4 JANUARI 1940. - Koninklijk besluit. - Politiereglement betreffende de exploitatie der trolleybuslijnen vergund of te vergunnen door de regeering bij toepassing van de wet van 29 Augustus 1931 houdende uitbreiding tot de trolleybussen van de wetten van 9 Juli 1875 en 15 Augustus 1897 op de tramwegen.
TITEL I. - Verplichtingen van den vergunningshouder en van zijn personeel.
Art. 1-5
TITEL II. - Politiemaatregelen ten aanzien van de reizigers en het publiek in het algemeen.
Art. 6-9
TITEL III. - Allerlei bepalingen, overtredingen.
Art. 10
Indiensttreding van het reglement.
Art. 11-12
TITEL I. - Verplichtingen van den vergunningshouder en van zijn personeel.
Artikel 1. Elk rijtuig draagt, langs voren en langs achter, een volgnummer, in cijfers van ten minste 15 centimeters hoogte.
Het nummer der lijn, evenals de eindpunten van den te volgen weg zijn aangeduid langs buiten op de rijtuigen, van voren en van achter. De nummer van de lijn, evenals de bijzonderste punten van den te volgen weg, zijn bovendien aangeduid op de rechter zijde van het rijtuig door duidelijke op afstand leesbare opschriften. Het aantal plaatsen, zoowel staande als zittende, die elk rijtuig mag bevatten, is stipt begrensd. Te dien einde, dragen elke afdeeling en elk platform, in zeer zichtbare cijfers, het opschrift van het aantal toegelatene personen, zoowel zittende als rechtstaande.
De rechtstaande reizigers mogen maar geduld worden op de hiertoe voorbehouden plaatsen. Zij mogen in geen geval, geoorloofd worden zich in de gangen te plaatsen. Deze gangen dienen altijd totaal vrij gehouden. Er mag er noch klapstoel noch om het even welk voorwerp dat het vrij verkeer belemmert, worden in geplaatst.
Art.2. De bestuurder moet volkomen stilhouden aan de voorgeschreven stopplaatsen en mag maar voortrijden nadat al de reizigers uit- en ingestapt zijn. Nochtans, als wanneer de stopplaats als "op vraag" in aangewezen, dan is de bestuurder enkel verplicht stil te houden als wanneer er reizigers zijn die vragen om af te stappen of die hun verlangen doen kennen op te stijgen. De stilstanden "op vraag" mogen voorbijgereden worden als de rijtuigen geheel volzet zijn en geen enkele reiziger vraagt om af te stappen.
Het personeel van het rijtuig mag, tijdens de diensturen geen anderen reisweg volgen dan op zijn ritblad aangewezen, tenzij het hiertoe uitdrukkelijk machtiging of schriftelijk bevel van een controleur ontvangt.
Art.3. De rijtuigen mogen niet langer op den openbaren weg blijven staan dan voor de behoeften van den dienst noodig is.
Moeten de rijtuigen, bij uitzondering, op den openbaren weg worden achtergelaten, dan moeten de remmen vastgezet worden.
De rijtuigen zijn voortdurend in goeden staat van reinheid gehouden en worden ontsmet zoo dikwijls als noodig.
Art.4. Het personeel der exploitatie houdt er de hand aan dat de voorschriften van de artikelen 6 en 7 streng worden nageleefd.
Art.5. De vergunninghouders van trolleybussen doen in de rijtuigen en in de wachthuisjes het vervoertarief, zoomede den tekst van titels II en III van dit reglement, uithangen. Hetzelfde geldt voor wat de uurregeling van de twee eerste en de twee laatste diensten betreft, alsmede van de uurregeling over de gedeelten van den dag gedurende dewelke de tijdruimten meer dan tien minuten bedragen.
TITEL II. - Politiemaatregelen ten aanzien van de reizigers en het publiek in het algemeen.
1. Reizigers.
Art.6. Het is verboden:
1° in de rijtuigen te stijgen, wanneer zij reeds het bij het reglement bepaald getal personen bevatten;
2° zonder machtiging in de rijtuigen honden of andere dieren binnen de brengen welke niet zonder hinder voor de reizigers, op den schoot kunnen gehouden worden;
3° van te reizen, zonder drager te zijn of zonder zich van een regelmatig reisbiljet te voorzien. De ontvangers zijn niet verplicht op meer dan twintig frank terug te geven;
4° verder te reizen dan de stopplaats waarvoor het biljet geldig is, zonder een regelmatig biljet te nemen;
5° te weigeren zijn biljet te vertoonen bij elke vordering van de controlebedienden;
6° in beschonken of blijkbaar onzindelijken toestand in de rijtuigen plaats te nemen; er de orde te storen of den dienst te belemmeren;
7° in de rijtuigen te zingen of zich onbetamelijk te gedragen door woord of daad;
8° te rooken in de afdeelingen voor niet rookers;
9° in de rijtuigen te spuwen, het materieel te bevuilen of te beschadigen;
10° de vensters of deuren der rijtuigen te openen, tenzij met toestemming van al de reizigers;
11° in de rijtuigen plaats te nemen met een geladen wapen, met gevaarlijke voorwerpen of met colli welke, door hun omvang, aard of reuk, de reizigers kunnen kwetsen, bevuilen, hinderen of ongemak aandoen;
12° in of uit de rijtuigen te stappen alvorens zij volkomen stilstaan of gedurende het rangeeren;
13° in de rijtuigen te stijgen langs de deur voorzien van "uitgang" of er uit te stappen langs de deur gemerkt "ingang";
14° zich uit de rijtuigen te buigen;
15° op de voettreden te blijven staan; elders recht te staan dan op de plaatsen welke hiertoe bestemd en voorbehouden zijn;
16° aan de bedienings- of veiligheidstoestellen te raken;
17° van uit een rijtuig voorwerpen te werpen welke het publiek kunnen kwetsen, bevuilen of verschrikken;
18° het personeel der lijn in dwaling te brengen, hetzij door nabootsen van de gebruikelijke seinen, hetzij door het geven van valsch alarm;
19° van bij den bestuurder, colli, reisgoed of andere voorwerpen te plaatsen die hem in zijne bewegingen kunnen hinderen.
Art.7. In de rijtuigen met platformen zijn de reizigers verplicht de zitplaatsen af bestaan aan de oorlogsverminkten, die moeilijk kunnen blijven recht staan. Deze verminkten, evenals de personen die kinderen dragen, hebben den voorrang om in de rijtuigen te stappen.
In de stoppunten voorzien van een oproepingsbewijs uitdeeler, hebben de reizigers voorzien van bewijzen den voorkeur bij het instijgen der rijtuigen en wel in de volgorde van de nummering der ticketten.
Art.8. De reizigers zijn verzocht aan het exploitatiepersoneel te gehoorzamen voor wat het naleven der vorenstaande bepalingen betreft.
2. Voor het publiek in het algemeen.
Art.9. Het is verboden:
1° op de palen der luchtinstallatie te stijgen;
2° de installatie- of het exploitatiematerieel der trolleybuslijnen te beschadigen;
3° den dienst van den trolleybus te hinderen of te vertragen;
4° de in beweging zijnde rijtuigen te vergezellen of te volgen, door er zich, op welke wijze ook, aan vast te houden.
TITEL III. - Allerlei bepalingen, overtredingen.
Art.10. De overtredingen van de bepalingen van dit reglement worden vastgesteld hetzij door de daartoe beeedigde ambtenaars en bedienden, hetzij door de plaatselijke politie.
Bedoelde overtredingen worden, voor zoover daarop door de bestaande wetten geen bijzonder bepaalde straffen zijn gesteld, bestraft overeenkomstig het bepaalde bij artikel 1 van de wet van 6 Maart 1818, gewijzigd door artikel 1 van de wet van 5 Juni 1934.
Indiensttreding van het reglement.
Art.11. Het huidig besluit treedt in werking één maand na zijne afkondiging.
Art. 12. Onze Minister van verkeerswezen is belast met de uitvoering van dit besluit.