar bestrijden.
Art.23. De ligging van de tijdelijke huisvestingen moet toelaten aan de bewoners, bij ongeval of ziekte de onontbeerlijke medische zorgen te verstrekken en schikkingen dienen getroffen om deze zorgen zo spoedig mogelijk te verzekeren.
Art.24. Het inbrengen en het verbruik van gedistilleerde alcoholische dranken in de tot huisvesting bestemde lokalen of bijgebouwen er van zijn verboden.
Art.25. De ingenieurs van het mijnwezen worden gelast de toepassing van dit besluit na te gaan.
De dokters-inspecteurs van de Dienst der Medische Arbeidsinspectie worden gelast de toepassing van de artikelen 9, 10, 13, 14, 15, 16, 17, 19, 20, 21, 23 en 24 van dit besluit na te gaan.
Art.26. De vaststelling en de beteugeling der overtredingen van de voorschriften van dit besluit zullen geschieden overeenkomstig de wet van 5 mei 1888.
Art.27. Dit besluit treedt in werking bij het verstrijken van de achtste maand na de bekendmaking er van in het Belgisch Staatsblad.
Art. 28. Onze Minister van Economische Zaken en Middenstand en onze Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg worden, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.