Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 DECEMBER 1950. - Wet tot regeling der diamantnijverheid (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-1989 en tekstbijwerking tot 01-07-2010)



Inhoudstafel:


Art. 1-6
SANCTIES.
Art. 7-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1981000621  1986012812  1991012224  1994912687  2024003325 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van deze wet slaat de uitdrukking "bewerken van diamant" alleen op het klieven, het zagen, het snijden, het slijpen, het verstellen van diamant en schijvenschuren.

Art.2. Niemand mag diamant laten bewerken, noch het voor eigen rekening bewerken, tenzij hij houder is van een bijzondere machtiging.
  De Koning bepaalt de voorwaarden voor het verlenen en het intrekken van deze machtiging, evenals de daarvoor verschuldigde taxes.
  Hij kan een organisme oprichten dat er mede belast is over de ingediende aanvragen te beslissen, onverminderd het recht van verhaal bij de Minister van Economische Zaken en Middenstand.

Art.3. Niemand mag, ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst, diamant bewerken, tenzij hij houder is van een bijzondere arbeidskaart. Deze kaart kan verkregen worden door de personen die, de dag waarop deze wet in werking treedt, het beroep van diamantbewerker uitoefenen en door degenen die het bewijs leveren dat zij een aangepaste opleiding genoten hebben in vakscholen voor diamantbewerkers, welke aan de gestelde technische voorwaarden voldoen, of die gedurende ten minste drie jaar gebonden geweest zijn door een leercontract, afgesloten door bemiddeling van het leerlingensecretariaat der diamantnijverheid.
  De houders van de arbeidskaart moeten onder het gezag, de leiding en het toezicht van de werkgever of van zijn aangestelde arbeiden.
  De Koning bepaalt de modaliteiten van toepassing van de eerste alinea van dit artikel, evenals de taxes op de arbeidskaarten.
  Hij stelt de criteria vast die als basis moeten dienen voor het onderzoek dezer aanvragen.
  Hij kan een organisme oprichten dat er mede belast is over de ingediende aanvragen te beslissen, onverminderd het recht van verhaal bij de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg.

Art.4. Niemand mag diamant bewerken of laten bewerken in een werkplaats die daartoe niet aangenomen werd door de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg of door zijn afgevaardigde.

Art.5. Vooraleer de bij de artikelen 2, 3 en 4 van de wet bepaalde reglementaire maatregelen te treffen, wint de Koning het advies in van het Nationaal Paritair Comité der diamantnijverheid, dat zijn advies binnen drie maanden moet uitbrengen.
  Na verloop van deze termijn, is het advies van het Comité niet meer vereist.

Art.6.[1 De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
   De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 39, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


SANCTIES.
Art.7.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 12°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art.8.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 12°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art.9.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 12°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art.10. De bij artikel 2, alinea 1, bedoelde machtiging wordt ingetrokken voor een termijn van één tot zes maanden indien de werkgever werklieden te werk stelt, die geen houder zijn van de arbeidskaart voorgeschreven bij artikel 3, of indien hij laat werken in een niet overeenkomstig artikel 4 aangenomen werkplaats. De arbeidskaart wordt ingetrokken voor een zelfde termijn, indien de werkman te werk gesteld wordt door een werkgever die geen houder is van de bij artikel 2, alinea 1, voorgeschreven machtiging of indien hij werkt in een niet aangenomen werkplaats.
  Deze sanctie wordt altijd uitgesproken als bijkomende straf bij de hoofdstraffen.

Art.11.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 12°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art.12.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 12°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art. 13.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 12°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>