14 APRIL 1945. - [Besluitwet betreffende bijkomende voordelen bij de jaarlijkse vakantie ten gunste van de mijnwerkers van de steenkolenmijnen.] <KBN8 23-10-1978, art. 1> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-12-1978 en tekstbijwerking tot 03-03-1998)
Art. 1-4
Artikel 1. De in de koolmijnen tewerkgestelde ondergrondse arbeiders, die te bepalen voorwaarden vervullen, hebben recht op een bijkomend verlof van ten hoogste twaalf dagen, berekend in functie van hun werkzaamheid.(Zij hebben recht op kosteloze reiskaarten op het net van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en op de vroegere vervangingsautobuslijnen van genoemde maatschappij, die overgedragen zijn aan de Nationale Maatschappij der Buurtspoorwegen, naar rata van een aantal gewone en bijkomende vakantiedagen, nader door de Koning te bepalen. De bovengrondse mijnwerkers van de steenkolenmijnen hebben recht op dezelfde voordelen naar rata van een aantal gewone vakantiedagen, nader door de Koning te bepalen. De kostprijs van de kosteloze reiskaarten valt ten laste van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers.) <KBN475 1986-11-19/33, art. 1, 002>
Andere voordelen kunnen hun toegekend worden.
(De toepassingsmodaliteiten van voorgaande voorschriften worden bij koninklijk besluit bepaald.) <W 7-6-1949, art. 10>
Art.2. De bezoldigingen betreffende de in vorig artikel bedoelde verloven worden vereffend door toedoen van het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers.
Art.3. (Opgeheven) <W 27-3-1951, art. 6>
Art. 4. Deze besluitwet treedt in werking, met terugwerkende kracht, op 1 Februari 1945.