Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 NOVEMBER 1939. - Koninklijk besluit nr 83 betreffende het opsporen en het ontginnen van bitumineuze gesteenten, van petroleum en van brandbare gassen. (NOTA : binnen de perken van de in artikel 2 van ORD 1992-07-30/34 bepaalde bevoegdheden, is onderhavig besluit niet langer van toepassing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, behalve indien de uitvoering van ORD 1992-07-30/34 die toepassing noodzakelijk maakt; ORD 1992-07-30/34, art. 77, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1993) (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid bij DVR2009-05-08/15, art. 73, 003; Inwerkingtreding : 06-09-2011) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-08-1992 en tekstbijwerking tot 06-07-2009)



Inhoudstafel:

TITEL I. - De bitumineuze gesteenten.
Art. 1
TITEL II. - De uitsluitende vergunningen tot opsporen en ontginning van de petroleum en van de brandbare gassen.
Art. 2-10
TITEL III. - Het bezetten der gronden door de vergunninghouders.
Art. 11-13
TITEL IV. - De verkeerswegen van algemeen nut verklaard.
Art. 14
TITEL V. - De schadevergoeding.
Art. 15-16
TITEL VI. - De werken door den Staat ondernomen.
Art. 17
TITEL VII. - De bizondere gezondheidsmaatregelen ten behoeve van de arbeiders.
Art. 18
TITEL VIII. - Het toezicht van de administratie.
Art. 19-21
TITEL IX. - Het deskundig onderzoek.
Art. 22
TITEL X. - Strafbepalingen.
Art. 23



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

TITEL I. - De bitumineuze gesteenten.
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De bitumineuze gesteenten vatbaar voor industrieele verwerking, met het doel er inzonderheid zekere koolhydraatstoffen uit te trekken, worden als mijnen aangezien.
  De opsporing en de ontginning van deze bitumineuze gesteenten zijn onderworpen aan de beschikkingen van de bij koninklijk besluit van 15 September 1919 samengeordende mijnwetten.
  Daarenboven moet de militaire overheid bij het verleenen van een concessie voorafgaandelijk geraadpleegd worden ter vrijwaring van de belangen der landsverdediging.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest, in artikel 1, tweede lid, worden de woorden "van de bij koninklijk besluit van 15 september 1919 samengeordende mijnwetten" vervangen door de woorden "van het decreet van de Waalse Gewestraad van 7 juli 1988 op de mijnen" <DWG 1998-02-19/35, art. 1; Inwerkingtreding : 17-03-1998>)

TITEL II. - De uitsluitende vergunningen tot opsporen en ontginning van de petroleum en van de brandbare gassen.
Art.2. <Zie nota onder TITEL> Het opsporen en het ontginnen der petroleumbeddingen en der brandbare gassen worden voorbehouden aan den Staat of aan de houders van een uitsluitende vergunning, door den Koning verleend, na raadpleging der militaire overheid, ter vrijwaring van de belangen der landsverdediging, en na (de Raad van State) gehoord te hebben.
  Geen vergunning kan verleend worden in strijd met het advies van (de Raad van State.) <R 23-08-1948, art. 1>
  De vergunning kan tot de opsporing beperkt worden.
  De vergunning tot ontginning behelst het recht tot opsporen.
  De vergunningen zijn altijd uitsluitend, dat wil zeggen dat de rechten die zij toekennen slechts aan een enkelen physischen of rechtspersoon mogen verleend worden.
  De vergunning tot opsporen sluit de opsporing door den Staat uit.
  De vergunning tot ontginning sluit de opsporing en de ontginning door den Staat uit.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest, in artikel 2, eerste lid, worden de woorden "den Koning" vervangen door de woorden "de Waalse Regering" en de woorden "aan den Staat of" geschrapt. Het laatste lid wordt vervangen als volgt : "De vergunningen worden verleend aan natuurlijke of rechtspersonen die kunnen bewijzen dat ze beschikken over de technische en financiële middelen om ze uit te voeren." <DWG 1998-02-19/35, art. 2; Inwerkingtreding : 17-03-1998>)

Art.3. <Zie nota onder TITEL> Wanneer de houder van een ontginningsvergunning de gronden niet bezit die er het voorwerp van uitmaken, moet hij aan de eigenaars een vaste jaarlijksche cijns per hectare betalen.

Art.4. <Zie nota onder TITEL> De rechten door de vergunning tot opsporen of tot ontginnen toegekend, zijn onroerend.
  Zijn eveneens onroerend, de gebouwen, machines, putten en alle andere tot blijvend gebruik ingerichte werken voor het ontginnen, evenals voor het opslaan en het ontruimen der opgedolven producten.
  Zijn insgelijks onroerend door bestemming, het kabelwerk, de arbeidstuigen en gereedschappen allerhande, ter ontginning dienende.

Art.5. <Zie nota onder TITEL> De rechten door de opsporings- en ontginningsvergunning toegekend, mogen op geenerlei wijze, geheel of gedeeltelijk verkocht of overgedragen, verdeeld, verhuurd of verpacht worden tegen vruchtgenot, al was het bij gedeelten, zonder de machtiging daartoe te hebben gevraagd en bekomen, in de voorwaarden gesteld door het koninklijk besluit waarvan artikel 6 spreekt.
  De erfelijke overgang van deze rechten is, op straffe van het intrekken der vergunning, onderworpen aan de goedkeuring van de regeering, aangevraagd en bekomen naar de voorschriften die door hetzelfde koninklijk besluit zullen bepaald worden.
  Het bevel dat aan de beslagneming van onroerend goed voorafgaat moet binnen de acht dagen den Minister onder wiens bevoegdheid de mijnpolitie ressorteert, worden aangezegd.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest, in artikel 5, eerste en tweede lid, worden de woorden "koninklijk besluit" vervangen door de woorden "besluit van de Waalse Regering". <DWG 1998-02-19/35, art. 3; Inwerkingtreding : 17-03-1998>)

Art.6. <Zie nota onder TITEL> Een koninklijk besluit schrijft den vorm voor van de aanvragen tot het bekomen van een uitsluitende vergunning tot opsporen of ontginnen; het duidt de overheden aan tot dewelke deze aanvragen moeten gericht worden en omschrijft de pleegvormen die hij het onderzoek van deze aanvragen moeten worden in acht genomen.
  Dit besluit regelt insgelijks den vorm van de aanvragen tot geheele of gedeeltelijke verkoop en overdracht, tot verdeeling, verhuring en verpachting tegen vruchtgenot van de door de vergunningen toegekende rechten, evenals van de aanvragen tot goedkeuring van den erfelijken overgang van deze rechten.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest, artikel 6 wordt vervangen als volgt :
  "Artikel 6. § 1. De procedure voor de toekenning van vergunningen voor het instellen van een onderzoek m.b.t. de verkenning of de ontginning van olie en brandbare gassen wordt ingeleid :
  a.hetzij op initiatief van de Waalse Regering;
  b.hetzij na het indienen van een aanvraag om een dergelijke vergunning bij de Waalse Regering.
  § 2. De wijze waarop een vergunning voor het instellen van een verkennings- of ontginningsonderzoek moet worden aangevraagd, wordt bij besluit van de Waalse Regering vastgesteld; bij hetzelfde besluit wordt bepaald aan welke overheden de aanvragen te richten zijn en aan welke formaliteiten de behandeling ervan onderworpen is.
  § 3. Bij elke aanvraag wordt een verkennings- of ontginningsprogramma gevoegd.
  § 4. De vorm van de aanvragen om gehele of gedeeltelijke verkoop en overdracht, om verdeling, verhuring, verpachting van de door de vergunningen toegekende rechten en van de aanvragen om goedkeuring van de erfopvolging van deze rechten wordt eveneens bepaald in het in § 2 bedoelde besluit." <DWG 1998-02-19/35, art. 4; Inwerkingtreding : 17-03-1998>)

Art.7. <Zie nota onder TITEL> Het koninklijk besluit van vergunning stelt den duur er van vast en den omtrek binnen denwelke de opsporings- of ontginningswerken mogen verricht worden.
  Bij het koninklijk besluit is een lastenkohier gevoegd waarin onder meer vermeld worden:
  a) de voordeelen aan den vergunninghouder verleend;
  b) het beloop van den cijns verschuldigd aan de eigenaars van den bovengrond;
  c) de prestaties welke de vergunninghouder den Staat moet verstrekken;
  d) de voorwaarden die moeten in acht genomen worden bij het gebruik der vergunning;
  e) de voorwaarden onder dewelke de vergunninghouder zal aangezien worden als vrij en ontlast, hetzij wanneer de vergunning vervalt, hetzij wanneer hij aan het genot der vergunning voor dezen vervaltijd zou verzaken;
  f) de redenen en voorwaarden van het intrekken der vergunning en de vergoeding welke in dit geval aan den titularis gebeurlijk moet worden uitgekeerd;
  g) de grondslagen van de aan den titularis, ingevolge artikel 10, gebeurlijk verschuldigde vergoeding.
  Het lastenkohier kan den vergunninghouder verplichten zich aan te sluiten bij zekere organismen die in het gemeenschappelijk belang der ontginners werden opgericht.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest, artikel 7 wordt vervangen als volgt :
  "Artikel 7. § 1. Wanneer meer aanvragen dezelfde garanties bieden, zowel wat betreft de in artikel 2 bedoelde technische en financiële middelen als het in artikel 6 bedoelde verkennings- en ontginningsprogramma, verlangt de Waalse Regering aanvullende gegevens van de aanvragers om een objectieve keuze te kunnen maken.
  § 2. Krachtens het besluit van de Waalse Regering waarbij de vergunning wordt verleend, mag deze laatste niet langer lopen dan de duur die noodzakelijk is om de activiteiten te verrichten.
  § 3. De duur van de vergunning kan bij besluit van de Waalse Regering verlengd worden op verzoek van de vergunninghouder. De voorwaarden voor de toekenning van een verlenging worden bepaald bij het in artikel 6 bedoelde besluit van de Waalse Regering.
  § 4. Het bereik waarbinnen de verkennings- of ontginningswerken kunnen worden uitgevoerd, wordt zodanig bepaald bij het in § 2 bedoelde besluit dat de activiteiten uit technisch en economisch oogpunt op een optimale wijze kunnen plaatsvinden.
  § 5. Bij het in § 2 bedoelde besluit wordt een bestek gevoegd, met o.a. de volgende gegevens :
  a.de aan de vergunninghouder toegekende voordelen;
  b.het percentage van de aan de grondeigenaars verschuldigde bijdrage;
  c.de bijdragen die de vergunninghouder aan het Waalse Gewest verschuldigd is;
  d.de voorwaarden waaronder de vergunninghouder als vrij en ontlast wordt beschouwd, met name wat het herstel van de plaats betreft, hetzij wanneer de vergunning vervalt, hetzij ingeval hij vóór de vervaldatum zou afzien van het genot van de vergunning;
  e.de oorzaken van en de voorwaarden voor het intrekken van de vergunning en de vergoeding die in zo'n geval eventueel verschuldigd is aan de houder;
  f.de grondslag van de vergoeding die krachtens artikel 10 eventueel verschuldigd is aan de houder;
  g.de voorwaarden betreffende de uitoefening van de activiteiten waarvoor de vergunning wordt verleend, voor zover gerechtvaardigd door de openbare orde, de volksgezondheid, de vervoersveiligheid, de milieubescherming, de bescherming van de biologische hulpbronnen en van gewestelijk bezit met een artistieke, historische of archeologische waarde, de veiligheid van installaties, het beheer van koolwaterstofvoorkomens of de noodzaak om belastinginkomsten veilig te stellen.
  Het bestek kan de vergunninghouder verplichten lid te worden van inrichtingen die in het belang van de exploitanten opgericht zijn.
  De voorschriften voor de toepassing van dit artikel worden bij besluit van de Waalse Regering bepaald." <DWG 1998-02-19/35, art. 5; Inwerkingtreding : 17-03-1998>)

Art.8. <Zie nota onder TITEL> De vergunningen ingevolge het onderhavig besluit verleend zijn beperkt tot de opsporing en de ontginning van de petroleum en van de brandbare gassen.
  Daarbuiten kennen zij den titularis geen enkel recht toe.

Art.9. <Zie nota onder TITEL> De houder van een uitsluitende opsporingsvergunning heeft het recht binnen den door de vergunning bepaalden omtrek, alle noodige opsporingswerken uit te voeren.
  Vanaf den aanvang dezer werken moet hij den mijningenieur verwittigen.
  Behoudens mogelijk voorbehoud in het lastenkohier, heeft ieder houder van een opsporingsvergunning het recht over de producten van de opsporingen te beschikken, doch slechts na vaststelling door den mijningenieur.
  Onder hetzelfde gebeurlijke voorbehoud, beschikt de houder van de ontginningsvergunning over de petroleum en de brandbare gassen die de ingevolge de vergunning uitgevoerde werken hebben opgeleverd.

Art.10. <Zie nota onder TITEL> Wanneer opsporingen tot een uitslag hebben geleid en aan degene die gemachtigd werd deze binnen een bepaalden omtrek te verrichten, een ontginningsvergunning, geldig voor minstens één derde van de door dezen omtrek afgebakende oppervlakte geweigerd wordt, heeft hij recht op een schadeloosstelling ten laste van den Staat, indien een ontginningsvergunning voor het geheel of een deel van de gezegde oppervlakte, aan een ander wordt verleend of indien de ontginning bij een krachtens artikel 17 getroffen koninklijk besluit, aan den Staat wordt voorbehouden.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest worden de woorden "of indien de ontginning bij een krachtens artikel 17 getroffen koninklijk besluit, aan den Staat wordt voorbehouden" geschrapt. <DWG 1998-02-19/35, art. 6; Inwerkingtreding : 17-03-1998>)

TITEL III. - Het bezetten der gronden door de vergunninghouders.
Art.11. <Zie nota onder TITEL> Zonder de uitdrukkelijke toestemming van den eigenaar kan geen enkele vergunning tot opsporen of tot ontginnen van petroleum en brandbare gassen het recht verleenen opzoekingen te doen of welkdanige werken uit te voeren, noch dat om machines of magazijnen aan te brengen in zijn door muren afgesloten erven, in zijn hofplaatsen of tuinen, noch in zijn terreinen palende aan zijn woning of door muren afgesloten erven, binnen een afstand van honderd meter van bedoelde afsluitingen of woningen.
  Onder het in voorgaande alinea gestelde voorbehoud, mag ieder houder van een uitsluitende vergunning binnen den door de vergunning aangegeven omtrek, de grondstrooken bezetten op dewelke de noodige installaties voor het gebruik der vergunning moeten worden aangebracht.
  Hij mag nochtans de gronden niet betreden en er opzoekingen en ander welkdanige werkzaamheden verrichten, tenzij mits voorafgaandelijke vergoeding van den eigenaar van den bovengrond of mits zekerheidstelling voor de te betalen schadevergoeding.
  In geval van oneenigheid wordt de vergoeding of de waarborg voorloopig door den vrederechter bepaald.

Art.12. <Zie nota onder TITEL> Zijn de werken tot ontsporing of ontginning enkel tijdelijk en kan de grond binnen het verloop van één jaar weer voor het vroeger gebruik ter beschikking worden gesteld, zoo wordt de definitieve vergoeding bepaald op het dubbel van de zuivere opbrengst die de grond zou opgeleverd hebben indien hij ononderbroken tot het gebruik bestemd was gebleven.

Art.13. <Zie nota onder TITEL> Wanneer het in gebruik nemen van de gronden den eigenaar van den bovengrond langer dan één jaar van het genot der met dit grondgebruik verbonden inkomst berooft, of wanneer de gronden na uitvoering der werken niet meer geschikt zijn voor het vorig gebruik, mag de grondeigenaar eischen dat die gronden door den houder van de opsporings- of ontginningsvergunning worden verworven.
  Indien de eigenaar van den bovengrond zulks vordert moeten de te zeer beschadigde of over een te groote uitgestrektheid verwoeste grondstrooken geheel worden aangekocht door den vergunninghouder.
  De prijsraming zal, wat de wijze betreft, gedaan worden naar de gewone voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging, doch de te verwerven grond zal immer op het dubbel geschat worden van de waarde die hij had voor het bezetten.

TITEL IV. - De verkeerswegen van algemeen nut verklaard.
Art.14. <Zie nota onder TITEL> Op voorstel van den Mijnraad, kan de regeering verklaren dat er ten algemeenen nutte verkeerswegen dienen te worden aangelegd ten behoeve van de ontginning van petroleum en van brandbare gassen.
  Aan de verklaring van openbaar nut moet een onderzoek voorafgaan. De beschikkingen der wet van 17 April 1835 op de onteigening ten algemeenen nutte, alsmede de overige wetten op dat gebied moeten worden nagekomen en gebeurlijk zal de bij de wet van 10 Mei 1926 ingestelde spoedprocedure worden toegepast. De vergoeding aan den eigenaar verschuldigd, wordt bepaald op het dubbel.
  Wanneer de goederen of hun toebehooren in gebruik zijn bij den eigenaar zelf, kunnen de rechtbanken deze omstandigheid in aanmerking nemen bij de bepaling der schadevergoedingen.
  Alle, zelfs de ondergrondsche installaties buiten de omtrek aangegeven door de ontginningsvergunning aan te brengen voor den afvoer of het vervoer van de voortbrengselen, kunnen eveneens van algemeen nut worden verklaard, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest, in het eerst lid, wordt het woord "Regering" vervangen door de woorden "Waalse Regering". <DWG 1998-02-19/35, art. 7; Inwerkingtreding : 17-03-1998>)

TITEL V. - De schadevergoeding.
Art.15. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd de beschikkingen der artikelen 12 en 13, is de houder van een vergunning tot opsporen of ontginnen van rechtswege verplicht te vergoeden elke schade veroorzaakt door de opsporing of door de ontginning van de bedding.
  Hij kan worden gehouden zekerheid te stellen indien de werken van aard zijn om, binnen een kort tijdverloop, een bepaalde schade te veroorzaken en indien het te vreezen is en zijn middelen niet toereikend mochten zijn om zijn gebeurlijke aansprakelijkheid te dekken. De rechtbanken oordeelen over de noodzakelijkheid van dezen waarborg en bepalen daarvan den aard en het bedrag.
  Bij overdracht of erfelijke overgang van de door een opsporings- of ontginningsvergunning toegekende rechten, zijn de gewezen en de nieuwe vergunninghouder hoofdelijk aansprakelijk voor de schade voortspruitende uit werken reeds uitgevoerd op het ogenblik der overdracht of erfelijken overgang.

Art.16. <Zie nota onder TITEL> De beschikkingen van artikel 59 der bij koninklijk besluit van 15 September 1919 samengeordende mijnwetten, gewijzigd bij de wet van 19 Juli 1935, zijn van toepassing wanneer het de schade betreft door artikel 15 van onderhavig besluit voorzien.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest, artikel 16 wordt vervangen als volgt :
  "Artikel 16. De bepalingen van artikel 44 van het decreet van de Waalse Gewestraad van 7 juli 1988 op de mijnen zijn van toepassing wanneer het gaat om schade bedoeld in artikel 15 van dit besluit." <DWG 1998-02-19/35, art. 8; Inwerkingtreding : 17-03-1998>)

TITEL VI. - De werken door den Staat ondernomen.   (NOTA : Voor het Waalse Gewest, Titel VI wordt vervangen als volgt :   "Titel VI. - Deelneming van het Waalse Gewest in de uitoefening van door de vergunning toegekende rechten." )
Art.17. <Zie nota onder TITEL> Wanneer de Staat, ingevolge artikel 1 van onderhavig besluit, opsporings- en ontginningswerken onderneemt, zal een koninklijk besluit vooraf den omtrek bepalen binnen denwelken deze werken zullen uitgevoerd worden.
  De beschikkingen van de artikelen 3, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 zijn van toepassing op deze werken.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest, artikel 17 wordt vervangen als volgt :
  "Art. 17. § 1. De voorschriften inzake de in artikel 7, § 5, eerste lid, c, bedoelde bijdragen, met inbegrip van eventuele eisen inzake de deelneming van het Waalse Gewest, worden door de Waalse Regering zodanig vastgesteld dat het onafhankelijke beheer van de subjecten gehandhaafd blijft.
  § 2. Indien de verlening van de vergunning echter afhankelijk is van de deelneming van het Waalse Gewest in de betrokken activiteiten en een rechtspersoon is belast met het beheer van deze deelneming of indien het Gewest zelf de deelneming beheert, zal noch de rechtspersoon noch het Waalse Gewest ervan worden weerhouden de rechten en verplichtingen die met een dergelijke deelneming samenhangen op zich te nemen, in overeenstemming met de grootte van de deelneming, mits de rechtspersoon of het Gewest geen informatie bezit over of zijn stem uitbrengt bij besluiten betreffende de aankoopbronnen van de vergunninghouders, dat het Gewest of de rechtspersoon samen met één of meer openbare ondernemingen in de zin van artikel 1, punt 2, van Richtlijn 90/513/EEG geen meerderheidsstem heeft bij andere besluiten en mits de rechtspersoon of het Gewest uitsluitend op grond van transparante, objectieve en niet-discriminerende beginselen zijn stem uitbrengt en niet belet dat de beheersbesluiten van de vergunninghouder gebaseerd worden op normale commerciële overwegingen.
  § 3. Het vorige lid staat er niet aan in de weg dat de rechtspersoon of het Gewest zicht verzet tegen een besluit van de vergunninghouders dat niet voldoet aan de in de vergunning vermelde voorwaarden en eisen in verband met het voorraadverminderingsbeleid en de bescherming van de financiële belangen van het Gewest.
  § 4. Van de mogelijkheid om zich tegen een besluit te verzetten zal, inzonderheid m.b.t. besluiten betreffende de investeringen en de aankoopbronnen van de vergunninghouders, op niet-discriminerende wijze gebruik worden gemaakt. Indien de deelneming van het Gewest in de activiteiten beheerd wordt door een rechtspersoon die tevens de vergunninghouder is, legt de Regering voorschriften in de vergunning vast om ervoor te zorgen dat de rechtspersoon aparte boekhoudingen voert voor zijn commerciële functie enerzijds en voor zijn taak als beheerder van de deelneming van het Gewest anderzijds, en om te garanderen dat er geen informatie van het gedeelte van de rechtspersoon dat verantwoordelijk is voor het beheer van de deelneming van het Gewest, doorstroomt naar het gedeelte van de rechtspersoon dat zelf houder is van vergunningen. Wanneer echter het gedeelte van de rechtspersoon dat verantwoordelijk is voor het beheer van de deelneming van het Gewest het gedeelte van de rechtspersoon dat houder is van een vergunning als consultant in dienst neemt, mag het eerstgenoemde gedeelte alle informatie ter beschikking stellen die voor het werk als consultant nodig is. De vergunninghouders op wie die informatie betrekking heeft, worden van tevoren meegedeeld welke informatie aldus zal worden verstrekt en er wordt hen voldoende tijd gegeven om hun bezwaren kenbaar te maken." <DWG 1998-02-19/35, art. 10; Inwerkingtreding : 17-03-1998>)

TITEL VII. - De bizondere gezondheidsmaatregelen ten behoeve van de arbeiders.
Art.18. <Zie nota onder TITEL> De ontginners moeten stortbaden inrichten die aan de bij koninklijke besluiten gestelde vereischten beantwoorden en deze ter beschikking van hun werklieden stellen binnen de termijnen voor iederen ontginningszetel bij ministerieel besluit bepaald.
  De Minister kan van deze verplichting ontslaan wanneer het ontginningen van korten duur betreft.

TITEL VIII. - Het toezicht van de administratie.
Art.19. <Zie nota onder TITEL> De bevoegdheden door de wetten en besluiten aan de mijningenieurs verleend worden uitgebreid tot de opsporings- en ontginningswerken van petroleum en brandbare gassen.
  De bij artikel 132 van de samengeordende mijnwetten vermelde onvereenigbaarheden gelden wat betreft het ondernemen van de werken in voorgaande alinea bedoeld.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest, in artikel 19, eerste lid, wordt het woord "decreten" ingevoegd tussen het woord "wetten" en de woorden "en besluiten".
  In hetzelfde artikel, tweede lid, worden de woorden "bij artikel 132 van de samengeordende mijnwetten" vervangen door de woorden "bij artikel 59 van het decreet van de Waalse Gewestraad van 7 juli 1988 op de mijnen". <DWG 1998-02-19/35, art. 11; Inwerkingtreding : 17-03-1998>

Art.20. <Zie nota onder TITEL> De bij de wetten of besluiten aan de houders van een mijnconcessie, hun aangestelden en hun werklieden opgelegde verplichtingen jegens de administratie en de mijningenieurs, zijn van toepassing op de houders van een opsporings- of ontginningsvergunning van petroleum en van brandbare gassen, op hun aangestelden en werklieden.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest, wordt het woord "decreten" ingevoegd tussen het woord "wetten" en de woorden "en besluiten" <DWG 1998-02-19/35, art. 12; Inwerkingtreding : 17-03-1998>)

Art.21. <Zie nota onder TITEL> De Koning kan, de voorschriften der besluiten die reeds krachtens artikel 76 der samengeordende mijnwetten werden getroffen, uitbreiden tot de opsporings- of ontginningswerken van petroleum en van brandbare gassen, ofwel voor deze werken door bijzondere besluiten regelen hetgeen in genoemd artikel is aangegeven.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest, wordt het woord "Koning" vervangen door de woorden "Waalse Regering". <DWG 1998-02-19/35, art. 13; Inwerkingtreding : 17-03-1998>)
  Artikel 77 van de samengeordende wetten is toepasselijk op de besluiten die krachtens de beschikkingen van voorgaande alinea worden getroffen.

TITEL IX. - Het deskundig onderzoek.
Art.22. <Zie nota onder TITEL> De beschikkingen van titel XI der samengeordende mijnwetten, betrekkelijk het deskundig onderzoek, zijn van toepassing op het voorwerp van onderhavig besluit.

TITEL X. - Strafbepalingen.
Art. 23. <Zie nota onder TITEL> Iedere inbreuk op de voorschriften van artikel 18 zal gestraft worden met de straffen voorzien bij artikel 128 van de samengeordende mijnwetten.
  Zij die het krachtens de artikelen 19 en 20 van het onderhavig besluit ingestelde toezicht belemmerd hebben, worden gestraft met de straffen voorzien bij artikel 129 (1°) van hoogervermelde wetten.
  Elke andere overtreding van het huidig besluit, alsmede elke overtreding van de verordeningen of van de bedingen en voorwaarden wettelijk opgenomen in de opsporings- of ontginningsvergunning en in de lastkohieren, wordt gestraft zooals aangeduid in artikel 130 der samengeordende mijnwetten.
  Artikel 131 van deze wetten is toepasselijk op al de overtredingen in dit artikel bedoeld.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest, worden wijzigingen aangebracht :
  - eerste lid : worden de woorden "bij artikel 128 van de samengeordende mijnwetten" vervangen door de woorden "bij artikel 61 van het decreet van de Waalse Gewestraad van 7 juli 1988 op de mijnen";.
  - tweede lid, worden de woorden "bij artikel 129 (1°) van hogervermelde wetten" vervangen door de woorden "bij artikel 62 van het decreet van de Waalse Gewestraad van 7 juli 1988 op de mijnen";
  - derde lid, worden de woorden "in artikel 130 der samengeordende wetten" vervangen door de woorden "in artikel 63 van het decreet van de Waalse Gewestraad van 7 juli 1988 op de mijnen";
  - het vierde lid wordt vervangen als volgt :
  "De overtredingen van dit artikel worden vastgesteld bij een proces-verbaal dat bewijskracht heeft, tenzij de vastgestelde feiten weerlegd kunnen worden. Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen achtenveertig uur na de vaststelling van de overtreding aan de overtreder verzonden, op straffe van nietigheid." <DWG 1998-02-19/35, art. 14; Inwerkingtreding : 17-03-1998>)